Parsja Sjemot 5776

SJEMOT (namen): Ja’akovs kinderen hadden zich zeer sterk vermeerderd. Farao maakt hen tot slaven en instrueert de vroedvrouwen jongetjes te doden. Zij weigeren. Een Leviet, Amram, huwt een levitische vrouw. Zij krijgen een zoontje, dat in de Nijl wordt gezet. Batja, een dochter van Farao vindt hem en zuster Mirjam, biedt aan een voedster te vinden. Later brengt ze hem naar Batja, die hem Mosje noemt. Volwassen geworden ziet Mosje hoe een Joodse man geslagen wordt. Hij doodt de Egyptenaar en vlucht naar Midjan, waar hij gastvrijheid vindt bij de priester Jitro. Hij huwt zijn dochter Tsippora. Zij krijgen twee zonen. Dan ziet Mosje het brandende doornbos, waar G’d hem opdraagt het Joodse volk naar Israel te leiden. Mosje denkt dat het volk hem niet zal geloven maar G’d geeft hem drie wonderen. Verder is hij een slechte spreker; G’d belooft dat Aharon zijn woordvoerder wordt. Op weg naar Egypte treedt G’d hard tegen Mosje op. Tsippora begrijpt dat Eliezer nog niet besneden is en besnijdt hem. Aharon en Mosje bepleiten de vrijlating van het volk maar Farao treft nog hardere maatregelen. Het volk maakt de broers verwijten maar G’d belooft zijn kracht te tonen.

Sjemot is de 13e parsja van de Tora, de eerste van het gelijknamige, tweede boek, Sjemot. Het boek Sjemot beschrijft 140 jaar van de slavernij, de uittocht, de Tora-wetgeving tot de bouw van de Tabernakel.

Parsja Sjemot telt 124 pesoekiem, verzen, 1763 woorden, 6762 letters en is de 15e na langste parsja. Sjemot bevat geen ge- of verboden.

VERDIEPING I: SEDER (INNERLIJKE ORDE), DE KRACHT VAN JOSEEF

“en Joseef was (al) in Egypte” (1:4). Hoe kon Joseef weerstand bieden aan alle verleidingen van het Egyptische hof? Waar haalde hij de kracht vandaan om helemaal zichzelf te blijven? Hoe kon hij moederziel alleen Joods blijven in een heidense omgeving?

De Alter van Kelm legt ons de kracht van `seder’ (innerlijk de zaak volledig op orde hebben) uit. Hij vergelijkt `seder’ met de sluiting van een parelketting. Hoewel de sluiting kwa waarde onvergelijkbaar is met de parels, kunnen we er niet zonder. Als de parels niet stevig aaneen geregen zijn en bij elkaar gehouden worden door het draadje en de sluiting, valt alles uiteen.

Hetzelfde geldt voor de meest fraaie karaktereigenschappen. Hoe getalenteerd we ook zijn, wanneer we voor onszelf geen duidelijk `levensschema’ hebben, vallen we ten prooi aan de woeste baren van onze omgeving. Wanneer wij niet duidelijk op ons netvlies hebben wat ons levensdoel is en niet vastbesloten zijn onze belangrijkste religieuze targets te halen, zal de druk van buiten ons afleiden van dit rechte pad.

Sommigen willen onze `goles’-situatie vergelijken met de situatie rond de Exodus uit Egypte. De relatief korte Egyptische ballingschap van 210 jaar had een geweldige spirituele schade veroorzaakt. Slechts een op de vijf Joden trok uit. Stel je voor: 80% van de Joden bleef in Egypte, het land van hun verdrukkers. Acht op de tien Bnee Jisraeel verdween uit de geschiedenis van het Joodse volk en bleef volledig geassimileerd achter.

Alleen als we duidelijk weten waar we voor staan, kunnen we onze identiteit behouden.

VERDIEPING II: WIE HEEFT OOIT EEN ZIEL GEZIEN?

In het tweede boek van de Tora, Exodus, ontstaat het Joodse volk. Wat is het doel van het Joodse volk?

Veel van G’ds bedoeling met de wereld en de mensheid kunnen we begrijpen uit onze `nesjomme’ (ziel). Het probleem is alleen, dat er nog nooit iemand een nesjomme heeft gezien.

In de Talmoed staat een vergelijking met één onbekende: “Net zoals de nesjomme zich verbergt achter het lichaam, zo verbergt G’d zich achter de wereld”. G’d achter deze wereld is de Grote Onbekende, omdat wij het Opperwezen niet zo maar kunnen waarnemen (om daar een minimale glimp van op te vangen, is veel gevoel, goede wil, spiritualiteit en voorbereiding nodig).

Diep dit eens uit: als wij mensen naar elkaar kijken, zien we alleen de buitenkant van onze medemens maar niet zijn nesjomme. We zien een lichaam met triljarden cellen en moleculen maar de binnenkant van de mens tegenover ons blijft verborgen.

Als we met elkaar communiceren, spreken onze nesjommes met elkaar. Door met elkaar te praten ontdekken we de achtergronden en diepgang van de mensen tegenover ons. De nesjomme wordt een `chelek eloka mima’al mamasj – een deel van de Hemelse G’ddelijkheid’ genoemd. Het lichaam is uiterst beperkt in plaats en tijd. Alleen de nesjomme is niet beperkt door tijd en plaats. Wanneer ik Hoor Israel, Sjema Jisraeel zeg, zeg ik Hasjeem Echad, G’d is Een.

