Parsja Acharee Mot 5776

  • Op Jom Kippoer, als de Hogepriester het Allerheiligste betreedt met rook- of reukwerk, moet hij speciale kleding aantrekken.
  • De offers zijn o.a. 2 gelijke bokken, waarvan de ene geofferd werd en de andere als zondebok de woestijn werd ingestuurd.
  • Op Jom Kippoer moet men volledig vasten, mag men geen leer dragen, zich niet wassen en zalven en geen huwelijksrelaties hebben.
  • Nogmaals wordt gewaarschuwd voor afgodische praktijken.
  • Bloed mag men niet consumeren, want dat is met het leven verbonden.
  • Diverse seksuele praktijken worden verboden – het volk moet heilig zijn en mag geen Egyptische gruweldaden nadoen.

Acharee Mot is de 29e parsja, telt 80 verzen, 1170 woorden, 4249 letters en is de 29 na langste parsja. Bevat 11 geboden.

KETORET, REUK- OF ROOKWERK

“Zijn handen vol van zeer fijn gemalen reukwerk specerijen” (16:12).

Rasji legt uit dat het ketoret, het reukwerk op Jom Kippoer, de Grote Verzoendag uit zeer fijn gemalen ingrediënten bestond. Het ketoret werd twee maal dagelijks gebracht maar vlak voor Jom Kippoer werd het nogmaals extra gemalen. Waarom geschiedde dat? Wat is het bijzondere van het ketoret?

Rabbi Efraim Luntshitz (16-17e eeuw) legt uit dat er in de Tempel twee altaren waren. Beide altaren waren bestemd om kappara (verzoening) te doen voor de falende mens. Het koperen altaar, dat buiten stond, kwam om te verzoenen voor lichamelijke zonden. Daarom werden er een hoop dieren geofferd die voor het lichaam van de mens in de plaats kwamen. Zij lijken enigszins op onze aardse en animale aspecten.

Ziel en kappara

Toch heeft ook de ziel een kappara (verzoening) nodig, omdat ze verbonden is met het lichaam en daardoor wordt bezoedeld. Een nesjama (ziel) kan geen verzoening krijgen door de ziel van een behema (dier), want deze zijn niet vergelijkbaar. De geest van een mens stijgt naar boven en die van een dier naar beneden. Daarom heeft G’d geboden om een rookwerkaltaar te maken, waar rook naar boven steeg als ‘aangename geur voor G’d’, om kappara te doen voor de ziel van de mens, die als het ware als rookzuil naar boven gaat.

Geur of reuk staat tegenover de ziel. Daarom zegt men over geur een speciale beracha, want alleen de nesjama geniet van de geur en niet het lichaam. In de Talmoed wordt gesteld, dat ‘het rookwerk rijk maakt’.

Wanneer men niet bezig is met aardse dingen – zoals op Jom Kippoer – maar alleen maar met Hemelse zaken (men wil alleen maar de nesjama verrijken) krijgt men rijkdom als geschenk erbij.

Verzoening en inkeer

Verzoent Jom Kippoer zonder meer of hangt de vergiffenis samen met de mate van inkeer? Wanneer men in de buurt van het G’ddelijke verkeert, komt men vanzelf in het reine, wordt men vanzelf `schoongewassen’. Verzoening blijft een geschenk van G’d, dat we uiteindelijk toch niet op eigen kracht kunnen bereiken. Inspanning blijft echter toch noodzakelijk. Wij moeten er iets voor doen: tesjoewa, tefilla en tsedaka (inkeer, gebed en liefdadigheid). Jom Kippoer wordt wel de dag van de vijf gebeden genoemd, twee meer dan de drie dagelijkse gebeden. De vijf gebeden staan tegenover de vijf niveaus van de ziel die op Jom Kippoer actief zijn: de lichamelijke ziel (nefesj), de geestelijke ziel (roe’ach), de G’ddelijke ziel (nesjama), de bron van het leven (chaja) en de eenwording van de ziel met G’d (jechida). Doordat alle zielniveau’s actief zijn vormt zich een directe verbinding met het G’ddelijke in de wereld. Door deze verbinding worden alle averot en onzuiverheden weggenomen en ontstaat weer een totale puurheid en zuiverheid van geest, die wij kappara (schoonwassing) noemen.

