Parsja Mikeets 5776

MIKEETS (aan het einde). Joseef verklaart Farao’s dromen: er zal binnenkort een periode van 7 jaar van grote overvloed aanbreken, gevolgd door 7 jaren hongersnood. Fara’o stelt Joseef aan als onderkoning en geeft hem Asenat tot vrouw. Hij krijgt twee zonen: Menasjee en Efraïm. Joseef zorgt ervoor dat heel veel voedsel wordt opgeslagen. Ja’akov hoort dat er graan is in Egypte. Zijn zoons buigen voor Joseef zonder hem te herkennen. Joseef beschuldigt hen van spionage. Hij verkoopt ze wel voedsel maar houdt Sjimon achter als gijzelaar. Sjimon komt pas vrij als zij Benjamin hebben meegebracht als bewijs dat zij eerlijk zijn. Hun geweten gaat spreken over de verkoop van Joseef. Deze verstaat wat ze zeggen.

Het geld voor de koop van het voedsel wordt in hun voederzakken teruggelegd en bij de ontdekking worden de broers erg ongerust. Als het voedsel op is, willen de broers weer graan kopen in Egypte. Eerst weigert Ja’akov Benjamin mee te geven maar tenslotte geeft hij toe. Als Joseef Benjamin ziet, raakt hij erg ontroerd. Hij ontvangt hen in zijn eigen huis. Dan geeft Joseef bevel het geld weer in de voederzakken te doen. De beker van Joseef wordt in de zak van Benjamin gelegd. Als die beker ontdekt wordt, moet Benjamin Joseefs slaaf worden maar Jehoeda bekent dat de broers schuldig zijn (aan de vermissing van hun broer Joseef) en stelt dat allen slaven worden voor Joseef. Deze echter weigert dit.

Mikeets is de tiende parsja in de Tora. Mikeets is een lange petoecha, open parsja, telt 146 pesoekiem, verzen, 2022 woorden, 7914 letters en is hiermee de 5e na langste parsja. Mikeets bevat geen ge- of verboden uit de Tora.

VERDIEPING I: ‘’En aan Joseef werden twee zonen geboren. De eerstgeborene noemde hij Menasje: “want G’d deed mij vergeten al mijn tegenspoed en het hele huis van mijn vader” (41:51-52).

Onbegrijpelijk! Joseef was zijn vader helemaal niet vergeten. Toen Joseef bijna toegaf aan de avances van Soelaika, de vrouw van zijn baas Potifar, verscheen het beeld van zijn vader Ja’akov aan hem om hem te waarschuwen niet te zondigen. Dat was niet zo maar. Natuurlijk had Joseef de wijze lessen van zijn vader constant in zijn achterhoofd.

Bovendien stuurde Joseef Ja’akov wagens om zijn vader te herinneren aan het laatste onderwerp uit de Tora, dat zij samen geleerd hadden. Wat Joseef bedoelde was dat hij verschillende aspecten van zijn vaders huis vergeten was. Maar zeker niet alles.

Hetzelfde fenomeen staat beschreven in verband met Chanoeka. In het Chanoeka-gebed Al haNissiem wordt de crisis van Chanoeka beschreven en het daarop volgende wonder: “Het was in de dagen van Matitjahoe de zoon van Jochanan, de Chasmonietische hogepriester, en zijn zoon, toen het slechte koninkrijk van de Grieken Uw volk Israël onderwierp,

  1. om hen Uw Tora te doen vergeten en
  2. hen van de wetten van Uw wil af te brengen.

Maar U stond hen bij in de tijd van hun nood. Daarna kwamen uw zonen weer binnen in Uw huis, maakten Uw Tempel schoon, reinigden Uw heiligdom en staken lichten aan in Uw heilige voorhoven”.

Iets vergeten is erg, maar menselijk. Het uit het hart raken, het niet meer beleven, het verloren gaan van de existentiële ervaring is ernstiger.

Dat wil zeggen, zo lang de Tora niet uit het hart van de Joden is verdwenen, blijft de situatie, hoe erg ook, draaglijk.

De spirituele crisis van de Joden in de tijd van de Hellenisten, de tijd waarin Chanoeka zich afspeelt, wordt gekenmerkt door twee elementen. De Grieken begrepen het belang van Tora-kennis voor Joden, en verboden daarom het bestu­deren van de Tora – ‘om hen Uw Tora te doen vergeten’.

Maar de Grieken begrepen ook dat ze hiermee nog niet van de Joden hadden gewonnen. Ze moesten er nog voor zorgen dat de Tora ‘uit hun hart zou raken’ en ze ervan afbrengen ‘de wetten van Uw Wil’ uit te voeren. Maar de Joden wisten hoe zij stand moesten houden en hoe ze voor de basis van hun bestaan moesten vechten.

Integratie met Hellenisme

De Hellenistisch invloed was moeilijk te weerstaan. De Hellenisten waren er niet op uit de Tora geheel te doen vergeten maar wilden alleen dat de Joden de Griekse cultuur in het Tora leven zouden integreren en de Tora kijk op het leven zouden aanvullen met Griekse filosofie. Talmoed Tora (Torastudie) moest een academische bezigheid worden, zonder G’ddelijke inspiratie. Maar dit zou het pure Jodendom verwateren.

