(Devariem/Deuteronomium 16:18-21:9)
SJOFTIEM (rechters):
- Rechtvaardigheid moet steeds betracht worden.
- AfG’dendienaren moeten worden onderworpen aan een grondig onderzoek met twee of drie getuigen.
- G’d kiest een koning voor je uit; hij moet bescheiden zijn in materiele zaken en hij moet een Tora-rol schrijven die hij altijd bij zich draagt.
- De priesters krijgen geen erfelijk bezit. Maar zij hebben recht op landbouwproducten.
- Luister niet naar waarzeggers van welke aard dan ook. G’d zal ware profeten zenden om het volk te leiden en geeft aan hoe valse profeten herkend kunnen worden.
- Er worden vluchtsteden ingesteld voor degenen, die per ongeluk een medemens gedood hebben. Dit om aan de bloedwreker te ontkomen. Een moordenaar moet bestraft worden.
- Als twee mensen een valse getuigenis afleggen, dan ondergaan zij het lot dat zij in petto hadden voor hun slachtoffer.
- Als er een oorlog ophanden is, dan moet een priester het volk moed inspreken: G’d is met jullie. Wie niet aan de strijd zullen deelnemen zijn zij die pas een huis gebouwd hebben, een wijngaard geplant, een huwelijksbelofte hebben gedaan, en zij die bang zijn. Als men de vijand nadert moet men eerst vrede aanbieden.
- Vruchtbomen mogen niet geveld worden in een oorlog.
- Als er dode wordt gevonden in het open veld, dan moeten de oudsten van de dichtstbijzijnde stad een kalf een dodelijke nekslag toedienen, hun handen erboven in onschuld wassen en verklaren dat zij niet schuldig waren aan de dood van deze mens.
Sjoftiem is de 48e parsja, bestaat uit 18 afdelingen waarvan 3 open en 15 gesloten zijn, telt 97 pesoekiem, verzen, 1523 woorden, 5590 letters en is de 36 na langste parsja, bevat 14 ge- en 27 verboden.
VERDIEPING: Mogen we eigen rechter spelen?
Eigenrichting is verboden. In de Tora wordt hier veel aandacht aan besteed: “Rechters en politie moeten jullie aanstellen in al uw poorten…dat zij het volk richten door rechtvaardig recht te spreken” (Deut. 16:18). Het strafrecht in de moderne rechtsstaten probeert zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen voor eigen rechter spelen. Als men een dief wil aanhouden om hem over te geven aan de politie mag dat maar men mag hem geen trappen geven. Dat laatste is verboden eigenrichting. Elkaar pesten is zeker ook eigenrichting maar valt (grotendeels nog) niet onder de Nederlandse strafwet. In een rechtsstaat wil de overheid, dat de samenleving veilig is en ordelijk verloopt. Eigenrichting is vaak te subjectief en emotioneel, dat er sprake zou zijn eerlijke berechting.
In het Joodse denken (3327 jaar geleden opgeschreven) is iedereen, zelfs de koning onderworpen aan de wet. Dit is een duidelijk signaal: neem het recht niet in eigen hand. Ga niet zelf voor rechter spelen. Het recht van de sterkste is bij ons taboe. De Tora benadrukt het belang van het leven, het recht en het goede, ondanks alle omstandigheden. De continuïteit van de wereld is gebaseerd op rechtvaardigheid. De Joodse Wijzen zeiden eens: “Hij, die rechtvaardig rechtspreekt, heet G’ds partner in de Schepping”. De Tora werd aan een geheel volk gegeven en niet aan individuen. Het hoofddoel van de Bijbel is in eerste instantie niet het individuele zieleheil maar is veeleer gericht op het inrichten van een rechtvaardige samenleving. Alle aspecten en instanties van een Tora samenleving moeten doordrongen zijn van een geest van liefdevolle rechtvaardigheid.
Eigenrichting leidt tot wrede, onverdedigbare willekeur en ontwrichting van de maatschappij. Als het recht van de sterkste overheerst is het einde zoek, dan dooft het licht…
Iedere rechtstaat raakt ontregeld wanneer burgers op eigen houtje wraak nemen of menen het recht in eigen hand te mogen nemen.
Terrorisme is een andere vorm van eigenrichting met vergaande gevolgen.
