Parsja Wajeetstee 5776

(Bereesjiet/Genesis 28:10 – 32:3)                        

WAJEETSEE (en hij ging weg). Ja’akov gaat op weg naar Charan. Als het donker wordt, droomt hij over een ladder waar engelen op en af klimmen. G’d belooft hem een uitgestrekt land en een groot nakomelingschap, alsmede Zijn bescherming. In Charan aangekomen ontmoet hij zijn nicht Rachel, dochter van Lavan. Hij komt in huis bij oom Lavan en wil zeven jaar werken voor Rachel. Na die 7 jaar schuift Lavan bedriegelijk de zwaar gesluierde Lea onder de choepa. Na een week huwt hij ook Rachel, voor wie hij nogmaals 7 jaar moet werken. Lea baart vier zonen: Re’oeveen, Sjimon, Levi e en Jehoeda. Rachel geeft haar slavin Bilha aan Ja’akov, die Dan en Naftali baart. Lea geeft ook haar slavin Zilpa en die baart Gad en Asjeer. Lea krijgt dochter Dina. Tenslotte krijgt Rachel een zoon: Joseef. Ja’akov wil vertrekken maar Lavan maakt een overeenkomst met hem over welk vee Ja’akov en welk vee Lavan toebehoort. Ja’akov wordt steeds rijker. Na 20 jaar wil Ja’akov vertrekken met zijn gezin en doet dat als Lavan afwezig is vanwege schaapscheren. Lavan gaat de stoet achterna maar krijgt te horen dat hij Ja’akov geen kwaad mag doen. Er wordt een steen opgericht als getuigenis en Lavan gaat naar huis.

Wajeetsee is de 7e parsja in de Tora, telt 146 pesoekiem, verzen, 2021 woorden en is de 4e na langste parsja.

VERDIEPING I: HET POTENTIEEL VAN DE MENS

“En hij droomde, en zie! Een ladder, geplaatst op de aarde, waarvan de top tot de Hemel reikte; en zie de Engelen G’ds stegen daarlangs opwaarts en afwaarts” (28:12).

Onderweg van Beër – Sjéwa naar Charan droomde Ja’akov Avinoe van een ladder die op de aarde stond en tot de Hemel reikte. Engelen stegen op en daalden af langs deze ladder. Wat was de betekenis van deze droom? In de Talmoed (B.T. Choelien 91) wordt uitgelegd, dat de Engelen die opstegen het beeld van Ja’akov te zien kregen, zoals dat bij de G’ddelijke Troon geprojecteerd stond. Daarna daalden zij af om de Ja’akov hier op aarde te aanschouwen.

Elke uitspraak van onze Chagamiem (Wijzen) heeft een diepere betekenis. Ieder mens heeft in de Hemel een ideaalbeeld, zoals G’d hem graag ziet. Daar worden al zijn unieke gaven en talenten weergegeven. Maar er is ook een ´aards beeld’. Het beeld van de persoon zoals hij gerealiseerd is. Het beeld van wat deze persoon werkelijk voorstelt.

Het is onze opdracht om te pogen om de aardse realiteit zoveel mogelijk bij het Hemelse plaatje te laten aansluiten. We moeten proberen “in te klikken” op ons ideale ik. Bij Ja’akov zagen de Engelen iets zeer uitzonderlijks: het aardse beeld van Ja’akov was exact hetzelfde als het Hemelse. Ja’akov had zijn capaciteiten volledig ontplooid. Dit was wel een zeer bijzondere prestatie. Ja’akov had bereikt wat er in de Hemel van hem verwacht werd. De Engelen verwonderden zich over dit fenomeen. Wanneer men aan het Hemelse beeld voldoet is men een tsaddiek – men doet recht aan de verkregen capaciteiten.

Uiteindelijk werden de Engelen zelfs jaloers op Ja’akov en probeerden hem te beschadigen. Het geeft aan dat een mens een enorme spirituele hoogte kan bereiken, zelfs verhevener dan Engelen.

De mens is het hoogste schepsel. Men vraagt wel eens: wat is belangrijker, de mens of de Tora? Is de mens geschapen om de Tora in stand te houden of is de Tora geschapen om de mens te verheffen?

Rav Wolbe citeert een Midrasj waar gevraagd wordt wat voor gaat, de Tora of Am Jisraeel? De Midrasj schetst een beeld waarin de Tora vergeleken wordt met de vrouw van de Koning en hun kind vergeleken wordt met Am Jisraeel. Uit deze Midrasj zou blijken dat het uiteindelijk om de mens gaat. De mens heeft een enorm potentieel. Maar hij moet dat ook waar maken. Adam, de eerste mens had enorme lichamelijke en geestelijke capaciteiten. Na de zondeval verloor hij veel van zijn hoge aspiraties. Maar hij behield de mogelijkheid om zijn oorspronkelijke niveau weer te herwinnen. Dit proces begon bij Avraham en eindigde bij Matan Tora, het geven van de Tora op de berg Sinai 3328 jaar geleden. Maar na enkele weken verloor Am Jisraeel dit hoge spirituele niveau weer bij het gouden kalf. Het doel van de Tora is om Am Jisraeel bij te staan om deze verheven hoogte weer te bereiken.

