Hoe en waarom doen wij drie stapjes achteruit aan het einde van de sjemoné-esré (het achttiengebed of amida) of na kaddisj?

Het voorschrift om – in gebogen houding – drie stappen achterwaarts te doen bij het einde van de Amieda (Osè sjalom bimromav ….) stamt uit de Talmoed waar Rabbi Jehosjoe’a ben Levie zegt, dat men eerst drie stappen achter­waarts doet alvorens afscheid te nemen van de Sjechiena. Zou men dit niet doen dan ware het beter dat men in het geheel niet gedawwend (gebeden) had!

 

Rabbijn mr. drs. R. Evers, rabbijn van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap

De precieze combinatie van achterwaartse passen, buigingen en het uitspreken van de zin Osè sjalom bimromav … is:

  1. Doe drie stappen (terwijl men nog in gebogen houding staat) naar achteren, beginnend met de linker voet
  2. Draai het gezicht naar links; zeg de woorden ‘osè sjalom bimromav’
  3. Wend het gezicht naar rechts wendt en zeg de woorden ‘hoe ja’asè sjalom’.
  4. Hierna maakt men een iets diepere buiging als een dienaar, die afscheid neemt van zijn Meester en spreekt de laatste woorden van de zin uit: ‘alenoe ve’al kol jisraeel we’imroe amen’.

 

Waarom bij Osè sjalom bimromav eerst de linker voet verplaatsen bij de drie stappen achterwaarts en daarna de rechtervoet?

Hoewel in het Jodendom in het algemeen ‘voorrang’ wordt verleend aan de rechterkant en men zich dus na de drie stappen achterwaarts eerst naar rechts had moeten wenden, buigt men toch eerst naar links, omdat men zich gedurende de sjemoné-esré en kaddiesj in G’ds on­middellijke nabijheid bevindt. Je wendt je zich dus eerst naar de rechterkant van de Sjechiena hetgeen vanuit de mens bezien links is. Hetzelfde geldt voor de buiging naar rechts.

Mosje Rabbenoe moest drie stadia passeren (chosjech, anan en arafel) alvorens hij met de Sjechiena, de G’ddelijke Aanwezigheid kon spreken. Na afloop van zijn gesprek met G’d moest hij van deze drie stadia ‘afdalen’ om de gewone wereld weer te betreden. Ook onze gebeden dienen van zo’n kwaliteit te zijn dat wij werkelijk vanuit een hogere wereld van G’ds ontzag terugkeren naar de dagelijkse realiteit.

De gebeden zijn ingesteld tegenover de dagelijkse Tempeloffers. Rabbenoe Hai Ĝaon (10e eeuw) wijst er op dat wanneer de koheen het altaar betrad met de offerdelen hij zich naar rechts wendde en hij daalde, na het offeren, af aan de linkerkant. Tussen het altaar en de altaartrap bevonden zich drie rijen stenen, die de koheen (priester) achterwaarts afliep. In onze drie treden na het gebed volgen wij de gebruiken van de kohaniem om ons te herinneren aan de oorsprong en het gewicht van onze tefillot. Onze gebeden nemen de plaats in van de Tempeloffers van weleer.

In het licht van voorstaande wordt duidelijk waarom ver­schillende Poskiem (Geleerden) menen dat meer stappen achterwaarts dan de drie verplichte als een vorm van hoogmoed moet worden gezien. Tevens is nu duidelijk waarom de drie stappen achteruit minimaal een voetlengte per stap moeten bedragen. Dit was de wijze van lopen van de kohaniem in de Tempel.

Reacties zijn gesloten.