Afgelopen maand werd de Israëlische samenleving opgeschrikt door vele en zeer verschillende soorten aanslagen. In sommige gevallen werden daders op heterdaad betrapt, in andere gevallen is nog steeds niet duidelijk waar de agressie vandaan kwam.
Uiteraard waren ook de Israëli’s geschokt. Ieder slachtoffer is ons te veel. Wij treuren om allen, die in de geweldsspiraal omkomen. Iedereen in Israël reageerde verslagen. Het geweld werd krachtig veroordeeld. Het recht in eigen hand nemen veroorzaakte veel morele verontwaardiging. De Israëlische Opperrabbijnen gingen bij de slachtoffers op bezoek. De opdracht om geen eigen rechter te spelen is alleen maar sterker geworden nu we een eigen staat hebben. Wij mogen ons niet verlagen tot het niveau van onze (terroristische) vijanden.
Eigengereid geweld heeft meer gevolgen dan wij denken. Het tast onze geloofwaardigheid aan. En dat op veel niveau’s: juridisch, sociaal en Joods.
Zelf voor rechter spelen tast andermans integriteit aan. Erkenning van en respect voor andermans rechten en vrijheden moet iedereen, die rechten voor zichzelf opeist, altijd voor ogen staan.
Dit leidende beginsel werd reeds in de Talmoed verwoord door Hilleel toen door een heiden gevraagd werd de hele Tora (Bijbel) te onderwijzen, staande op één voet. Hilleel zei toen: “Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet; dit is de essentie van de wet – de rest is toelichting” (B.T. Sjabbat 31a). Wetgeving is gericht op zelfbeperking. Zelfbeperking betekent vaak gevoel voor het recht van anderen maar is uiteindelijk ook erkenning en respect voor de eigen rechten.
Essentieel is hierbij geen eigen rechter te spelen omdat jij, door het onrecht wat jou is aangedaan, de situatie niet meer in zuiver perspectief ziet, veel te emotioneel (over)reageert en hiermee onrecht op onrecht stapelt. Eigenrichting heeft meestal alleen maar averechtse effecten. De schade wordt vaak alleen maar groter. En hierbij gaat het ook over imagoschade als Joodse rechtsstaat, zoals de Tora die voorschrijft.
Voor ons, Joden, speelt er nog een ander probleem. We lopen het risico naast imagoschade ook nog eens onze opdracht ontrouw te worden. In sommige kringen heet dit `een chiloel Hasjeem maken’ (G’ds Naam ontwijden).
Nu klinkt dit heel heilig – en daar zeggen sommige mensen helemaal niks mee te hebben – maar het is belangrijk hier eens over na te denken.
Premier Benjamin Netanyahoe zei het kernachtig: wij veroordelen terroristen maar onze buren vernoemen hun straten naar hen.
Ik verwoord hier een paradox, zoals die door Rabbi Shraga Simmons uit de Israëlische plaats Modi’in van AISH aangegeven werd om de unieke positie van Israël in het Midden-Oosten uit te leggen:
Terwijl de IS hun tegenstanders verdrinken, verkrachten, als slaaf behandelen en onthoofden, behandelen Israëlische artsen gewonden uit Syrië.
Terwijl een Ayatollah de wereld bedreigt en zijn weg naar de wereldmacht bekend maakt, waarschuwen de Israëli’s de wereld voor het atoomgevaar.
Wij zijn het volk van het Boek. G’ds Naam wordt met ons verbonden, hoe we dit ook vinden.
Terrorisme verheerlijken is ons vreemd. Dit verzwakt ons, het ondergraaft onze opdracht. Wij zijn er om het goede in de mensheid naar boven te halen.
Ieder mens draagt dat G’ddelijk beeld in zich. Niet voor niets verlangen wij naar Messiaanse tijden en spreken deze vurige wens bij iedere speech en iedere bijeenkomst uit: alle volkeren zullen langzamerhand de waanzin van oorlog inzien. Zwaarden zullen worden omgesmeed in ploegscharen, de wolf zal naast het geitje liggen, de gebrokenen van hart zullen genezen worden, vrijheid zal worden uitgeroepen voor allen, die gevangen zijn en zij, die gebonden zijn, zullen worden losgemaakt (Jesjaja 61:1).