Parsja Kie Tisa 5776

(Sjemot/Exodus 30:11 – 34:35)          

KIE TISA (als je neemt).

  • Er vindt een volkstelling plaats, waarbij arm en rijk ieder een halve sjekel betaalt.
  • Betsaleel wordt aangesteld als architect.
  • Op Sjabbat mag er niet aan het Heiligdom worden gewerkt.
  • Mosje is 40 dagen op de berg en ontvangt de Stenen Tafelen.
  • Het volk denkt dat Mosje niet terugkomt en eist van Aharon dat er een zichtbare god gemaakt wordt.
  • HaSjeem is woedend, wil het volk doden en uit Mosje een nieuw volk creëren.
  • Mosje gooit de Stenen Tafelen stuk en voltrekt samen met de stam Levie – die het gouden kalf niet diende – de doodstraf aan 3000 afgodendienaren.
  • Mosje houwt nieuwe stenen uit waarop G’d nog eens de Wet schrijft: vernieuwing van het Verbond tussen G’d en Israël.

Kie tisa is de 21e parsja, telt 139 pesoekiem, verzen, 2002 woorden, 7424 letters en is hiermee de 10 na langste parsja. Bevat 4 ge- en 5 verboden.

VERDIEPING I: HOE KOMEN WE BIJ DE BRON?

Wanneer Mosje 40 dagen en nachten op de berg Sinai verblijft om de Tora en de Stenen Tafelen in ontvangst te nemen, begeleidt zijn trouwe dienaar Jehosjoe’a hem op weg daar naar toe en blijft die hele tijd beneden aan de voet van de berg Sinai wachten tot zijn Rebbe (leraar) terug keert. Jehosjoe’a is het schoolvoorbeeld van een trouwe leerling, die nooit van de zijde van Mosje week. Dit heet in het Hebreeuws: ‘sjimoesj talmidee chagamiem’ – het dagelijks bedienen van en verkeren met grote geleerden. Alleen zo kan men zich de Tora eigen maken. Men moet niet alleen leren van een Rebbe maar ook zijn dagelijkse gedrag meemaken en dicht bij hem verkeren omdat men anders essentiële punten van Tora-gedrag mist.

Tora is niet alleen kennis en leren maar ook – en misschien wel voornamelijk – `a way of life’ – een `levensstijl’, een manier van leven. In de Talmoed (Berachot 7b) wordt zelfs gesteld, dat ‘sjimoesj talmidee chagamiem’ – het dagelijks bedienen en verkeren met grote geleerden groter is dan het leren van Tora.

Waar het om gaat is dat men de Tora overneemt en doorgegeven krijgt van mensen, die groter dan wijzelf zijn. Als wij in de kedoesja (heiliging) van de berachot (zegenspreuken) voor Sjema spreken over de manier waarop de Engelen G’d prijzen, dat stellen wij: “zij nemen met z’n allen van elkaar het juk van het Hemelse Koninkrijk op zich”. Dat `op zich nemen’ betekent, dat de Engelen dit aannemen en overnemen van hogere Engelen die het op hun beurt weer overnemen van weer hogere Hemelse wezens. Zo kunnen wij hier op aarde het werkelijke Hemelse juk van de Joodse traditie alleen op ons nemen door het door gegeven te krijgen van de vorige generaties. Op die manier wordt de band met de berg Sinai herbevestigd.

Wij staan alleen in de traditie van het Jodendom als het op oorspronkelijke wijze wordt doorgegeven van de hoogste Bron tot de aardse schepselen. Zo blijft de ervaring van de berg Sinai levend bij ons en is de traditie geen sleur of conformisme maar een verbinding met de Bron van het Levende Water, waar geen verveling toeslaat maar slechts enthousiasme en liefde voor de oude wijsheden bestaat.

VERDIEPING II: DE TWEEDE STENEN TAFELEN

Mosje brak de eerste Stenen Tafelen toen hij het Joodse volk het gouden kalf zag dienen. Tachtig dagen later kreeg Mosje de tweede Stenen Tafelen op Jom Kippoer, de eerste Grote Verzoendag in de Joodse geschiedenis. Hoewel de Tora stelt, dat de tweede Stenen Tafelen gelijk waren aan de eerste Stenen Tafelen (34:1) stelt de Talmoed (Awoda Zara 5a), dat er toch ook verschillen waren. De Bnee Jisraeel stonden op een heel hoog niveau direct na Matan Tora, het ontvangen van de Tora (toen ze nog niet de zondeval van het gouden kalf hadden meegemaakt).

