(Dewariem/Deuteronomium 3:23 – 7:11)
WA’ETCHANAN (en ik smeekte): Mosjé smeekt toch het Land te mogen binnentrekken maar G’d weigert dat. Hij kan op de top van de berg Pisga het Land aanschouwen en hij zal Jehosjoe’a aanmoedigen. Mosjé herinnert het volk aan de Openbaring op de berg Sinaï: er mag aan de Wet niets toegevoegd of afgenomen worden. Mosjé geeft een overzicht van de Tien Geboden en draagt op de Wet strikt na te leven: hebt ontzag voor G’d. Mosjé onderwijst Sjema, de centrale gedachte dat er slecht één G’d is. Bezondig je niet aan G’ds verboden, ga geen huwelijken aan met de inwoners van het Land en vernietig hun afgodische hoogten. Want de Bné Jisraëel zijn aan Hasjeem gewijd en mogen niet spiritueel afzakken. Mosjé voorspelt dat de Bné Jisraëel tot zonden zullen vervallen en verstrooid zullen worden onder de volkeren, maar uiteindelijk zullen terugkeren.
We’etchanan is de 45e parsja, telt 122 pesoekiem, verzen, 1878 woorden, 7343 letters en is hiermee de 17 na langste parsja. We’etchanan bevat 12 mitsvot, waarvan 8 ge- en 4 verboden. Deze Sjabbat heet Nachamoe naar de haftara.
VERDIEPING I: “U bent begonnen uw dienaar Uw grootheid te tonen” (3:24).
Mosje davvent (bidt) om toegelaten te worden tot Israël. Rasji legt hier uit, dat G’ds grootheid G’ds goedheid betekent. Avraham had twee eigenschappen waarmee hij bekend is geworden: chessed (goedheid) en emoena (geloof). Zijn belangrijkste eigenschap was echter chessed. Zijn emoena zette hem aan tot chessed. Hierin deed hij a.h.w. Hasjeem (G’d) na (wehalachta biderachav; imitatio Dei). Hasjeems grootheid wordt ons manifest in het feit, dat Hij alle werelden ondersteunt, inclusief onze aardse realiteit. Hasjeem zorgt voor onze behoeften. Awraham zorgde voor iedereen in zijn omgeving. Alleen op deze wijze kon hij met iedereen in contact komen. Alleen zo kon hij de religie verspreiden en anderen positief beïnvloeden. Alleen door goed te doen kon hij de religie aan de man brengen.
Rav Wolbe moest eens kiezen voor een strategie om het bezoek aan het mikve (rituele bad) te promoten. Zijn bestuur wilde een geweldige spreker laten komen om het publiek voor het mikve-bezoek te enthousiasmeren. Maar Rav Wolbe overlegde met de Chazon Iesj: beide Tora-geleerden vonden het beter om donaties te geven aan jonge bruiden en hen op die manier op het mikve te attenderen. Door een persoonlijke band bereikt men veel meer!
VERDIEPING II: “Wie is een groot volk, wiens G’d nabij (`keroviem’) is als Hasjeem Elokenoe, wanneer we hem aanroepen”? (4:7).
Hasjeem is enkelvoud. Keroviem (nabij) is meervoud. Waarom? Omdat Hasjeem op zeer veel verschillende manieren nabij is. Een afgodsbeeld lijkt nabij maar staat feitelijk oneindig ver af. Hasjeem lijkt veraf maar is in feite het meest de mens nabij. In het heelal kunnen we vele lichtjaren reizen, naar Pluto kunnen we meer dan vijf miljard kilometer afleggen voordat we er zijn. Maar wanneer we Hasjeem aanroepen, staat Hij a.h.w. voor ons. We fluisteren onze gebeden in Hasjeems oor, om het zo te zeggen.
