Parsja Bereesjiet 5776

 (Genesis 1:1 – 6:8)            
De Tora begint met de creatie van alles wat bestaat, o.a. duisternis en licht, de hemellichamen, water en land, alle planten en dieren en tenslotte mensen. G’d schiep dit alles uit het niet. Adam en Eva woonden in het Paradijs, de Tuin van Eden. Deze sidra draagt de naam ‘In een begin’ = B’reesjiet. Dit geschiedde in zes dagen; op de zevende dag heeft G’d gerust. G’d vaardigde één verbod uit: het eerste mensenpaar mocht niet eten van de Boom van Kennis van Goed en Kwaad. De slang brengt Eva ertoe toch een hap te nemen van een vrucht van deze boom en geeft ook Adam ervan. Zij worden verbannen uit de Tuin opdat zij niet ook van de Boom van het Eeuwige Leven nemen. Vanaf dat moment moeten zij hard werken om in hun onderhoud te voorzien en de vrouw(en) zullen met pijn kinderen krijgen. De twee eerste kinderen van Adam en Eva heten Kaïn en Abel. Op een dag brengen beiden een offer voor G’d; dat van Kaïn wordt niet aanvaard, dat van Abel wel. Kaïn doodt zijn broeder; hij wordt veroordeeld om over de wereld te zwerven. Er volgt een geslachtsregister tot en met Noach. Sjet is het derde kind van Adam en Eva. Het morele niveau van de mensen is inmiddels zo laag gezonken, dat G’d besluit alle levende wezens te vernietigen. Alleen Noach en zijn gezin mogen in leven blijven omdat Noach genade in G’ds ogen vond.

Bereesjiet is de 1e parsja van de Tora, telt 146 pesoekiem, verzen, 1931 woorden, 7235 letters en is hiermee de achtst na langste parsja. Geen mitsvot, geboden.

VERDIEPING: DE RIVIER UIT GAN EDEN

De Tora richt ons op het aardse heden, het hier en nu. De grote kracht van de Tora is, dat de Tora in staat is om de meest verheven en abstracte begrippen en Hemelse bewegingen in heel concrete regels en contouren vast te leggen waarbij zij een subtiel evenwicht weet te bewaren tussen te veel vergeestelijking en te veel concretisering.

Laat mij u meenemen naar de oorsprong van het mikwe (het rituele bad) in de Scheppingsepisode (Gen. 2: 8-17 (verkort): “Hasjeem Elokiem (G’d) plantte een tuin in Eden, in het oosten. Daar plaatste Hij de mens. Hasjeem Elokiem zorgde er verder voor dat uit de aarde allerlei prachtige bomen ontsproten met heerlijke vruchten.  De boom van het eeuwige leven en de boom van kennis van goed en kwaad stonden midden in de tuin”.

Een rivier kwam voort uit Eden om de tuin vochtig te houden. Van daar uit splitst deze rivier zich in vier andere rivieren. De eerste heet de Pisjon (Nijl). De tweede rivier is de Gichon. De derde rivier is de Chidekel. De vierde rivier is de Eufraat” (einde citaat).

Waarom wordt het verhaal van de plaatsing van Adam in het Paradijs onderbroken door de mededeling, dat er een vierkoppige rivier uit Eden voortkwam?

Adam was het toonbeeld van sjelemoet (volmaaktheid en perfectie). Het kwaad, het slechte was geen onderdeel van zijn geest of lichaam. Maar na de zondeval van Adam raakte de mens in een constante strijd tussen goed en kwaad verwikkeld.

Waarom een fysieke wereld?

Dit brengt ons op een fundamentele vraag: waarom heeft G’d deze aardse wereld met al zijn verleidingen geschapen?

Daar G’d het ultieme Goede is moet dit een daad van zuiver altruïsme zijn geweest.

Wat is het mooiste dat Hasjeem ons kan schenken? Dat wij zo veel mogelijk op Hem zouden kunnen gelijken.

Hiervoor was het nodig de mens een volledig vrije wil te schenken om hem zo veel mogelijk G’dgelijk te maken.

De prijs voor de menselijke keuzevrijheid is echter dat ook het kwaad geschapen moest worden. Als de mens alleen maar goed zou kunnen doen, zou hij als een robot functioneren. Het goede zou dan ook geen heilzame werking kunnen hebben.

De eerste mens leefde volmaakt

Oorspronkelijk was dit kwaad extern. De mens kon het makkelijk vermijden.