De Griekse wijsheid beschrijft en bestudeert de natuur. De natuur is niet te veranderen. Natuurwetten – van de banen van de planeten tot de neigingen van het menselijke karakter – hebben een dwingend karakter. Degenen, die de natuur ontleden, kunnen het gevoel krijgen, dat ook zij onderworpen zijn aan `natuurlijke driften’ en die niet kunnen ontstijgen.

Juist door de Tora kunnen wij onze dierlijke natuur te boven komen en beheersen. Tora kan de mens tot een spirituele hoogte verheffen, die geen andere wijsheid kan halen. Dit aspect was zo belangrijk voor de Makkabiem, dat het de moeite waard was om de strijd aan te gaan met `weinigen tegen velen, zwakken tegen krachtigen’.

Iets dergelijks voelde Joseef. Zijn Joodse opvoeding thuis was hij zeker niet kwijt. Maar hij leefde in een heidense, Egyptische omgeving waar de Joodse waarden en normen verafschuwd werden en waar de `Jiddisjkeit’ zwaar op de proef werd gesteld…

VERDIEPING II: JA’AKOV BLIJFT OP DE KLEINTJES LETTEN

Joseef was totaal anders dan zijn broers. De broers moesten wegblijven uit de grote stad om niet in de verleiding te komen. Daarom waren zij en bleven zij – ook later in Egypte – herders. Maar Joseef kon de luxe, praal en pracht van het hof en al haar verleiding aan. Zelfs Soeleika, Potifars mooie vrouw, kon hem niet verlokken. Als onderkoning kon hij alles krijgen wat zijn hart begeerde. Maar Joseef stond ver verheven boven het aardse, dat hem nooit stoorde in zijn religie. Wereldse zaken waren voor hem niet belangrijk.

Dat was ook de reden van de grote vreugde die Ja’akov voelde toen hem bericht werd dat Joseef nog leefde. Ja’akov zei: “Joseef mijn zoon leeft nog!”. Ja’akov begreep uit een hint van Joseef naar de laatste Tora-afdeling, die ze nog samen geleerd hadden, dat Joseef kennelijk nog steeds intens met zijn Tora-lernen bezig was. Het feit, dat Joseef zich deze afdeling nog herinnerde, was een teken voor Ja’akov, dat Joseef nog steeds een goede `jehoede’ was gebleven, een ware zoon van Ja’akov, ondanks alle aardse verleiding. Voor Ja’akov was dit het allerbelangrijkste.

Ja’akov blijft op de kleintjes letten

Maar dit hoge niveau is niet voor iedereen weggelegd. Later stuurde Ja’akov daarom Jehoeda vooruit naar Egypte om een jesjiva te stichten voor het niveau van de overige broers, omdat zij in het land Gosjen afgezonderd zouden blijven van alle mondaine geneugten.

Ja’akov nam geen genoegen met de Tora-beleving van Joseef omdat die voor de meesten te hoog gegrepen was. Ja’akov lette op Mosje Modaal. Vermenging met aardse verleidingen kan niet iedereen aan.

Tora allerbelangrijkst

Toch is ook een andere verklaring mogelijk. Rav Sorotskin (20e eeuw, Israël) verklaart, dat Ja’akov later met het oprichten van een jesjiva wilde aangeven, dat hij Tora-leren belangrijker vond dan alle gewichtige staatszaken (vgl. B.T. Megilla 15). Ja’akov gaf Joseef met een hint een standje. Het leek erop, dat Joseef zijn baan als onderkoning hoger had zitten dan zijn geloofszaken en Tora-leren. Ja’akov stuurde Joseef daarom later een non-verbale boodschap terug door Jehoeda een jesjiva, Tora-school te laten stichten in Egypte: ”Tora-leren en geloofsdaden vormen de continuatie van het Joodse volk; hoe belangrijk regeringszaken ook mogen zijn – behoud van de Joodse identiteit moet voorrang krijgen !”.

Aparte jesjiva

Een zeer actuele en harmoniserende uitleg staat op naam van de Lubawitsjer Rebbe. Waarom heeft Joseef gewacht totdat Jehoeda een jesjiva oprichtte in Egypte? Waarom is hij daar zelf niet eerder mee gekomen? Onze Wijzen hebben ons voorgehouden, dat al onze Aartsvaders – en waarschijnlijk ook  de stamvaders, zoals Joseef en Jehoeda – een jesjiva hadden, waar continu `gelernd’ werd. Ongetwijfeld heeft ook Joseef een jesjiva gesticht – zoals hij bij zijn voorouders voor zich had gezien. Als dat zo is – waarom was er dan nóg een jesjiva nodig ? Omdat Ja’akov ook bij Tora-leren en –beleven oog had voor de zwakkere broeders. Iedereen moet op zijn niveau kunnen leren! En dit is een belangrijke pedagogische les: chanog lana’ar al pi darko – voed iedereen naar zijn kunnen en zijn niveau op. Houd rekening met ieders individuele kwaliteiten!

Reacties zijn gesloten.