Onze huidige afgod is onze drive voor materie, meer en steeds meer. Hierdoor vergeten we de spirituele realiteit maar al te makkelijk. Onze religie moet gericht zijn op het besef, dat hoe dicht onze materiele verlangens ook bij ons lijken te staan, zij uiteindelijk lichtjaren verwijderd zijn van ons ware ego.
VERDIEPING III: Tefillien (gebedsriemen)
“Je moet ze als een teken op je hand binden en als een herinneringsband tussen je ogen” (6:8). Tefillien zijn een `black box’, de zwarte huisjes op het voorhoofd en de linkerarm waarin verschillende stukjes perkament met tekst uit de Tora liggen. Deze vier teksten spreken allemaal over de mitsva (gebod) van tefillien.
Het getal vier
Ook hier speelt het getal vier als symbool van de vier zintuigen in het hoofd (horen, zien, ruiken en proeven) en van de vier werelden tussen Hasjeem (G’d) en de mens, vier werelden waarin G’d afdaalde om contact te maken met de mens.
Er zijn vier perkamenten Tora-afdelingen in vier huisjes. Het huisje van de tefillien moet volledig vierkant zijn. De knoop in de tefillien van het hoofd heeft de vorm van een ‘dalet’, de vierde letter van het alfabet. De ‘sjien’op de tefillien van het hoofd heeft vier poten. Het getal vier weerspiegelt de vier scheppingsstadia, die weer overeenkomen met de vier letters van het Tetragrammaton, de vierletterige naam van G’d. Vier duidt op hoop, liefde en bevrijding. We leggen de tefillien als herinnering aan de Uittocht uit Egypte.
Het mag ons niet verwonderen, dat ook op Seideravond, wanneer wij de Uittocht vieren, het getal vier centraal staat. Er zijn vier vragen, vier zonen en vier bekers. Verschillende verklaarders zien in het getal vier een verwijzing naar de vier Aartsmoeders Sara, Riwka, Racheel en Lea, die een voorbeeld vormden voor de ‘nasjiem tsidkaniot’ ‑ de vrome vrouwen uit Egypte. De Joodse vrouwen uit Egypte gaven de moed niet op en stelden alles in het werk om de “gezera” ‑ het besluit van Farao om het voortbestaan van het Joodse volk te frustreren ‑ teniet te doen. De mannen, zelfs de gedol hador ‑ de grootste leider uit die generatie ‑ Amram, de vader van Mosjé, zagen na het wrede besluit om alle Joodse jongetjes in de Nijl te werpen, geen toekomst meer voor het Joodse volk. Daarom staan veel aspecten van de Seider in het teken van het getal vier. De vier Aartsmoeders symboliseren de eeuwige Joodse hoop, ons onblusbaar enthousiasme, ons geloof in een betere toekomst en onze overleveningsdrang.
Ook herinnert het getal vier aan de vier eigenschappen, waarin de Joden zich onderscheidden in Egypte. Ze veranderden hun kleding, taal en namen niet en gaven elkaar niet aan bij de Egyptische overheid. Vier geeft de kracht van onze identiteit aan. Wij blijven Joods, ondanks alles.
Op een dieper niveau geschouwd staat het getal vier in de Kabbalistische leer van de ‘sefierot’ voor het begrip chessed ‑ liefde, de vierde sefiera (sfeer). Op Seideravond benadrukken wij de enorme chessed van Hasjeem (G’d). Toen de Joden bij de Schelfzee stonden, zeiden de Engelen tegen Hasjeem: “wat zijn de Joden beter dan de Egyptenaren? Beiden hebben afgoden gediend?”
Toch redde Hasjeem de Joden uit liefde voor Awraham, Jitschak en Ja’akov, de Aartsvaderen. Als wij iedere dag tefillien leggen, denken wij aan onze Exodus, aan onze hoop, onze continuïteit, liefde en bevrijding.
Sublimatie
De tefillien worden gemaakt van dierlijke producten. De mens wordt alleen maar door sublimatie van zijn dierlijke natuur verheven. De belangrijkste band met G’d loopt via de aardse navolging van de ge- en verboden. Alles uit de tefillien moet van kosjere dieren gemaakt zijn, omdat een teveel aan niet transparante, treife materie de band met G’d verbreekt.
