Parsja Vajikra 5776

(Vajikra/Leviticus 1:1 – 5:26)

VAJIKRA: Derde boek van de Tora.

  • Vajikra heet ook Torat Kohaniem – Leer van de Priesters.
  • Een groot deel is gewijd aan de taak van de kohaniem in het (draagbare) Heiligdom.
  • Daar moesten brand-, vredes- eerstelingen-, zonde- en schuldoffers en meeloffers gebracht worden.
  • Bij alle offers komt zout te pas.
  • Wie een offer brengt, legt de handen op de kop van het dier.
  • De offers worden soms geheel, soms gedeeltelijk verbrand.
  • In het laatste geval is wat overblijft deels voor de koheen, en soms ook voor de aanbieder van het offer.

Vajikra is de 24e parsja, bestaat uit 21 afdelingen waarvan 13 open en 8 gesloten, telt 111 pesoekiem, verzen, 1673 woorden, 6222 letters en is de 27 na langste parsja. Bevat 11 ge- en 5 verboden.

VERDIEPING I: RUST, FOCUS EN MINDFULLNESS

“G’d riep Mosje en sprak tot hem vanuit de Tent van samenkomst” (1:1).

Mosje ging het zojuist opgerichte Misjkan (Heiligdom) pas binnen nadat hij hiertoe werd uitgenodigd door Hasjeem (G’d). Mosje had hard gewerkt aan het Heiligdom. De Sjechina, G’ds heerlijkheid had intrek genomen in het Heiligdom. Mosje voelde zich daar intens toe aangetrokken. Toch wachtte Mosje om de Sjechina te benaderen totdat G’d hem Zelf uitnodigde. Mosje paarde bescheidenheid (aniwoet) aan gevoel voor verhoudingen. Daarzonder gaat het mis in onze relatie tot het Opperwezen.

Tegenwoordig hebben we geen Misjkan meer maar moeten we blijven letten op aniwoet wanneer we voor Hasjeem staan. Om in aanraking te komen met het Hogere moeten we een stap terug doen om a.h.w. onze nederigheid te ervaren om ons open te kunnen stellen voor het Hogere.

Vooral bij het davvenen (bidden) is bescheidenheid en aandacht essentieel. Zelfanalyse, nadenken over je kleinheid tegenover Hasjeem, je plaats kennen in de wereld. Dat is het juiste besef tijdens de gebeden

VERDIEPING II: HET BELANG VAN LIEFDE

Het eerste woord van Vajikra betekent: ‘en G’d riep’. G’d benaderde Mosje liefdevol. Maar G’d sprak met Mosje alleen van aangezicht tot aangezicht ten behoeve van het Joodse volk. Die extra profetie kreeg hij niet voor zijn eigen genoegen. Na het gouden kalf, kreeg Mosje te horen: `ga naar beneden’. Het betekende eigenlijk: daal van je hoge niveau af. Je krijgt geen extra profetie meer voor het Joodse volk omdat ze van de weg zijn afgedwaald. Maar nu – na de oprichting van het Heiligdom – toen G’d hun zonden vergeven had, kwam Mosje weer terug op zijn oude niveau van profetie. De oude liefdesband was hersteld.

Het Hemelse roepen is liefdevol

Aan alle opdrachten en alle uitspraken van G’d ging een liefdevol roepen vooraf (Sifra; al het Hemelse roepen gebeurt met positieve emotie. Wanneer de Engelen elkaar oproepen om G’d te huldigen, dan geschiedt dat ook liefdevol, zonder jaloezie of concurrentie maar in volledige eendracht. Niet voor niets vormt dit liefdevol roepen een centraal thema van onze gebeden (de kedoesja)).

De G’ddelijke stem kwam van boven de deksel van de Heilige Arke, waarin de Stenen Tafelen lagen. De stem klonk op van tussen de beide Cherubijnen. Alleen Mosje hoorde dit. De duidelijke voorkeur van G’d voor Mosje kwam in dit roepen aan het begin van het derde Tora-boek naar voren.

VERDIEPING III: HET BELANG VAN DE PAUZES

In de Tora staan ook verschillende `onderbrekingen’ in de tekst. In een gedrukte Toratekst (choemasj) staan die aangeduid als `pe’, een open opening, die doorloopt in de onbeschreven zijkolom of een `samech’ een gesloten opening, die midden in de tekst staat en niet doorloopt in de onbeschreven zijkolom. De Midrasj benadrukt, dat er ook pauzes waren tussen G’ds uitspraken. Wat was het nut van de pauzes tussen G’ds uitspraken?

