Parsja  Re’ee 5775

 (Dewariem/Deuteronomium 11:26 – 16:17)      

Re’ee (Zie): Als HaSjeem de Bné Jisraëel het Land binnenbrengt moet de zegen worden uitgesproken bij de berg Geriziem en de vloek bij de berg Ebal. Alle afgoden in het Land moeten vernietigd worden. HaSjeem zal een plaats bestemmen voor alle rituele handelingen, die nergens anders mogen plaatsvinden. Er mag binnen de poorten vlees gegeten worden, maar het bloed niet, want dat is de zetel van het leven. De Tora is volmaakt; er mag niets van weggelaten worden en niets aan worden toegevoegd.

Voorts een waarschuwing tegen valse profeten; ook tegen hen die vreemde goden achterna willen gaan. Het is absoluut verboden kinderen te offeren. Aan de Levieten en armen worden op vastgestelde tijden tienden verstrekt. De dieren, die wel en die niet gegeten mogen worden, worden genoemd. Sommige gaven die men wil brengen naar het Heiligdom kunnen, als vervoer te moeilijk is, tegen geld gelost worden, zodat men in Jeroesjalajiem daarmee kan kopen wat men wil.

Na afloop van een zeven-jaren-cyclus worden schulden kwijtgescholden, een vreemde mag je aanmanen. Slaven moet je in het zevende jaar vrijlaten en overladen met geschenken laten gaan, want je bent zelf slaaf geweest. Wil hij niet gaan, dan wordt zijn oor doorpriemd. De eersteling van het vee moet aan G’d gewijd worden als het dier gaaf is. Bepalingen van Pesach, Sjawoeot en Soekot wordt herhaald.

Re’ee is de 47e parsja, telt 126 pesoekiem, verzen, 1932 woorden, 7442 letters, is de 7 na langste parsja en bevat 55 mitsvot, waarvan 17 ge- en 38 verboden.

VERDIEPING I: ANGST, OVERMACHT, EENHEID EN KRACHT

Jullie zijn kinderen van Hasjeem’ (14:1).

We leven in een crisistijd, zowel in fysieke als psychische zin. Veel mensen voelen zich angstig en niet onterecht. Joden vormen buiten Israel altijd een minderheid. Zelfs in Israel zijn we een klein volk temidden van een zee andersdenkenden. Is dit ons lot? Zijn we werkelijk zo zwak?

In de Tora staat, dat G’d ons niet heeft uitgekozen omdat we zo groot in aantal zijn. De Tora belooft ons dat wij altijd een zeer klein volk zullen blijven: “want jullie zijn het kleinste onder de volkeren” (Deut. 7:7). Maar dit betekent niet dat we zwak zijn of angstig moeten zijn.

Atoom en eenheid

Kijk eens naar het atoom, het kleinste deeltje in deze materiele wereld. Atoom betekent ondeelbaar maar dat is inmiddels onjuist gebleken. Het atoom kan weer in veel onderdelen gesplitst worden. De kracht van een atoom is enorm. Een atoombom ontleent zijn vernietigende kracht juist aan het splijten van dit kleinste deeltje. Kracht en energie zit vaak in kleine, bijna onzichtbare dingen.

Onze kracht is niet zozeer ons aantal, maar ligt juist in onze kwaliteit. Daar moeten we aan werken om ons geringe aantal te compenseren.

Onze eenheid is essentieel. Als we bedreigd worden is de eenheid groot. Als we ons minder bedreigd voelen is er minder eenheid merkbaar. ‘Jullie zijn kinderen van Hasjeem’ uit het openingsvers gaat in op dit thema.

‘Kinderen van Hasjeem’ betekent, dat wij altijd kinderen van G’d blijven, wat we ook doen of gedaan hebben. Dat heeft een voordeel en een nadeel: ook slechte mensen zijn deel van ons volk. Maar voor iedereen is er een weg terug.

‘Jullie zijn kinderen van Hasjeem’ betekent, dat iedereen een G’ddelijke vonk herbergt en altijd met het Opperwezen verbonden is. Zelfs wanneer wij ons in de diepste dalen bevinden, is er altijd hoop. Dat betekent niet, dat wij het persoonlijk altijd zullen overleven, maar voor het Joodse volk als geheel is er altijd een toekomst. En die toekomst is het beste als wij ons niet richten op krachten van buiten en daar onze hulp, hoop en troost vandaan proberen te halen, maar wanneer wij ons op onszelf richten en onze eigen essentie centraal stellen. Die essentie is: verbonden zijn met het Hoogste wat er is in deze wereld.