Oneindige Licht temperen
De vier perkamenten Tora-afdelingen moeten helemaal wit zijn, wat duidt op het Oneindige Licht, dat de wereld aanzijn gaf. Maar voordat de wereld geschapen kon worden, moest dit G’ddelijke licht afgeschermd en beperkt worden. Daarom heten de Tora-afdelingen zwarte letters op wit vuur. Het witte oneindige vuur moest getemperd en gematigd worden om te resulteren in deze eindige wereld. Het witte perkament is verborgen in een ‘black box’ omdat G’ds scheppingsdoel verborgen blijft. Tefillien zijn zo’n ‘black box’ omdat we niet weten wat er binnenin gebeurt. Tefillien moeten vierkant zijn. Het vierkant symboliseert het menselijke product. De natuur is nooit zo precies. Het uiteindelijke scheppingsdoel is afhankelijk van de mens.
Ook het getal zeven speelt een belangrijke rol. De zeven windingen om de arm corresponderen met de zeven Midot, de uitstralingen waarmee G’d de wereld leidt. Dit zijn de zeven stadia die G’d met Zijn schepping verbinden, die gerealiseerd werden in de zeven scheppingsdagen, een andere wijze van binding aan Hasjeem. Deze zeven G’ddelijke uitstralingen worden ook in de zeven armen van de Menora weerspiegeld. Het woord Tefillien betekent ook binding. Het belangrijkste in ons leven is onze binding met Hasjeem en alles wat Hasjeem geschapen heeft.
De tefillien worden gemaakt van dierlijke producten. De mens wordt alleen maar verheven door sublimatie van zijn dierlijke natuur. De belangrijkste band met G’d loopt via de aardse navolging van de ge- en verboden.
Tefillien worden samengebonden met de pezen van een kosjer dier. De 365 pezen in het lichaam komen overeen met de 365 dagen van het jaar. De huisjes van de tefillien worden met twaalf steken bij elkaar gehouden, wat overeenkomt met de twaalf maanden van het jaar.
Tijd is een belangrijk scheppingsingrediënt. Daardoor wordt onze wereld een arena van activiteit. Alleen in een dergelijke wereld kan het G’ddelijke doel worden gerealiseerd. De twee letters sjien op de hoofdtefillien – aan de rechterkant een met drie poten, links een met vier pootjes – staan voor de eerste letter van de G’ddelijke beschermnaam Sja-dai. De twee letters sjien hebben samen zeven pootjes, wat wederom duidt op de zeven Midot, G’ddelijke eigenschappen waarmee dit universum geschapen werd. In de letter sjien zijn alle pootjes verbonden met één enkele basis. Alle krachten richten zich uiteindelijk op één doel.
Eenwording met de mens
Waarom zijn de huisjes niet van metaal, plastic of steen? Tefillien zijn van (koeien-) huid gemaakt, van dezelfde materie als waarvan het mensenlichaam gemaakt is om te benadrukken, dat de boodschap van de Tefillien – als in een huidtransplantatie – een moet worden met de mens. De Tefillien moeten zwart zijn. Zwart verandert niet zo gauw van kleur; zo ook moet de Joodse mens zijn/haar identiteit niet opgeven.
613 ge- en verboden van de Tora
Op de hoofdtefillien staan twee letters ‘sjien’, de ene met drie pootjes en de ander met vier. De letter sjien is in getallenwaarde 300. Twee sjiens zijn totaal 2 x 300 = 600. Sj-sj vormt het Hebreeuwse ‘sjeesj’ of zes (6); samen met de zeven (4+3) pootjes komen we uit op 613, het aantal ge- en verboden. Tefillien wegen op tegen de 613 Tora-geboden (gebaseerd op Rav Wolbe on Chumash van Rabbi Yitzchok Caplan).