Parsja Toledot 5776

TOLEDOT (letterlijk: geslachten)

  • Twintig jaar blijft Rivka kinderloos. Als ze dan zwanger is, voelt ze zoveel beweging, dat ze bij G’d te rade gaat.
  • Hasjeem zegt haar dat ze een tweeling draagt. Hun wegen zullen ver uiteen gaan. De oudste zal de jongste dienen.
  • Bij de bevalling blijkt de jongste de hiel van de eerstgeborene vast te houden, reden waarom hij Ja’akov (`die iemand een hak zet’) genoemd wordt. De oudste heet Esau. Deze wordt jager, Ja’akov is een tentbewoner.
  • Op een dag komt Esau moe en hongerig van de jacht terwijl Ja’akov linzensoep kookt. Ja’akov wil hem soep geven als hij zijn eerstgeboorterecht verkoopt. Esau denkt dat hij toch spoedig sterft en staat het eerstgeboorterecht af.
  • Jitschak trekt naar Gerar vanwege een hongersnood en zegt dat Rivka zijn zuster is.
  • Jitschak wordt erg rijk en de koning van Gerar verzoekt hem het land te verlaten.
  • Jitschak graaft de putten uit die zijn vader eerder had gegraven.
  • Als Jitschak zijn einde voelt naderen, roept hij Esau om hem de eerstgeboren-zegen te geven, nadat deze hem een malse bout van de jacht heeft verschaft.
  • Rivka hoort dit en draagt Ja’akov op zijn vader uit de kudde een gerecht te bereiden om de eerstgeboren-zegen in ontvangst te nemen.
  • Ja’akov is nog niet weg met de beracha of Esau komt met het gevraagde gerecht. Jitschak schrikt geweldig als hij het bedrog merkt, maar handhaaft toch de zegen voor Ja’akov, ondanks het bittere verwijt van Esau.
  • Rivka verneemt dat Esau zijn broer wil doden en stuurt Ja’akov naar haar broer Lawan om uit de familie een vrouw te zoeken.

Toledot is de 6e parsja in de Tora, telt 106 pesoekiem, verzen en 1432 woorden en is hiermee de 29e na langste parsja.

VERDIEPING I: GOEDE MENSEN EN RODDELAARS

“Dit zijn de voortbrengselen van Jitschak, de zoon van Awra­ham; Awraham bracht Jitschak voort” (25:19). Rasji legt uit dat er geroddeld werd over de afstamming van Jitschak. Omdat Awraham en Sara lange tijd geen kinderen hadden en Sara na het verblijf bij koning Awimelech van de Filistijnen plotseling zwanger werd, meende men dat zij van Awimelech in verwachting was. Daarom zorgde G’d ervoor dat Jitschak precies leek op Awraham.

Alleen Jitschak wordt het “kind van Awraham” genoemd, zoals er geschreven staat: “Want alleen door Jitschak zullen jouw nakomelingen genoemd worden” (Gen. 21:12) Alleen Jitschak heeft Awrahams Joodse traditie voortgezet. Zoals wij ook zien in het boek Kronieken (1:28) dat de ‘Kinderen van Awraham Jitschak en Jisjmaël’ waren. Daarna staat er echter: ‘Awraham bracht Jitschak voort’ (1:34), om te leren dat alleen Jitschak de verdienste had om de Joodse traditie voort te zetten.

G’d veroorzaakte een fysieke gelijkenis tussen Avraham en Jitschak om de critici van Awraham de mond te snoeren. Ieder goed mens heeft zo zijn vijanden, die zijn tsidkoet (goedheid) in twijfel trekken. Sara’s onverwachte zwangerschap was een goede aanleiding om publiekelijk de afstamming van onze tweede Aartsvader Jitschak in twijfel te trekken.

Het blijft toch merkwaardig. Awraham was een van de grootste geesten uit de menselijke geschiedenis. Toch werd hij beroddeld en door het slijk gehaald!

G’d heeft in deze wereld kedoesja (heiligheid) en toema (onheiligheid) tegenover elkaar gecreëerd om de vrije keus te handhaven. Als de oprechtheid en eerlijkheid van onze tsaddikiem (oprechten) onbetwist zouden blijven, is het moeilijk om hen niet te volgen. Men heeft dan geen goede reden om hun voorbeeld niet te volgen.

Als de eerste de beste criticus onder het mom van vrijheid van meningsuiting maar alles in twijfel mag trekken en daarmee de aura en glans van onze tsaddikiem naar beneden haalt, blijft de keuzevrijheid van ieder individu gewaarborgd. Als men niet zo oprecht en eerlijk wil leven als de `groten der aarde’ heeft men een goed excuus. Men kan zich altijd beroepen op de roddels van de `verdedigers van het vrije woord’.