Hasjeem is de vierletterige Naam van G’d en betekent: Hij was, Hij is en Hij zal zijn. Verleden, heden en toekomst ineen en ook nog eens alles tegelijkertijd. Met het woord `eeuwig’ doe ik G’d tekort: eeuwig betekent er was een verleden, er is nu een heden en er zal eens een toekomst zijn. Bij G’d zijn verleden, heden en toekomst alle tegelijkertijd aanwezig, iets wat wij ons niet kunnen voorstellen.

Door Zijn boventijdelijkheid is G’d ook niet aan plaats gebonden. Hetzelfde geldt ook een beetje voor onze nesjomme. Als men iemand vraagt waar zijn nesjomme zit, is dat onmogelijk aan te wijzen. Hoewel de nesjomme zich wellicht ergens in de hersenen met het lichaam verbindt, voelt de nesjomme als een eenheid, die het hele lichaam vult.

De nesjomme is ook de instantie, die het lichaam bij elkaar houdt. De nesjomme is de kracht, die het lichaam zijn eenheid geeft. Zodra nesjomme en lichaam afscheid nemen van elkaar, valt het lichaam uiteen en desintegreert het.

Als een mier over ons lichaam zou lopen, zou hij niet door hebben, dat er achter dat lichaam een nesjomme zit. Omdat hij geen overzicht heeft over `ons lichaamstotaal’, meent hij dat hij over een groot blok vlees loopt waar misschien wel beweging in zit maar zeker geen ziel achter zit. De mier heeft geen `helicopter-view’ en mist zo de essentie van ons menszijn, onze nesjomme, omdat hij door de grote hoeveelheid aardse elementen van ons lichaam, het achterliggende, eenheidsvormende principe, dat onze essentie vormt, mist. De mier ziet door de bomen het bos niet meer.

Hetzelfde kunnen we van het Opperwezen zeggen. G’d verbergt zich achter de wereld (het Hebreeuwse woord voor wereld, ‘olam’, betekent verborgenheid). Door de enorme uitgestrektheid van het helaal is het voor ons `mieren’ bijna onmogelijk de grote ziel, die Enorme Nesjomme achter deze wereld te zien. We missen het overzicht. Onze lichamelijke beperktheid ontneemt ons het zicht op het Grote Totaal, dat alles bijeenhoudt, leven geeft, laat bestaan en zin en richting geeft aan het geheel.

Het verhaal van de nesjomme en het Opperwezen aan de wereld vertellen, dat is het doel van het Joodse volk.

VERDIEPING III: VASTBERADENHEID BOUWT HET VOLK

“Maar de vroedvrouwen vreesden Hasjeem en deden niet wat de koning van Egypte hen opdroeg (1:17)…En omdat de vroedvrouwen G’d vreesden, maakte Hij voor hen huizen” (1:21)

Hoe kan men iemands religieuze niveau inschatten? Dat kan op verschillende manieren. Een van de parameters is Jirat sjamajiem, zijn of haar G’dvrezendheid. Avraham wordt op zijn Jirat sjamajiem beoordeeld (Gen. 22:12) maar ook Israels aartsvijand Amalek (Deut. 25:18).

Sjifra en Poea (Jochewed en Mirjam) weigerden de Joodse kinderen tijdens de geboorte te doden. Zij riskeerden hun leven door het bevel van Farao te negeren.

Hun beloning was groot. Zij kregen huizen.

Volgens Rasji wordt met `huizen’ gedoeld op `huizen van kehoena, lewija (Aharon en Mosje, die afstamden van Jochewed) en malchoet (koning David, die afstamde van Mirjam)’. Onze Wijzen voegen hier aan toe, dat van Mirjam ook Betsaleel afstamde, de architect van het Misjkan, de Tabernakel. Hier werd de basis gelegd van het hele boek Sjemot, Exodus. In Sjemot staat de Uittocht beschreven en het geven van de Tora, waarna het Misjkan werd gebouwd.

Jirat sjamajiem is het fundament van een standvastige persoonlijkheid. Jirat sjamajiem stelt iemand in staat druk van buiten te weerstaan. Ieder moment in ons leven is een test: snel dawwenen of meer aandacht voor de tefilla (gebed)? Even iets lernen na het ochtendgebed of wegrennen naar ons werk?

Jochewed en Mirjam bouwden hun leven op rond deze eigenschap van Jirat sjamajiem, standvastigheid. Daarom beloonde Hasjeem hen door stevige huizen van generaties dienaren van Hasjeem uit hen te laten voortkomen.

Waarom was dit nu precies de gepaste beloning? Farao wilde niet het hele volk uitroeien. Zelfs als hij alle jongetjes gedood zou hebben in de Nijl zouden er nog steeds meisjes overblijven. Wanneer de vrouwen kinderen zouden krijgen van Egyptische mannen zouden de kinderen nog steeds Joods blijven. Koheenschap en de status levie (kehoena en lewija) zijn echter afhankelijk van de vader. Omdat Jochewed en Mirjam door hun mesiroet nefesj (opofferingsgezindheid) de kehoena en lewija voor Am Jisraeel behouden hebben, gaf G’d hen afstammelingen met koheen- en lewiestatus. Want kohaniem en lewie’iem waren mensen met mesiroet nefesj. Als dienaren van het Beet haMikdasj (Tempel) hadden ze geen aards erfdeel. Zij kregen geen land toebedeeld als de andere stammen: G’d was hun erfdeel.

Mida keneged mida – zoals zij weldeden, kregen Jochewed en Mirjam wat hen toekwam. Omdat zij voor ieder kind zorgden en iedere baby koesterden, stamden van hen ook koningen af. Een koning moet zich voor iedere burger inzetten en mag zich niet verheven voelen boven zijn onderdanen.

Reacties zijn gesloten.