Van nature leefde de paradijselijke mens in totale idyllische harmonie met zichzelf en zijn omgeving. Zijn geest was vrij om de hele tijd met het G’ddelijke in de Schepping te communiceren. Hij was onsterfelijk. Zijn parnose (levensonderhoud) was geen probleem. Het kwaad was extern, belichaamd in de slang. Adam en Eva mochten niet eten van de Boom van kennis van goed en kwaad.

Zodra zij hiervan aten, raakten goed en kwaad in de mensengeest totaal vermengd als in een onontwarbare kluwen. En de mens trok de hele Schepping met zich mee. Het kwaad doortrok de hele wereld.

Uitverkiezing Am Jisraeel

Uiteindelijk werd Am Jisraeel uitgekozen om te helpen deze oorspronkelijke ideale paradijselijke toestand weer te hervinden.

Het innerlijke kwaad moest overwonnen worden maar er moest meer gebeuren: het kwaad van binnen en van buiten moest verheven tot een hoger plan en gesublimeerd worden.

Na de zondeval was het kwaad een integraal onderdeel van de menselijke psyche geworden.

De enige manier om aan dit kwaad te ontsnappen zou de Tora zijn: “Ik heb de jeetser hara geschapen maar Ik schiep de Tora om hier aan te ontkomen”.

Al vrij snel na Matan Tora (het ontvangen van de Tora) kregen wij de mitswa (opdracht) om een Misjkan (Heiligdom) te bouwen. Hoewel “de hele wereld vol is van G’ds Majesteit” (Jes. 6:3) was en is deze hele wereld ook doortrokken van het kwaad.

Miniatuur Gan Eden

De bedoeling van het Misjkan is een plaats te creëren op aarde als een soort miniatuur Gan Eden, geheel gewijd aan de dienst van Hasjeem. Alles dat zou herinneren aan de gevallen toestand van de mens werd daar buitengesloten.

Het begrip toema (onreinheid) was eigenlijk alleen echt relevant in verband met het Misjkan en later het Beet hamikdasj (Tempel te Jeruzalem).

Toema, onreinheid is niet lichamelijk bedoeld maar meer spiritueel, rituele onreinheid.

Toema (onreinheid)

Onreinheid wordt in verband gebracht met

  1. kwaad en zonde. En ook met
  2. de dood, zoals een dood lichaam. En verder met
  3. allerlei vormen van menselijke onvolmaaktheid, zoals de menstruatiecyclus of de onbesneden toestand.

Uiteindelijk is alle onreinheid het gevolg van Adams zonde (kwaad, dood en onvolmaaktheid). Daarom mag een tamee (onrein) persoon de Tempel niet betreden.

Verbinding met Gan Eden

Hoe ontstijgen wij onze gevallen toestand en verbinden wij ons weer met Gan Eden? De Talmoed (Bechorot 55a) stelt, dat al het (natuurlijke) water in de wereld uiteindelijk in verband staat met de rivier die uit Gan Eden ontspringt. Adam dompelde zich onder (touwelde) zich in deze rivier toen hij verdreven werd uit Gan Eden.

Hoewel we Gan Eden niet meer kunnen betreden, kunnen we nog wel in contact treden met deze volmaakte toestand door ons te verbinden met en onder te dompelen in water.

Door onder te dompelen in het mikwe, komt men in contact met een bepaalde mate van volmaaktheid, van Hemelse perfectie. Hierdoor verdwijnt de toema  als sneeuw voor de zon.

Natuurlijk water

Daarom moet het mikwe natuurlijk water zijn, dat ook op een natuurlijke wijze in het mikwe (rituele bad) loopt. Het moet niet door een mens in zijn gevallen toestand worden vervoerd of via door mensen gemaakte keliem (voorwerpen) lopen, die de menselijke onvolmaaktheid met zich meedragen.

Mikwe heeft dezelfde letters als het Hebreeuwse woord `koma’, opstaan of oprijzen. Door contact met het volmaakte van G’ds Schepping kan de mens zijn gevallen toestand ontstijgen.

In het begin schiep Hasjeem (G’d) de Boom van goed en kwaad. Hierdoor kon de mens zondigen.

De remedie is de rivier uit Eden, die ons in staat stelt onze gevallen situatie weer te boven te komen. Het water van het mikwe is de schakel.

Iedere aardse zaak heeft een geestelijke `tegenhanger’. Ieder ding, wezen of actie hier op aarde heeft spirituele betekenis.

