(Vajikra / Leviticus 9:1 – 11:47)
Sjemini is de 26e parsja, telt 91 pesoekiem, verzen, 1238 woorden, 4670 letters en is de 41 na langste parsja. Bevat 6 ge- en 11 verboden.
VERDIEPING I: DAWWENEN EN LEREN HANGEN SAMEN
Het was inderdaad de achtste dag van de inauguratie van het Misjkan. Maar ondanks alle korbanot, offers van de eerste koheen gadol, de Hogeprietser Aharon en zijn birkat kohaniem (priesterzegen) daalde de Sjechina, de G’ddelijke Aanwezigheid niet af. Aharon weet dit aan zijn betrokkenheid bij het gouden kalf (hoewel hij er alles aan gedaan had om het te frustreren).
Mosje zag de vertwijfeling van zijn broer en samen gingen zij de Ohel Moe’eed, de Tent van samenkomst binnen om daar te dawwenen (bidden). Toen daalde de Sjechina af.
Dit geeft een geweldige moesar haskeel: een idee om over na te denken!
De Joden hadden maanden gewerkt aan het vervaardigen en bouwen van het Misjkan, het reizende Heiligdom in de woestijn. Er waren reeds 8 dagen van inwijding voorbij. Maar alles was voor niets zolang er geen tefilla (gebed) was.
Dit speelt ook in ons dagelijks leven. Er is een bekend Jiddisj gezegde, dat alles zijn mazzel (G’ddelijke bijstand) nodig heeft, zelfs een Sefer Tora (Tora-rol) in de Heilige Arke. Ook ons Tora leren heeft Hemelse bijstand nodig. Dat krijgen wij door te dawwenen (bidden).
De mensen vroegen eens aan rabbi Jehosjoea ben Chananja hoe zij wijsheid konden krijgen. Hij antwoordde: “Door veel te leren en weinig te werken”. Het doet ons denken aan de bekende discussie uit de Talmoed omtrent de verhouding tussen een aards beroep en een hogere roeping: “Wat wil het vers (Dewariem/Deut. 11:14): ‘en u zult inzamelen uw koren, uw most en uw olie’ zeggen? Omdat er in het boek Jozua 1:8 geschreven staat: ‘Dit wetboek mag niet wijken uit uw mond maar overpeins het dag en nacht’, had ik kunnen menen, dat dit laatste vers letterlijk bedoeld is. Daarom werd het vers uit Dewariem/Deut. 11:14 geschreven, om te wijzen op de plicht om naast Tora-studie een aards beroep uit te oefenen.” Dit was de opvatting van Rabbi Jisjmaëel.
Rabbi Sjimon bar Jochai vraagt echter: “Kan het zijn dat de Tora in Dewariem 11:14 bedoelt, dat de mens ploegt in de ploegtijd, zaait in de zaaitijd en oogst in de oogsttijd? Wat zou er dan van een hogere roeping terechtkomen? De tegenstrijdige verzen hebben betrekking op verschillende perioden. Wanneer men G’ds wil volledig opvolgt, wordt het (aardse) werk door anderen verricht. Vervult men G’ds wil echter niet, dan moeten zij hun werk zelf verrichten, zoals er staat (Dew. 11: 14): “en U zult inzamelen”.
Velen deden zoals Rabbi Jisjmaëel had aangeraden. Het lukte hen om beide plichten – werken en lernen – naar behoren te vervullen. Zij, die probeerden te leven naar het ideaal van Rabbi Sjimon bar Jochai, slaagden hier veelal niet in.
Toen de mensen bij rabbi Jehosjoea ben Chananja kwamen klagen dat het hen niet lukte, raadde hij hen aan te dawwenen voor succes in Tora leren. Tefilla (gebed) blijft onontbeerlijk! Rabbi Jonathan Eybeshutz meent, dat een opluchtend gebed in tranen ook een enorme invloed heeft op onze mentale capaciteiten en veel Talmoedische problemen kan helder maken.
VERDIEPING II: STILTE IS KENNISMAKEN MET JEZELF
Nadat zijn zonen Nadaw en Awihoe waren gestorven omdat ze te dicht bij G’d waren genaderd, `zweeg Aharon’ (10:3). Aharon, de eerste koheen gadol, Hogepriester zweeg toen hij met overweldigend persoonlijk leed werd geconfronteerd.
Soms past het ons te zwijgen bij dit soort tragedies. Ik besef terdege dat dit niet voor iedereen geldt maar sommige mensen gaan zich door moeilijke perioden en problemen, realiseren dat er meer is, meer dan alleen deze aardse wereld. We gaan beseffen dat er hogere doelen in het leven zijn, dat er meer is dan alleen het direct waarneembare. Iedereen reageert verschillend.
Stilte kan leiden tot contact met ons ware ik, ons echte innerlijk. We worden te vaak te veel afgeleid door alles om ons heen. Een moment van rust betrekt ons weer op onze eigen innerlijke wereld, die absoluut de moeite waard is.
STUKJE TEFILLA: OCHTENDGEBED.
ELOKAJ NESJAMA – is een dankberacha voor de ziel.
Wij danken G’d omdat
- Verbondenheid. Het een wonder is hoe ziel en lichaam verbonden zijn. Gelijk G’d Zich met de wereld verbindt, is de ziel met het lichaam verbonden.
- Reinheid: onze ziel niet zondig is maar rein geboren wordt zonder erfzonde. Onze taak is onze ziel rein te houden.
- Autonoom bestaan: wij beseffen, dat onze ziel niet het product is van onze hersenen maar door G’d gegeven is.
- G’ddelijk: onze nesjama G’ddelijke elementen bevat. Daarzonder hadden we geen `tool’ gehad om contact te maken met het Hogere. Het G’ddelijke is het unieke van de mens.
- Zingeving: wij alleen met onze nesjama zin, betekenis en heiligheid kunnen geven aan ons vergankelijk bestaan.
- Verheffing: wij alleen met onze nesjama ons aardse bestaan in contact kunnen brengen met het Hogere.
- Eeuwigheid: wij ook voortbestaan na het vergaan van het lichaam. Bij de herleving van de doden zal de ziel weer in een aards omhulsel terugkeren.