Parsja Devariem 5775

(DEVARIEM/DEUTERONOMIUM 1:1 – 3:22)
DEVARIEM (Woorden): Mosje geeft standjes over het verleden en memoreert de overwinningen op de Emori en Chesjbon om het volk vertrouwen te geven voor de verovering. Het doel is G’ds wetten nakomen in het land. Vijf weken voor Mosjé’s petira (overlijden) gaf G’d opdracht om het hele volk te verzamelen, alle details van de Tora nogmaals door te nemen en alle twijfelpunten op te lossen. Iets meer dan een maand later zou Mosje overlijden. Mosjé meende dat het juist was om zijn halachische verhandeling vooraf te doen gaan door harde woorden. Zonder Jirat Sjamajiem (G’dsvrees) zullen de geboden niet goed nagekomen worden.
Mosjé vertelt, dat hij niet meer in staat was om het volk alleen te leiden en dat hij de leiders van de stammen als rechters over het volk heeft aangesteld op G’ds bevel. Rechters moeten zich onderscheiden door Torakennis en andere kwaliteiten. Het is verboden om een rechter aan te stellen om de verkeerde redenen (rijkdom, charisma of relaties). Rechters moeten eerlijk en onpartijdig zijn en mogen de partijen niet vrezen. Mosjé bleef de hoogste autoriteit voor moeilijke zaken. Het volk wordt aangespoord niet te vrezen voor de toekomst. Mosjé waarschuwt de blunders van de vorige generatie niet te herhalen. Zij huilden dat hun kinderen wezen zouden worden maar deze kinderen staan nu op het punt het Land binnen te gaan.
Mosjé vertelde ook van de tragische gevolgen van de pogingen om het land tegen G’ds wil binnen te trekken. Het werkt niet zonder G’ds hulp en het kan niet mis gaan met G’ds hulp. Het volk ging naar het noorden en krijgt de opdracht om niet te vechten met het volk van Esau. Ze mochten alleen water en voedsel kopen voor op reis. Ook het land Moaw was een erfdeel voor de afstammelingen van Lot. Verder worden er verschillende volkeren genoemd in verschillende landen in de regio. Achtendertig jaar had men door de woestijn getrokken totdat G’d gebood het land van Ammon en Moaw door te trekken zonder strijd. Maar Edom en Ammon/ Moaw zouden de strijd aanbinden. Sichon werd vrede aangeboden maar hij verwierp het. Zijn land werd veroverd. Og, koning van Basjan, werd ook veroverd. Mosjé gaf deze landen aan Re’oeween, Gad en half Menasje. De overwinningen ten oosten van de Jordaan gaf weer moed. Mosjé herhaalt uiteindelijk instructies voor de twee en een halve stam: pas na verovering van Israël zullen ze terug mogen keren naar hun families en steden. Mosjé gaf opdracht aan Jehosjoe’a om niet bang te zijn aan de westkant van de Jordaan.
Devariem is de 44e parsja, telt 105 pesoekiem, verzen, 1548 woorden, 5972 letters en is hiermee de 32 na langste parsja. Devariem bevat twee verboden.
VERDIEPING I: HOUD IEDEREEN HOOG
Mosje start hier een droosje (speech) van vijf weken. Hij wil het Joodse volk onderhouden over hun fouten en falen gedurende de afgelopen veertig jaar. Mosje Rabbenoe weet, dat ze vlak voor de intocht in Israel staan. Ze zullen in Israel verleid worden tot de afgoderij van de Kena’anieten. Hij wil ze waarschuwen voor toekomstige pitfalls door ze te herinneren aan hun ernstige zonden uit het verleden, zoals het gouden kalf en de episode van de verspieders. Maar hij doet dit in zeer bedekte termen omdat Mosje beseft, dat hij de Joden onder geen beding te schande mag zetten.
Onze Wijzen stellen, dat het beter is om zich zelf in een brandende vuuroven te gooien dan een ander publiekelijk te schande te zetten.
VERDIEPING II: `Ele – Dit zijn de woorden die Mosje sprak tot de Bnee Jisraeel’ (1:1). `Ele’ sluit de vorige onderwerpen af en begint met iets nieuws.
Toen de Bnee Jisraeel in de buurt van Israel kwamen, voelden zij zich gesterkt door de heiligheid van het Heilige Land. Zij konden veel meer Tora-kennis aan. In deze laatste vijf weken van het leven van Mosje konden ze veel meer van de Tora in zich opnemen dan daarvoor.
Er was nog een verschil met eerder. Hiervoor was Mosje voornamelijk de leraar van de voorschriften van de Tora. Niet iedereen kon de intellectuele diepgang van Mosje’s `lernen’ waarderen. Vanaf nu sprak Mosje het hele volk aan op hun verantwoordelijkheid om zich een standvastig Joods karakter aan te meten en flinke portie zelfkritiek op te bouwen. Hierdoor voelde iedereen zich aangesproken want zodra we aangesproken worden op onze identiteit als Joden worden we allemaal wakker.
