Vijf miljoen euro voor Namenwand in Wertheim-plantsoentje

Het idee een namenwand in het Wertheimpark neer te zetten houdt het Nederlands Auschwitz Comité al zeker zeven jaar bezig. In het archief van het comité moet een brief liggen van november 2007 waarin onder meer staat: “Als plaats voor de namenwand stelt u voor het Wertheimpark in Amsterdam. Maar hoe ziet u de grootte van een dergelijk monument in relatie tot de parkfunctie van die plaats, en hoe ziet u het in relatie tot het bijzondere monument van Jan Wolkers?”. We zijn zeven jaar verder en de zelfde vragen maar nu met uitroeptekens vullen de voorpagina van deze krant (Parool, 3 juni 2014).

Ruben Vis

Al kort na de oorlog werd het monument opgericht dat dankbaarheid tot uitdrukking brengt van de Joden in Amsterdam jegens de hoofdstedelijke bevolking. Het monument staat in de Weesperstraat die door de deportatie van haar bewoners en de sloop van hun leeggeraakte huizen detoneert met de boodschap van het gedenkteken. Veel Amsterdamse Joden waren niet blij dat ook uit hun naam dank werd gebracht. Hun ervaringen en hun verdriet voerden de boventoon; niet een gevoel van publieke dankbaarheid. En nu doet zich opnieuw de situatie voor dat er te hoop wordt gelopen, maar dat de besluitvormingslocomotief doordendert. En dat al minstens zeven jaar.

Zo’n namenwand in het Wertheim-plantsoentje zal het Auschwitz monument in de schaduw stellen. De hemel, die alles heeft gezien, weerspiegelt zich in de gebroken glasplaten.

Vijf miljoen euro gaat die namenwand kosten. Toen ik bij de Auschwitzherdenking was bleek al gauw dat ik niet alleen stond in mijn twijfel. ‘Voor dode joden is altijd geld’, mopperde een mede-tweede generatiegenoot. ‘Liever vijf miljoen voor de joodse dagscholen, dat is levend Jodendom’. Sindsdien wordt daar steeds vaker aan toegevoegd: ‘Of voor de beveiliging van Joodse kinderen, scholieren, sjoelgangers en ouderen’.

Het Wertheimpark is ook sociologisch een onbegrijpelijke keuze. Het park vormt de poort naar de Plantagebuurt. Domicilie van de joodse gegoede burgerij. Het grootste gedeelte van Joods Amsterdam was in 1940 niet rijk of welvarend. Dat grootste, arme gedeelte was het meest weerloze deel. Ze woonden in de Jodenhoek, de buurt rond het Waterlooplein, met uitlopers naar de Transvaalbuurt, Oost, Watergraafsmeer.

Ieder heeft het recht zijn dierbaren te gedenken. Voor zover zij nabestaanden hebben om te kunnen herdenken. Laat een namenwand ons nooit wijs maken dat het remplacement kan zijn voor de graven die hen niet zijn gegund. Nog los van het idee dat we zelf voor een monument moeten betalen.

Zeven jaar geleden werd het al voorgesteld: “Het is wellicht een goede gedachte om, wanneer zou worden overgegaan tot het vervaardigen van een namenwand, de namenwand te bevestigen aan de lange muren op het perron van metrostation Waterlooplein.”

Dit gedenkteken zou moeten staan, daar waar de Joden hebben gewoond, geleefd en uit het hart van de samenleving zijn weggerukt. Kan het gedenkteken niet worden opgericht op een plek waar het gewone leven doorgaat. In plaats van een stukje Amsterdam dat verder nauwelijks mensen trekt. Waren er metro’s geweest dan zouden ze zeker zijn ingezet.

Het Waterlooplein, waar de eerste razzia werd gehouden. Metrohalte Waterlooplein, direct verbonden met de wijze van deportatie. Nu een plek waar dagelijks duizenden ogenschijnlijk doelloos voor zich uit staren. Kijkend naar een wand vol namen. Met in hun hand een smartphone. Alleen nog een slimme applicatie waarmee de reiziger steeds gegevens over een andere van de 102.000 namen op zijn phone op kan roepen. Amsterdam is een stad van multimedia kunst. Hier is ongetwijfeld de kunstenaar te vinden die de vertaling kan maken naar de wanden op het metrostation.

Het zal zeker geen 5 miljoen euro kosten.

Verscheen in juni 2014 in Het Parool

Reacties zijn gesloten.