Sefardiem en Asjkenaziem, peulvruchten en rijst

De grote verschillen, die er bestaan tussen de religieuze beleving van de Asjkenazische en Sefardische gemeenschappen staan ook op Pesach weer duidelijk voor het voetlicht.

Rabbijn R. Evers, rabbijn van het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap; 2006

Zo eten sommige Asjkenaziem al geen matzes meer vanaf Poeriem of het begin van de maand Nisan, terwijl de Syrische Joden alleen de dag voor Pesach geen matzes meer eten, teneinde duidelijk te maken, dat de matzes op Seideravond puur en alleen gegeten worden voor de Mitswa (om het Tora-gebod te vervullen). Bij de Marokkaanse Sefardiem wordt de middelste matza in tweeën gebroken in de vorm van de Hebreeuwse letter He, waarbij de hele familie een Arabisch danklied zingt, waarna ieder familielid de gebroken matza op ooghoogte vasthoudt en “Ha Lachma Anja” – dit is het brood van de ellende – reciteert, terwijl zij de gewoonte van het stelen van de Afikoman (de laatste matza) om de kinderen wakker en alert te houden, niet kennen.

 

Rijst
Halachisch interessanter is het – ook in Nederland gepraktiseerde – verschil in toegestane soorten voedsel. De Tora verbiedt op Pesach om Chameets – gerezen producten – te eten of in bezit te hebben. Volgens de mondelinge leer, de Misjna, kunnen alleen de vijf graansoorten rijzen: tarwe, gerst, rogge, gerst en haver.

Rijst valt niet onder het Chameets-verbod, omdat rijst vermengd met water slechts rottend zwelt maar niet voldoet aan het criterium voor rijzen, aldus de Talmoed. Alleen Rabbi Jochanan ben Noeri meent, dat ook rijst zou kunnen rijzen. Zijn opvatting werd echter niet aangenomen (B.T. Pesachiem 114b).

Niettemin bestaan er schriftelijke bewijzen, dat de vraag of het op Pesach toegestaan is om rijst (en peulvruchten) te eten reeds meer dan 800 jaar oud is. Rabbi Jitschak van Corbeille schrijft omstreeks 1200, dat “de mensen er reeds sinds de tijd van de vroegere geleerden aan gewend zijn om ‘Kitnijot’ – rijst en peulvruchten – te verbieden. Hoewel mijn leraar, Rabbi Jechiëel uit Parijs wel witte bonen at op Pesach en grote geleerden citeert, die dit toestonden, valt het bijzonder moeilijk iets toe te staan, dat door de meeste mensen als verboden wordt beschouwd”. Ook de gezaghebbende auteur van de Sjoelchan Aroech (de joodse codex), Rabbi Joseef Karo (1488-1575), bespreekt de afwijzende commentaren maar concludeert uiteindelijk, dat het verbod op Kitnijot alleen aangenomen werd door de Asjkenazische Joden maar niet door de Sefardische. Rabbi Joseef Karo geeft als ratio van het eventuele verbod, dat er wellicht graankorrels, die werkelijk kunnen rijzen, vermengd zijn geraakt met de rijst. Vandaar, dat bijvoorbeeld de Syrische Sefardiem reeds weken voor Pesach de rijst zeer zorgvuldig onderzoeken.

 

Pinda’s en aardappelen
Het verbod van Kitnijot heeft verstrekkende consequenties. Allereerst is niet geheel duidelijk welke producten onder dit verbod vallen. Rabbijn Mosje Feinstein laat de vraag of het geoorloofd is pinda’s te eten afhangen van het plaatselijke gebruik wat weer bepalend is voor de vraag of ook pinda-olie op Pesach is toegestaan. De Nisjmat Adam weet verder te melden dat er tijdens een grote hongersnood in 1771-1772 in de Duitse plaats Fürth een Rabbinaal Hof speciaal bijeen geroepen werd om op Pesach ‘bulbes’ – aardappelen – toe te staan, omdat de Duitse joden ook aardappelen als Kitnijot beschouwden. En hoe zit het in geval van ziekte? Vele medicijnen bevatten zetmeel als bindmiddel, dat vaak gemaakt wordt van maïs, die beschouwd wordt als Kitnijot. De Misjna Beroera staat Kitnijot in geval van ziekte toe. Ook derivaten van Kitnijot hebben de pennen in beweging gezet. Toen de vroegere Opperrabbijn van Israël, rav Kook, maïs-olie toestond, ontstond een storm van protest van Asjkenazische zijde.