VERDIEPING II: ZUSTERLIJKE LIEFDE

Ja’akov wist dat hij bij zijn choepa (bruiloft) bedrogen zou worden. Na afloop van zeven jaren werk zei Ja’akov dat hij direct met Racheel wilde trouwen, omdat er nog twaalf stammen geboren moesten worden, terwijl Ja’akov al 84 jaar oud was.

Schoonvader Lavan nam ook zijn stadsgenoten in de maling. Hij vroeg iedereen of het hen opgevallen was dat de streek gezegend was door de aanwezigheid van de grote tsaddiek (heilige) Ja’akov. Dat was inderdaad iedereen opgevallen. Lavan vertelde van de trouwplannen van Ja’akov en Racheel en vreesde dat zij na hun huwelijk zouden vertrekken. Dat zou het einde betekenen van de zegen.

Daarom vertelde Lavan dat hij van plan was om Lea onder de choepa te voeren in plaats van Racheel. Iedereen was akkoord. Lavan eiste van al zijn kameraden een onderpand, dat ze niet zouden ‘lekken’. Iedereen gaf zijn kostbaarheden aan Lavan, die direct naar de pandjesbaas ging en alle sieraden verkocht. Daarmee financierde hij een fantastische chassene (bruiloftsmaaltijd).

Iedereen kwam naar het feest. De inwoners van Charan vertelden Ja’akov eerlijk dat ze blij waren met zijn komst omdat hij de stad zegen bracht.

Opeens gingen alle lichten uit: daar kwam de bruid! Ja’akov verbaasde zich over het doven van de lichten. Iedereen verzekerde hem dat dit een uiting was van ingetogenheid. Maar Ja’akov was op zijn hoede. Hij vroeg de wachtwoorden die hij met Racheel had afgesproken. Lea kon die zonder haperen zeggen. Racheel had Lea de wachtwoorden gegeven omdat ze intens medelijden kreeg met Lea, toen ze werd opgemaakt voor de trouwpartij.

Beschamend

Racheel vond het dusdanig beschamend voor Lea dat ze zich verborg in de kamer waar het jonge paar samen zat. Racheel zelf beantwoordde de vragen van Ja’akov. Zo kon Ja’akov niet aan de stem van Lea herkennen dat zijn bruid niet Racheel was.

Pas de volgende ochtend ontdekte Ja’akov het listige bedrog. Ja’akov werd kwaad op Lea. Maar Lea pareerde zijn woedende vraag: “Jij hebt je vader Jitschak bedrogen toen je je verkleedde als Esau om de zegen te krijgen. Jij deed dit om G-d beter te kunnen dienen; zo ook ik. Ik heb het van jou, Ja’akov, geleerd!”

Ja’akov beschldigde Lavan van oplichterij. Schoonvader Lavan verdedigde zich met de stelling dat het de plaatselijke gewoonte was om de oudere dochter voor de jongere uit te huwelijken.

Denk even na over de grote liefde van Racheel voor Lea. Racheel had er alles voor over om het Joodse volk op te bouwen. Toch liet ze haar hele toekomst als Aartsmoeder van het Joodse volk vallen om Lea te behoeden voor schande.

Opofferende liefde, daar gaat het om! En bij onze Aartsmoeders was deze liefde wederzijds. Haar zuster Lea was zich maar al te bewust van haar dankbaarheid naar Racheel. Toen Lea voor de zevende keer zwanger was gaf ze zich rekenschap van Racheels positie. Als Lea nu een zevende zoon voor Ja’akov zou baren zou er voor Racheel maar een zoon overblijven, zelfs minder dan de twee kinderen, die zelfs Bilha en Zilpa Ja’akov baarden. Dit vond Lea op haar beurt weer beschamend voor Racheel. Lea davvende (bad) en zij baarde een dochter: Dina. De naam Dina is niet toevallig. Dina komt van het woord `dien’: zichzelf berechten. Lea beoordeelde haar positie en zei tegen Hasjeem (G’d) dat het te beschamend voor Racheel zou zijn als zij minder dan twee van de stamvaders zou baren. G’d besloot dat haar zevende kind een meisje zou zijn.

Als wij werkelijk lesjeem Sjamajim (voor de Hemel) leven en werken, realiseren we des te sterker dat onze goede daden nooit ten koste van anderen mag gaan.

 

Reacties zijn gesloten.