VERDIEPING II: “Kinderen zijn jullie voor Hasjeem. Maakt geen onderscheid”.

Deze prachtige, kernachtige zin uit mijn barmitswa-sidra is mijn levensleidraad geworden. Helaas is er nog veel te doen aan de onderlinge verdraagzaamheid. Onze Wijzen wisten het al 2000 jaar geleden. De eerste Tempel werd vernietigd vanwege de drie hoofdzonden afgoderij, moord en incest. Na 70 jaar stond de tweede Tempel er al weer.

Maar de tweede Tempel werd verwoest door de onberedeneerde haat tussen de Joden. Er werd veel Tora gelernd. Liefdadigheid was vanzelfsprekend. Toch bestond er veel ongefundeerde jaloezie. Gewoon haat om niks! Ongelooflijk maar waar. We maken het zelf nog steeds dagelijks mee. Waar een groot volk kleinzielig in kan zijn. Hoe het allemaal zo ver heeft kunnen komen? Arrogantie en onbescheidenheid. Een gebrek aan het gevoel, dat we allemaal kinderen zijn van de Oneindige G’d, die alles overziet.

Pas als we bereid zijn naar elkaar te luisteren en invoelend met de ander kunnen meegaan, is er hoop op verbetering. Maar daar is meer dan alleen geloof in G’d voor nodig. We moeten ook begrijpen, dat ieder mens aan ons gelijk is, dat ieder ander ook een stukje G’ddelijkheid is en heeft.  Intermenselijke verschillen benadrukken alleen maar de grootheid van Hasjeem.

VERDIEPING III: “Opdat je niet hun goden nazoekt als volgt: `Hoe dienen deze volkeren hun goden, dan zal ik hetzelfde doen…” (12:30).

Rav Wolbe wijt deze nieuwgierige neiging om andere goden en culturen te imiteren aan verschillende psychische zwakten. Men wil meedoen met de `Jones’, andermans gras is immers altijd groener…`Iedereen doet het’ of `iedereen gelooft er nu eenmaal in’, is een enorm krachtige sociale trekker. Maar soms willen we ook meedoen met de rest van de maatschappij omdat we ons niet durven te onderscheiden daar wij bang zijn de sympathie van onze buren te verliezen. Als we een beetje meebuigen met hun opvattingen en meegaan met hun gewoonten, voelen we ons niet meer zo vreemd en onaangepast en hopen we gunst te vinden in de ogen van onze omgeving. Het is moeilijk altijd een sociale afstand te bewaren.

We willen bij iedereen in een goed daglicht staan. We kunnen slapeloze nachten hebben als we realiseren, dat er ook maar een iemand is aan de andere kant van de oceaan, die ons niet zo ziet zitten. De sociale druk is hoog. Hoe kunnen we een betere indruk maken op onze omgeving dan mee te doen aan hun religieuze cultus en hun goden ook te aanbidden?

Iedereen gaat mee met de mode. Niemand wil als een zonderling, oubollig, ouderwets of `niet van deze tijd’ worden versleten. Wij willen gunst vinden in de ogen van onze buren.

Jodendom is vaak niet meedoen met wat de meeste mensen goed of mooi vinden. We worden nogal eens uitgelachen of uitgescholden om onze gewoonten en kleding. Dat is vaak een test of we karakter hebben om onszelf te durven zijn. Om onszelf te zijn, hoeven we niet altijd mee te doen met alle nationale afgoden.

Als iemand Joods wil worden, vertelt men hem/haar of hij/zij beseft, dat er nogal eens wordt neergekeken op het Joodse volk. Als hij/zij antwoordt hiervan doordrongen te zijn maar niettemin persisteert om Joods te worden, laat hij/zij duidelijk zien begrepen te hebben hoe het Joodse leven in elkaar zit (gebaseerd op Rav Wolbe on Chumash van Rabbi Yitzchok Caplan).

 

 

Reacties zijn gesloten.