De pauzes dienden om Mosje rust te gunnen om na te denken over de geleerde onderwerpen. Wanneer pauzes noodzakelijk zijn om het van G’d geleerde materiaal te verwerken, hoe veel te meer zijn dan pauzes nodig wanneer de ene mens van de andere mens leert! Einde citaat.

De Tora benadrukt niet alleen het belang van lernen maar heeft ook oog voor de noodzaak van verwerken van de leerstof. Uiteindelijk is het doel van alle lessen van Hasjeem (G’d) dat het een deel wordt van onze persoonlijkheid.

Daarom is de letter alef van het openingswoord Vajikra klein. Het woord `alef’ als letterwoord betekent ook leren. Een kleine alef is een goed begin: leer klein! De Tora blijft alleen behouden bij mensen die zichzelf niet opblazen. Daarom kreeg Mosje ook deze hoge vorm van profetie. Hij was uitermate nederig en vluchtte altijd voor de kowed. Hij was een rolmodel voor goed Joods gedrag.

VERDIEPING IV: ADAMS – EN ONS OFFER

Vajikra gaat over de verschillende offers. Een offerend mens, wordt in de Tora ‘adam’ genoemd. Een zondaar wordt vergeleken met Adam, toen hij van de verboden Boom at. Door zijn zondeval riep Adam een vervloeking af over al zijn nakomelingen. Hij sleepte de hele wereld mee in zijn val. Ieder mens moet beseffen dat zijn daden gevolgen hebben voor de hele mensheid, zowel ten goede als ten slechte.

אדם כי יקריב מכם קרבן לה’ מן הבהמה מן הבקר ומן הצאן Adam kie jakriev mikem…min habehema min habakar oemin hatson…Wanneer een mens een offer brengt van jullie, van

  • het vee,
  • van het rund en
  • van het kleinvee.

Bij de offers staat: `mikem’ – van jullie: adam kie jakriev mikem – wanneer een mens een offer brengt van jullie. Eigenlijk had er moeten staan: `adam mikem kie jakriev’ – wanneer een mens van jullie een offer brengt.

Deze semantische verandering duidt er op, dat het offer uit onszelf moet komen. Het offer is wel een object maar waar het om gaat is wat het ons doet, wat wij van onszelf dichter bij G’d brengen. Korban, offer betekent doen naderen (tot het G’ddelijke).

Het kan een `behema’ – vee zijn, hetgeen op ons niveau van puur survival duidt. Vee is de hele dag aan het eten en herkauwen. Overleven staat centraal. Bij ons mensen gaat het niet alleen om het lichamelijke aspect. We offeren en verheffen het dierlijke. Bij ons staat juist het spirituele groeien centraal.

`Bakar’ – een rund – komt van het woord boker, ochtend, het doorbreken van de zonnestralen. Het duidt op het doorbreken van allerlei grenzen. In onze verbondenheid met G’d weten we ook dit dierlijk aspect te verheffen in het besef, dat alles wat we doen en denken juist wel aan prachtige door G’d gegeven regels gebonden is. Door die verbinding tillen we ook het dierlijke op een hoger plan.

Tson – kleinvee – duidt op onze kuddementaliteit. Soms moeten we ook daartegen vechten. Onze Aartsvaders durfden tegen alle conventies uit hun tijd op te boksen en hun eigen weg te gaan om G’d te benaderen (O.R. J. Sachs).

  1. STUKJE VAN DE GEBEDEN: OCHTEND-GEBED

Na de W.C. wast men de handen nogmaals afwisselend en zegt dan Al netilat en Asjer Jatsar.

AL NETILAT JADAJIEM is een birkat hamitsvot – een bracha over een G’ddelijke opdracht.

We wassen onze handen ’s ochtends:

  1. Omdat we als een nieuw schepsel herboren opstaan.
  2. Omdat we tijdens de slaap onreine dingen hebben aangeraakt.
  3. Omdat er tijdens de slaap een `onzuivere’ geest over ons komt, die met het ontwaken alleen nog op de handen achterblijft.
  4. Omdat we een “koninkrijk van priesters en een heilige natie” heten. Kohaniem moesten hun handen wassen voor de aanvang van de dienst. Ons gebed komt in plaats van de Tempeldienst.
  5. Omdat wij onze aardse werkzaamheden op een hoger plan moeten tillen (Al netilat betekent letterlijk: ‘’het opheffen van de handen’’).

 

Reacties zijn gesloten.