Ook in de tijd van Mosje en Aharon waren er Datan en Aviram, die niets anders deden dan de grootste en oprechtste leiders in een kwaad daglicht te stellen, te besmeuren en vals te beschuldigen. En ook tegenwoordig gaat dit venijn door en is een van de meest ontwrichtende sociale krachten. Jammer…

VERDIEPING II:  VOLKEREN EN VOORNAME MENSEN

“Twee ‘ge’iem’ volkeren (of: voorname mensen) zitten in uw buik” (25:23)

Rivka droeg twee totaal verschillende persoonlijkheden reeds in de buik. De een, Esau, zou voor het aardse gaan en werd de voorvader van het Romeinse Rijk. De ander, Ja’akov, zou de voorvader worden van het Joodse volk en ging voor het spirituele, het verhevene, het Hemelse. Dit legt de vertaling van `volkeren’ uit.

Maar waarom worden hier nog twee ‘voorname mensen’ vermeld? Wat voegt dit toe aan de ‘ge’iem’ in de zin van de

volkeren? Met deze twee ‘voorname mensen’, worden volgens de Talmoed de Edomiet (Romein) Antoninus, afstammeling van Esau en Rabbi Jehoeda Hanassi – de redacteur van de Misjna (2e eeuw) – bedoeld, die beiden erg rijk waren.

Esau zou deze materiele wereld erven en Ja’akov de Toekomstige Wereld. Maar dat betekende niet noodzakelijkerwijs, dat zij altijd tegenover elkaar zouden staan. Soms zou het mogelijk zijn, dat Ja’akov ook zou delen in de zegeningen van deze wereld. Uiteindelijk gaat het om de kawwana, de bedoeling bij het gebruik van de materie.

Esau wendde zijn aardse zegeningen voornamelijk aan voor zijn passies terwijl Ja’akov al het fysieke in het teken van het Hemelse probeerde te stellen. Rabbi Jehoeda Hanassi deelde in dezelfde rijkdom als Antoninus maar hij wendde zijn vermogen aan voor hogere doelen. Vlak voor zijn overlijden stak hij zijn vinger op naar de Hemel en verklaarde, dat hij nog nooit genoten had van deze wereld, zelfs niet met zijn pink.

“En twee volkeren zullen zich uit jouw ingewanden afscheiden” (25:23). De wegen van Ja’akov en Esau zouden zich direct na de geboorte scheiden, Esau ten slechte en Ja’akov ten goede. Waarom hadden Tsaddiekiem als onze Aartsvaders Awraham en Jitschak kinderen als Esau en Jisjmaëel? De Zohar (mystiekleer) geeft aan, dat de kracht van de sitra achra en toema (onzuivere, occulte krachten) sterker wordt naarmate het meer chajoet – levenskracht van kedoesja (heiligheid) kan trekken.

Awraham en Jitschak waren de inspiratiebronnen van wijding aan het Hemelse erfgoed. Kedoesja (heiligheid) waarde via hen door de wereld. Daarom werden dawke (juist) bij hen kinderen geboren, die de lijn van kedoesja weigerden te volgen en toema (onreinheid) aantrokken. Elke actie roept een reactie op. Met de kedoesja van onze Awot is Klal Jisraëel opgebouwd. Dit roept natuurlijk tegenkrachten op; dat verklaart waarom er toema in de wereld is.

Hoe meer kedoesja, hoe meer toema gegenereerd wordt om goed en kwaad in evenwicht te houden zodat er een vrije wil ontstaat. `Ze le’oemat ze asa eloekiem’ – G’d schiep kedoesja en toema – in gelijke proporties om de mens de vrije keus te laten. Hoe groter de jetser tov – de neiging tot verheffing, hoe sterker de jetser hara, de aardse verlangens.

Rasji legt verder uit, dat deze twee krachten nooit gelijk zijn. Wanneer de kracht van spiritualiteit stijgt, daalt die van de aardse, fysieke materialiteit. Wanneer het materiele streven in de wereld overheerst, daalt de kracht van geestelijke invloeden. Opmerkelijk is, dat Israël en het Joodse volk nogal eens `de kop van jut’ is in deze strijd. Maar er is een troost: wanneer de stem die van Ja’akov is, verliezen de handen van Esau hun kracht. Wanneer wij ons op ons volksdoel concentreren, zijn we op ons krachtigst.

 

Reacties zijn gesloten.