Parsja Tazria 5776

(Wajikra/Leviticus 12:1-13:59) en parsjat hachodesj

TAZRIA (conceptie en geboorte).

Na de bevalling van een zoon of een dochter wordt de kraamvrouw onrein; ze moet een offer brengen.

De briet-mila (besnijdenis) moet op de achtste dag geschieden.

Uitvoerig wordt melaatsheid (een verkleuring of aandoening) beschreven, die bovendien kleding en gebouwen kan aantasten.

Tazria is de 27e parsja van de Tora, telt 67 pesoekiem, verzen, 1010 woorden, 3667 letters en is de 48 na langste parsja. Bevat 5 ge- en 2 verboden.

VERDIEPING I: KINDEREN: GEEN RECHT MAAR EEN GROTE VERANTWOORDELIJKHEID

De geboorte van een kind is telkens weer een wonder en een opdracht. Het kind wordt toevertrouwd aan ouders en door hen opgevoed. De meeste ouders hebben echter geen (intensieve) `cursus opvoeden’ genoten. Kinderen zijn niet bedoeld als zekerheid voor de oude dag noch als bezit, noch als objecten om het eigen falen te rectificeren.

Koning David stelt in zijn Psalmen: “Wat is een mens, dat U hem zult herinneren, wat is een persoon, dat U hem zult bedenken”? (8:5). Het Hebreeuwse woord voor `bedenken’ kan ook betekenen: “U heeft hem een onderpand gegeven”. Wij `nemen’ geen kinderen maar krijgen kinderen en zien de geboorte van een baby als een teken van Boven, dat Hasjeem (G’d) in ons gelooft, dat wij een kind goed kunnen opvoeden. Een menselijk wezen wordt ons toevertrouwd. Dat geeft ons een enorme verantwoordelijkheid.

In het eerste deel van Sjema geeft de Tora een duidelijke opdracht: “Jullie zullen de Tora aan je kinderen inprenten en je zult er over spreken” (Dew./Deut. 6:7). Maar in het tweede deel van Sjema staat er: “Jullie zullen de Tora aan je kinderen onderwijzen zodat zij er over zullen spreken” (Dew. 11:19 naar de vertaling van Nachmanides).

Dit betekent, dat de ouders de kinderen in de Tora moeten opvoeden maar het is uiteindelijk de bedoeling, dat de kinderen zelfstandig verder gaan in wat zij bij hun ouders voor zich hebben gezien. Chinoeg (opvoeding) betekent, dat zij een innerlijk verlangen opbouwen om bij het volk van het Boek te horen, diep doordringen in de geheimen van de Tora en dat ook willen uitdragen.

Als chinoeg zelfstandige ontplooiing in het Tora-leven frustreert, is er iets mis gegroeid. Kinderen zijn niet alleen onze kinderen, het zijn ook G’ds kinderen, die ons toevertrouwd zijn met een levensopdracht.

VERDIEPING II: IN HET PALEIS VAN DE KONING

Was melaatsheid een ziekte of een ingreep van Boven? Rabbiner Hirsh (19e eeuw, Duitsland) heeft op grond van de verschillende symptomen aangetoond, dat het in ieder geval geen lepra kon zijn. De vraag is dan wat melaatsheid dan wel was? De verklaarders nemen aan, dat tsara’at (melaatsheid) een bovennatuurlijk fenomeen was en alleen plaatsvond in een super gewijde omgeving.

Mensen, kleding of huizen werden niet met tsara’at getroffen buiten Israël. Ook kwam het alleen binnen het Joodse volk voor en alleen wanneer het Joodse volk op een hoog niveau van kedoesja (heiligheid) en spiritualiteit functioneerde. Alleen onder deze omstandigheden konden de witte vlekjes herkend en erkend worden door de koheen (priester) als tsara’at. Het betekende dan dat Hasjeem (G’d) zich verwijderde van iemand die bijvoorbeeld kwaadsprak en hem/haar duidelijk maakte, dat hiermee gestopt moest worden.

Zo een privé behandeling of particuliere aandacht van Hasjeem noemen we in het Hebreeuws: hasjgacha peratiet, speciaal toezicht (op je eigen religieuze wel en wee). Het betekent, dat Hasjeem zich intensief, ook met ons privé leven bemoeit. Door tekens uit de Hemel gaf G’d ons aan hoe wij ons religieus konden perfectioneren. Iedere aberratie wordt snel rechtgezet. Door het speciale Hemelse toezicht werd je direct gecorrigeerd en weer teruggezet op het rechte pad. Op deze wijze werd de vers en belofte “Ik ben Hasjeem in het midden van het land” (Ex. 8:18) gerealiseerd. No nonsense. Misverstanden waren niet mogelijk.

