(BEREESJIET/GENESIS 18:1 – 22:24)
VAJERA (en -G’d- verscheen). Er komen drie mannen op bezoek bij Araham en Sara – het blijken Engelen, boodschappers van G’d te zijn. Ze vertellen dat Sara binnen een jaar een zoon zal baren, waarover zij lacht. G’d vertelt Avraham dat Hij Sedom en Amora zal vernietigen; Avraham houdt een pleidooi voor de steden. Op de aangekondigde tijd wordt Jitschak geboren. Hij wordt gespeend. Sara ergert zich aan Jisjmaeel en verzoekt Avraham Hagar en Jisjmaeel de woestijn in te sturen. Als ultieme test draagt G’d Avraham op zijn zoon Jitschak te offeren.
Vajera is vierde parsja in de Tora. De Tora heeft 54 parsjiot, het eerste boek Bereesjiet bevat totaal 12 parsjiot. Vajera telt 147 pesoekiem en is hiermee de 7e langste parsja.
VERDIEPING I: DRIEWERF CHESSED IN FASE II IN HET LEVEN VAN AVRAHAM
De Gaon van Wilna verbaast zich over het feit, dat er veel parsjes zijn waar geen mitswot in voorkomen. Een typisch voorbeeld hiervan is Vajera. Maar hij stelt, dat wij over de concrete invulling van de 613 ge- en verboden veel kunnen halen uit de meer verhalende delen van de Tora. Een van de belangrijkste mitswot uit de Tora is chessed. Juist daarover leren we de details in Vajera.
Na de beriet mila werd Avrahams leven intenser en vollediger. Hij was rond zijn honderdste verjaardag al zijn passies en materiele impulsen de baas. Zijn chessed (liefdewerk) kreeg steeds meer invloed in de wereld om hem heen en zorgde ervoor, dat zijn chessed vruchten afworp en beantwoord werd.
De Tora vertelt over drie gasten die Avraham bezochten. Avraham was erg ziek van de besnijdenis en het was onvoorstelbaar heet op die dag. G’d was net in gesprek met Avraham toen de gasten in de buurt kwamen. Avraham onderbrak zijn gesprek met Hasjeem om de gasten op een vijfsterren menu te onthalen. Hoewel hij ze in eerste instantie alleen maar een beetje brood had beloofd, slachtte hij drie koeien om iedere gast een tong met mosterd te kunnen voorzetten. Zoals een tsaddiek (vrome man) betaamt, deed hij veel meer dan hij zei en beloofde. En hij bediende en begeleidde hen persoonlijk.
Maar de gasten deden ook Avraham een mooie chessed. Hoewel zij exact wisten waar Sara was, vroegen zij toch aan Avraham waar Sara was. Avraham antwoordde dat ze in de tent was. Door de vraag van de gasten realiseerde Avraham zich met wat voor een tsaddeket, wat voor een bescheiden en ingetogen vrouw hij getrouwd was. Hoewel Avraham en Sara al meer dan zeventig jaar met elkaar gehuwd waren, bleef het toch steeds weer belangrijk om de man te wijzen op de goede eigenschappen van zijn vrouw. Het geliefd maken van een vrouw in de ogen van haar man, is een grote chessed in de sfeer van sjalom bajit, de huiselijke vrede.
Een derde aspect van chessed in het openingshoofdstuk van de parsja is de wijze waarop Hasjeem aan Avraham communiceert over de opmerking van Sara naar aanleiding van het bericht dat ze een kind zouden krijgen.
Sara moest lachen over dit bericht en zei letterlijk, dat dat haar moeilijk leek omdat `haar man al oud was’. Wanneer G’d dit overbrengt aan Avraham zegt Hij dat Sara over zichzelf zei dat ze oud was. Op deze manier werd de sjalom bajit tussen Avraham en Sara veilig gesteld.
Terzijde leiden we hier uit af dat een leugentje om bestwil toegestaan is om de sjalom bajit tussen man en vrouw te bewaren. Bij ons gaat sjalom voor de waarheid.