Bij de eerste Stenen Tafelen waren de Bnee Jisraeel gestegen tot het niveau, dat ze geen last meer hadden van de jeetser hara (kwade neigingen), de Doodsengel geen vat meer op hen had, de Tora die ze geleerd hadden niet vergeten werd (zoals we helaas tegenwoordig weinig meer kunnen onthouden) en zij niet onderworpen waren aan de grillen van andere volkeren. Kortom: ze leefden weer op het niveau van Adam en Eva voor de zondeval in het Paradijs. Voor dit geestelijk niveau waren de eerste Stenen Tafelen bestemd.

Toen Mosje de Bnee Jisraeel zag dansen voor het gouden kalf begreep hij, dat zij deze `high level’ Stenen Tafelen niet waard waren en brak hij ze. Zij zouden een tweede set Stenen Tafelen ontvangen, die meer bij hun gevallen staat behoorde. Niet dat de tweede Stenen Tafelen inhoudelijk anders waren dan de eerste maar de manier waarop en de omstandigheden waaronder waren anders. Hieruit zien we, dat iedere generatie zijn eigen aanpak nodig heeft. In iedere generatie blijft de Tora hetzelfde maar de benadering van het volk verandert. Dit veronderstelt een grote gevoeligheid bij de Joodse leiders.

Hoe motiveren we onze generatie tot meer aanhankelijkheid aan de Tora? Vroeger hadden donderpreken met dreiging van het Hiernamaals wellicht enige invloed maar tegenwoordig volgen we een zachtere en positievere `approach’, waarin de grootheid van de mens en zijn talenten centraal staat. De Alter van Slobodka benadrukte altijd de `gadloet haAdam’, de enorme capaciteiten en talenten van ieder mens wanneer hij anderen wilde inspireren. Hij begreep, dat dit de benadering was voor zijn generatie en niet het preken van hel en verdoemenis.

Sjemoe’eel hanavi (de profeet Samuel) had de capaciteiten van Mosje en Aharon tezamen. Toch wordt hij in een gevleugelde uitspraak van onze Wijzen vergeleken met Jiftach, de Richter: “Jiftach was in zijn generatie als Sjoemoe’eel in zijn generatie”. Hoe groot de profeet Sjemoe’eel ook was en hoe klein Jiftach ook in zijn schaduw stond, niettemin worden ze met elkaar vergeleken omdat beiden er in slaagden om de Tora in hun generatie over te dragen aan de volgende generatie. Hoe verschillend Jiftach en Sjemoe’eel ook waren, beiden voelden zij hun generatie aan als geen ander en vonden zij de wegen om de Tora aan hun generatiegenoten door te geven.

We hebben de grootse taak om het Jodendom ook nu weer aan onze kinderen en leeftijdsgenoten door te geven. Iedere generatie heeft zijn specifieke eigenaardigheden en eisen. Maar de taak blijft identiek. Dat is de betekenis van de uitdrukking van de Tora, dat de eerste Stenen Tafelen gelijk waren aan de tweede Stenen Tafelen. Alleen de omstandigheden verschilden.

Na de zonde van het gouden kalf verklaart Hasjeem (G’d), dat “Hij tussen hen (de Bnee Jisraeel) woont temidden van hun onreinheden (Lev. 16:16)”. De Tora werd nu het instrument om onze jeetser hara (kwade neigingen) te overwinnen: “Ik, zegt Hasjeem, heb de jeetser hara geschapen maar ook de Tora gegeven om deze te beteugelen”. Nu kan men de jeetser hara op twee manieren proberen te overwinnen:

  1. Door hem direct met het goede te confronteren en hem te onderdrukken. Repressie is vaak directe botsing met onze jeetser hara (kwade neiging) en is niet altijd even effectief. Veel beter is
  2. Sublimatie door veel Tora te leren. Door het `lernen’ verheft men zich boven de jeetser hara. Net zoals een klein kind op een stok kan zitten en kan roepen dat dit zijn paard is maar later vanzelf begrijpt, dat dit onzin is, zo kan men ook door een hogere perceptie van de zin en het doel van het leven de jeetser hara te boven komen.

Het instrument bij uitstek in deze levenslange `struggle for life’ (het ware leven bedoel ik hier) blijft de Tora. Daarom moeten we daarop `intunen’ willen wij iets van het Jodendom brouwen. Een doordenkertje in ons media-tijdperk.

Reacties zijn gesloten.