Mosje sprak alle Joden aan omdat hij besefte, dat eenheid een sine qua non was voor de Jewish survival. Daarzonder zou het Jodendom niet kunnen overleven. Dit was uitermate belangrijk aan de grens van Israel.
VERDIEPING III: Voor het totale Eenheidsbesef is veel voorbereiding nodig
Met Dewariem begint het laatste deel van de Tora. Dit vijfde boek van de Tora wordt ook wel Misjné Tora genoemd: “de dubbele Tora”. Vandaar de naam Deuteronomium, `tweede wet’ in het Latijn.
Volgens Rabbi Elijahoe van Wilna (18e eeuw) kan het begin van het vijfde boek van de Tora in tweeen worden verdeeld.
Vanaf hoofdstuk 1 tot hoofdstuk 5 – tot de Tien geboden (Deut. 5:6-5:19) – deelt Mosjé alleen maar bestraffende woorden, tuchtredenen en standjes uit.
Daarna is er een gedeelte waar de meest verheven, spirituele mitswot (geboden) worden uitgelegd, zoals het Sjema waarin de Eenheid van G’d wordt benadrukt.
Waarom hebben we eerst die strengheid nodig? Tegenwoordig is men sterk geneigd te denken dat men zonder kloppen bij G’d naar binnen kan. Dat is onjuist en hoogmoedig. G’d verdraagt geen hoogmoed en ingebeeldheid. In G’ds buurt past eenvoud, oprechtheid en bescheidenheid.
De Slonimer Rebbe, Rabbi Sjalom Noach Barzowski (20e eeuw) ziet Mosje’s bestraffende woorden aan het begin van het vijfde boek van de Tora als inleiding op die spirituele hoogte van G’ds Eenheid. Die kunnen we pas bereiken als we een stevige opvoeding in de religie hebben gehad.
Eerst moet men het slechte mijden. Pas daarna kan men het goede doen en een geestelijke verheffing doormaken.
De Zohar, het centrale werk van de Kabbala stelt dit onomwonden: “Eerst moet men G’d vrezen, pas daarna kan men G’d liefhebben”.
De mens wordt met veel slechte eigenschappen geboren, jaloezie, lusten, eerzucht, egoisme en egocentrisme en moet veel aardse neigingen te boven komen.
Daarom begon Mosje het vijfde boek Dewariem met vermanende woorden. De Joden werden geconfronteerd met hun afvalligheid en neiging tot afgoderij. Het is shockerend maar leerzaam.
Bij G’d kun je niet zomaar binnen komen. Daar gaat een hele training aan vooraf. In G’ds Aangezicht ontkomt niemand aan zelf-evaluatie. Beschaamd kijkt men in het eigen hart en onderzoekt of men wel voldoet aan G’ds criteria.
Een juiste geesteshouding tot het Opperwezen ontstaat door een gevoel van nederigheid. We gaan beseffen dat we nog maar aan het begin van onze geestelijke ontwikkeling staan.
Pas vanuit een gebroken geest en een nederig gevoel kan men het G’ddelijke benaderen: “G’d versmaadt geen gebroken hart” (Psalm 51). Pas nadat men voelt, dat niet de mens maar G’d centraal staat in de wereld, niet de materiele veelheid het belangrijkste, is maar de geestelijke Eenheid achter die oneindige aardse realiteit, pas dan dringt werkelijk het besef door dat alles vanuit één centraal punt geschapen is: G’d is Een.
En dit is een universele waarheid, voor iedereen. Ons geloof is bedoeld voor de hele wereld. Het vers “Sjema Jisraëel” betekent in feite ‘hoor Israël, G’d die nu nog onze G’d is zal eens Eén zijn voor de hele wereld’.
Ons geloof is voor iedereen bedoeld omdat de totale Eenheid zo abstract is, dat het de materie en alle intermenselijke verschillen volledig ontstijgt. Om te beseffen, dat G’d de alles verbindende Kracht van het heelal vormt, is veel religieuze voorbereiding nodig. Men moet hier lang over nadenken en de samenhang in de natuur en het menselijk lichaam observeren en analyseren. Maar het mag niet alleen een intellectuele oefening blijven. Het moet ook gevoeld, opgenomen en geinternaliseerd worden. Zo wordt de alles bindende G’ddelijke kracht achter de natuur zichtbaar.
Zonder die G’ddelijke Eenheid achter de aardse realiteit is er geen samenhang mogelijk. De basis van alle verbanden is de fundamentele Eenheid achter onze materiele wereld. Dat betekent Sjema Jisraeel: er is Een totale Eenheid, overal en voor iedereen.
 
 

 

Reacties zijn gesloten.