VERDIEPING II: DUURZAAM JODENDOM; KINDEREN DIE HET JODENDOM VOORTZETTEN
Vlak voor de vernietiging van Sedom en Amora vraagt G’d Zich af of Hij dit niet eerst moet melden aan Avraham: “Zou ik voor Avraham verhullen wat Ik van plan ben te doen.. want Ik waardeer hem omdat hij zijn kinderen en huis na hem zal opdragen zodat zij de weg van Hasjeem zullen houden om tsedaka en misjpat, liefdadigheid en recht te doen?” (18: 17-19) .
Al het goede dat Avraham gedaan had was onvoldoende om Avraham te laten delen in G’ds plannen met de wereld. G’ds speciale relatie met Avraham ontstond toen Avraham zijn Jodendom duurzaam maakte door zijn nageslacht te gebieden in zijn wegen te volgen. Dit was absoluut nieuw. In vorige generaties waren er ook tsadikiem (vrome mensen) maar die bleken allen niet in staat hun kinderen duurzaam in hun religieuze wegen op te voeden.
Chinoeg, opvoeding is afdalen naar het niveau van het kind. Chanog lana’ar al pi darko is het devies, voed een kind op naar zijn niveau, naar zijn kunnen. Veel mensen slagen er niet in hun kinderen naar behoren op te voeden omdat ze niet in staat zijn die vertaalslag naar het niveau van de kinderen te maken. Als we te veel van onze kinderen eisen kan het zijn dat zij die verwachte top niet kunnen halen en `meja’eesj’ zijn, de hoop opgeven om ooit verder te komen in het Jodendom. En dat gevoel is desastreus.
VERDIEPING III: BESCHEIDENHEID EN KRACHT
In zijn lange pleidooi voor de redding van Sedom en Amora zegt Avraham: “Ik ben begonnen tot Hasjeem (G’d) te spreken maar ik ben slechts stof en as” (18:27). Men kan dit als een uiting van bescheidenheid lezen maar Rasji ziet deze woorden in een historisch perspectief. `Stof’ slaat op een episode uit het leven van Avraham waarin hij bijna tot stof was vergaan. Tijdens een oorlog tussen de vier en de vijf koningen werd neef Lot gekidnapped. Avraham voelde zich geroepen om zijn neef te bevrijden en liep tijdens deze pidjon sjewoejiem groot risico voor zijn leven.
`As’ slaat op een andere bedreigende omstandigheid. Toen Avraham door zijn vader Terach was aangesteld als bedrijfsleider in diens afgodenwinkel, sloeg Avraham alle afgodsbeeldjes tot puin om de totale nutteloosheid van afgoderij aan te tonen. Avraham werd voor dit vergrijp voor koning Nimrod geleid en tot de doodstraf veroordeeld. Hij werd in de brandende vuuroven gegooid en ontsnapte te nauwer nood aan de dood door verbranding.
Waarom kunnen wij de woorden “ik ben slechts stof en as” niet eenvoudig als uiting van bescheidenheid opvatten? Bescheidenheid is een goede eigenschap. Maar als dit ontaardt in ontkenning van de eigen kwaliteiten zijn wij verkeerd bezig. Bescheidenheid betekent, dat men zijn eigen goede kwaliteiten kent en erkent maar weet en beseft, dat alle positieve karaktertrekken directe gaven van G’d zijn.
Mosje was bescheiden. Hij realiseerde dat hij grote gaven bezat maar kende al zijn kwaliteiten aan G’d toe. Wanneer men deze kwaliteiten ten dienste van de medemens inzet, is men bescheiden en goed bezig precies zoals Hasjeem het bedoeld heeft.
Avraham stelde zijn kwaliteiten in dienst van de mensheid. Hij zette zich zelfs voor slechte mensen in om hen te redden en hen een tweede kans te bieden. Zijn pleidooi voor de redding van Sedom en Amora wekt wellicht een wat oneerbiedige indruk tegenover het Opperwezen. Toch vinden we nergens dat Avraham gekapitteld wordt voor het feit, dat hij bij G’d opkwam voor Sedom en Amora. Dat kwam omdat hij zijn redenaarstalent gebruikte om voor anderen op te komen. Dat werd door het Opperwezen gewaardeerd. He kennen van de eigen sterke punten en deze ten dienste stellen van de mensheid, is een realisatie van ons G’d gegeven potentieel. En daar gaat het om in ons religieuze leven!