 

Huwelijkse perikelen
Het ‘gemengde huwelijk’ vormde het volgende probleem. Nu zowel Asjkenazische als Sefardische joden van de vier hoeken der aarde naar Israël zijn gestroomd, zouden de verschillende tradities tot huwelijkse spanningen aanleiding kunnen geven. Welke gewoonte dient het pas getrouwde echtpaar te gaan volgen? Rabbijn Mosje Feinstein is van mening, dat de vrouw alle gewoonten van haar man moet overnemen, ook al zou dit betekenen, dat een echtgenote van bijvoorbeeld Poolse afkomst die haar hele leven geen Kitnijot heeft gegeten, een rijstschotel op de Seidertafel zou moeten tolereren. Andere grote rabbijnen staan echter meer discrepantie toe.

 

Perioden
Het onderscheid tussen Asjkenaziem en Sefardiem gaat lang in de geschiedenis terug. Historici markeren verschillende perioden:

– Tot de dood van Maimonides (1204) zijn de Sefardiem duidelijk de docenten van Talmoed en Halacha, terwijl Asjkenaziem een geringere positie innemen

– Vanaf 1204 tot de komst van de befaamde Duitse Rabbi Asjer ben Jechiëel (‘Rosj’) in Toledo in 1304 is er sprake van wederzijdse beïnvloeding terwijl de Asjkenaziem langzamerhand terreinwinst boeken op het gebied van het ‘lernen’

– Vanaf 1304 tot 1391 hebben Asjkenazische docenten duidelijk de overhand

– Vanaf 1391 tot 1492 – de verdrijving van de joden uit Spanje – was er weinig contact tussen het Duits-Franse en het Spaanse Jodendom als gevolg van de vele vervolgingen en pogroms.

 

Verschillen
Rav Jechezkeel Katzenellenbogen wijt het verschil tussen de Sefardische en Asjkenazische Minhag (gewoonte) bij het aansteken van de Chanoeka-lichten aan de verschillende levensomstandigheden. In Spanje kenden de Joden lange tijd veel godsdienstvrijheid en konden zij de lichtjes buiten aansteken. Daarom stak alleen het gezinshoofd de Menora aan, zodat voor alle voorbijgangers duidelijk zou zijn hoeveel dagen van het Chanoeka-wonder reeds voorbij waren. De Asjkenazische joden kenden veel minder godsdienstvrijheid, zodat zij altijd binnen aanstaken. Dat voorbijgangers door meerdere Menorot in de war gebracht zouden worden, speelde nauwelijks een rol, zodat bij hun de visie van Maimonides ingang vond, die stelt, dat ieder lid van het gezin moet aansteken.

Maar er zijn meer fundamentele verschillen. Het was een verschil in Weltanschauung, met name gedurende de tweede helft van de middeleeuwen. Het Spaanse Jodendom, dat zich onder mohammedaans bestuur kon herstellen van de ellende die het tijdens de regering van christelijke vorsten had moeten verduren, beleefde in de tiende eeuw een tijdperk van grote bloei. De gouden eeuwen op het Iberische schiereiland hebben hun stempel gedrukt op de toenmalige Sefardische mentaliteit. In een relatief open maatschappij richtten zij hun aandacht ook op meer wereldse aangelegenheden. Het Duitse Jodendom uit de middeleeuwen biedt een veel treuriger aanblik. Reeds vroeg in de geschiedenis werden zij van het sociale leven uitgesloten en volledig op zichzelf teruggeworpen wat ook zijn stempel heeft gedrukt op de religieuze beleving.

Reacties zijn gesloten.