Op Seideravond eten we matzes en maror omdat iedereen geacht wordt de Uittocht ieder jaar weer opnieuw te beleven. Maar er is meer: het gaat er ook om om weer die uitzonderlijke G’ddelijke aandacht voor ieder van ons deelachtig te worden. Op Seideravond neemt Hasjeem ons weer bij de hand. Nadat we verklaard hebben, dat onze voorouders oorspronkelijk afgodendienaren waren verklaren we plechtig, dat Hasjeem ons nu nader heeft gebracht tot Zijn dienst.

De Misjna schrijft voor, dat tijdens de vertelling van het verhaal van de uittocht eerst de aanvankelijk onwaardige situatie van het Joodse volk verteld moet worden om daarna hun prestigieuze bevrijding te beschrijven (B.T. Pesachim 116a).

Het vereiste van de Misjna wordt vervuld door eerst te vertellen dat wij slaven waren en dat G’d ons daarna bevrijdde. Volgens een andere mening moeten we vertellen: “Oorspronkelijk waren onze voorouders afgodendienaren (onwaardige status) maar nu heeft de Alomtegenwoordige ons gebracht tot zijn dienstbetoon (daaropvolgend prestige). Wat is de reden voor deze specifieke vorm van vertelling?

De Maharal van Praag legt uit, dat een roemrijke status na een onwaardig begin een uiting is van G’ds leiding van de geschiedenis. Het loopt parallel met de natuur, waar dingen geboren  of geschapen worden in een onvolmaakte staat en na verloop van tijd volwassenheid bereiken en meer perfect gaan functioneren. Daarom  moest ook het oorspronkelijke licht, dat geschapen werd op de eerste dag voorafgegaan worden door duisternis. Want licht is de perfectie van de Schepping en het kan niet zijn dat dat direct aan het begin van de schepping zou ontstaan.

Hasjgacha peratiet, speciaal toezicht op ons eigen religieuze niveau vanuit de Hemel is voor velen van ons niet goed te vatten. Ik vraag altijd: “Wat is een religieus mens volgens het Jodendom”? Ik denk dat naast het uitvoeren van de mitswot het belangrijk is om overal de hand van Hasjeem in te zien. Als je daar gevoelig voor bent, wordt je vanzelf die hasjgacha peratiet, die speciale Hemelse aandacht waardig en deelachtig.

Gevoel voor hasjgacha peratiet is ook de oplossing voor alle vormen van jaloezie. Iedereen heeft zijn eigen plaats in de wereld en krijgt daarvoor de talenten en mogelijkheden om zijn aardse taak te volvoeren. Het helpt ons niet om onze vrienden of kennissen na te doen omdat zij iets anders moeten doen op deze wereld dan jij. Er is een bekend verhaal van een leerling van Rabbi Jisraeel Salanter, Rabbi Naftali Amsterdam. Rabbi Naftali uitte eens de wens om zo een genie te worden als de Sja’agat Arje (een grote geleerde uit die tijd), zo veel religieuze emoties te kunnen opbrengen als een tweede Chagam en de karaktereigenschappen te hebben van Rabbi Jisraeel Salanter. Maar zijn Rebbe, Rabbi Jisraeel Salanter zei hem dat hij fout zat: “Het gaat om jou, Reb Naftali, jij moet jouw talenten en capaciteiten waarmaken. Daarom ben jij zo, zoals je bent, op de wereld gezet”.

 

 

STUKJE TEFILLA: OCHTENDGEBED

Instructie: Men mag deze eerste lofzegging — beracha — niet voordat het dag is uitspreken.

ASJER NATAN LASECHVIE VINA

EERSTE VAN DE OCHTENDBERACHOT.

Dit is een dankberacha.

Wij danken Hasjeem omdat:

  1. Parallellisme: gelijk een haan het verschil tussen nacht en dag aanvoelt, de mens verschil kan maken tussen kwaad en goed. Sechvie betekent zowel haan als hart.
  2. Vrije wil: wij na het danken voor lichaam en ziel, G’d voornamelijk danken voor het feit, dat hij ons niet als robotten geschapen heeft maar iedereen het onderscheidingsvermogen heeft gegeven met een vrije wil.
  3. Beloning: het enige echte keuzemoment in het leven, kiezen tussen goed en slecht is. Alleen op dit morele terrein hebben wij echt wat in te brengen. Daarom zullen we in de Toekomstige Wereld juist hiervoor beloond worden.

Reacties zijn gesloten.