Als een mens zich lichamelijk onderdompelt in het aardse water-mikwe, dan dompelt zijn geest, zijn nesjomme zich onder in het spirituele mikwe.

WATER

Water is het duidelijkste voorbeeld van vloeibaarheid en onbestendigheid. Het voornaamste verschil tussen vloeistof en vaste stof is het begrip verandering. Als er alleen maar vaste stof zou bestaan zou het universum totaal versteend zijn. Leven is een continue combinatie van verandering en bestendigheid. Het menselijk lichaam bestaat voor 70% uit water.

De vloeibare staat `water’ was de oertoestand van het heelal. Voor het ontstaan van het universum bestond alleen Hasjeem, die verheven is boven plaats, tijd en iedere verandering: “Ik Hasjeem verander niet” (Maleachi 3:6).

Dit universum moest een dynamisch geheel worden: “In het begin schiep G’d hemel en aarde. De aarde was vormloos en chaotisch en duisternis was boven de watermassa. G’ds geest veroorzaakt beweging (Hebr.: merachefet) aan de oppervlakte van de watermassa” (Gen. 1: 1-2).

Tohoe wawohoe: de vloeibare chaos, verandering zonder enige vaste vorm dreigde uit de hand te lopen. Chaos kan aanleiding geven voor kwaad: “en duisternis was boven de watermassa”. G’ds geest veroorzaakt beweging (Hebr.: merachefet). Merachefet betekent ook: ‘zich bekommeren om’.

G’ds geest veroorzaakt beweging, bekommert zich om en geeft leiding en richting aan de eeuwige verandering van het universum met in het achterhoofd het grote `Masterplan’ dat ons uiteindelijk naar de Messiaanse tijden voert. Het Hebreeuwse `merachefet’ staat in de tegenwoordige tijd omdat het om G’ds voortdurende zorg en leiding gaat met een duidelijk doel: de G’ddelijke openbaring in de tijd van de Masjieach (Midrasj). Pas dan wordt de zin en betekenis van de Schepping voor iedereen duidelijk (Maimonides).

G’d schiep de mens uit de aarde met water. Door het water van de rivier van Eden kunnen we weer een beetje contact zoeken met de volmaaktheid uit het Paradijs en de gevolgen van de zondeval ontstijgen.

Verandering en tesjoewa (inkeer)

Met tesjoewa veranderen we onze eerste (kwade) impuls en blijkt geen zonde onvergeeflijk. We kunnen terugkeren in de tijd en het kwaad dat we veroorzaakten, omzetten in iets positievers: ‘Niets kan berouw tegenhouden’ (Sanhedrien 49a).

In combinatie met tesjoewa vertegenwoordigt water de notie van spirituele reiniging (kappara), verandering, vernieuwing en verbetering. Via het element water worden we teruggebracht naar het uiteindelijke Scheppingsdoel. “Een majiem ella Tora” – water is het aardse symbool van de Tora.

De Tora geeft ons de kracht om mee te gaan in die G’ddelijke geest, die beweging veroorzaakt aan de oppervlakte van het water, de stroom van de geschiedenis, die continu wordt voortbewogen en geleid door G’d om uiteindelijk G’ds Majesteit te vestigen op aarde en het G’ddelijke achter deze aardse facade te openbaren in de tijd van de Masjieach.

Hasjeem, de vierletterige Naam, die wij niet mogen uitspreken, is enkelvoud maar bestaat uit drie woorden, die in een enkele Naam gecomprimeerd zijn: Hij was, Hij is en Hij zal zijn. Verleden, heden en toekomst vloeien ineen bij G’d.

Berouw werkt door G’ds boventijdelijkheid

Bij G’d bedoelen we met Eeuwig, dat bij Hem alles tegelijkertijd is. Verleden is heden en net zoals ik het heden kan veranderen, kan ik het verleden weer rectificeren en goedmaken. Hier ontstaat `effectief berouw’. Wanneer wij ons – door middel van de Tora – met dit boventijdelijke aspect van G’d verbinden, mogen we inderdaad hopen, dat G’d de kwade intenties van toen wil vervangen door onze goede bedoelingen van nu. De schade zelf kunnen we misschien niet meer rechtzetten maar onze goede intenties van nu kunnen wel een hoop verzachten (gebaseerd op Wateren van Eden van Rabbi Aryeh Kaplan).

 

Reacties zijn gesloten.