Op het hoogste niveau voltrekt zich het mystieke wonder van de eenwording met G’d, gesymboliseerd door die ene Hogepriester die eenmaal per jaar in het Allerheiligste het G’ddelijke aan den lijve ondervond. Daarmee is Jom Kippoer de climax in de jaarlijks terugkerende feestenreeks.

Samenstelling van het ketoret (reukoffer)

Het reukoffer bestond uit elf verschillende kruiden die op een specifieke wijze gemengd werden. Het ketoret werd ‘s ochtends en ‘s avonds gebracht, ‘s ochtends voordat de koheen (priester) de Menora in orde bracht en ‘s avonds voordat hij de Menora aanstak. In de Tora worden alleen de basis ingrediënten van het ketoret vermeld. Het totale gewicht van alle kruiden dat nodig was voor één jaar was 368 mane, een halve mane ‘s ochtends en een halve mane ‘s avonds. De resterende drie mane werden op Jom kippoer door de Koheen gadol (Hogepriester) geofferd in het Kodesj kodasjiem (Allerheiligste).

Roddel

De samenstelling van het ketoret is gehuld in mystiek. Volgens Chazal, onze Wijzen brengt het ketoret verzoening voor de zonde van lasjon hara (kwaadspreken). In de Joodse geschiedenis vinden we enerzijds hoe het ketoret dood en vernietiging bracht. De twee zonen van Aharon, Nadav en Avihoe, vonden de dood toen zij op de dag dat het Ohel Moëd (Tabernakel) werd ingewijd op eigen initiatief ketoret brachten.

Hetzelfde overkwam de 250 volgelingen van de rebel Korach, die door middel van het brengen van het ketoret wilden testen wie door G’d voor de Tempeldienst was uitverkoren.

Anderzijds stopte Aharon door middel van het ketoret een plaag van sterfte, die uitbrak bij de opstand van Korach. We zien hier een parallel tussen het ketoret en de grote avera (overtreding) van lasjon hara, zoals in Spreuken 18:21 staat: ‘Leven en dood zijn in de macht van de tong’.

De avera, overtreding van lesjon hara brengt dood en verderf in deze en de toekomstige wereld. Door niet mee te doen aan deze avera kan men de verdienste hebben van de toekomstige wereld (My Prayer).

Hogere aspiraties

Het ketoret was in zekere zin een hoger soort offer. Bij een normaal offer werd een dier door de procedure van het korban opgeheven tot het G’ddelijke, hetgeen weerspiegelde hoe het materiële zich overgaf aan het geestelijke vuur. Korban komt van de stam karav – dichterbij brengen. Daarom werden de offers ook gebracht in de voorhof, dat leidde tot het Beet Hamikdasj – het symboliseerde het proces van het reinigen en wijden van al het materiële in de mens tot het G’ddelijke. Zo is koper ook een edelmetaal dat nog niet de hoogste kwaliteit heeft.

Ketoret komt echter ook van de Aramese stam voor ‘binden’. Brengt een korban een mens dichter bij G’d dan gaat het ketoret nog een stap verder – het verbindt de mens met G’d en stelt hem in staat één te worden met G’d.

Ketoret wordt dan ook in zijn oorspronkelijke vorm gebracht zonder eerst een proces van slachten te ondergaan. Ketoret wordt in het  Mikdasj (het Heilige) zelf gebracht. Ketoret is de verwerkelijking van het ideaal waar de andere korbanot naar toe leiden: de sublimatie van het geestelijke, de hoogste en meest pure communicatie met G’d, het offer dat de enige diepe wens van elk mens vertolkt om zichzelf volledig aan G’d te binden door middel van Tora en mitsvot (My Prayer en Rav S.R. Hirsch).

Subtiele laster

Daarom moet het ketoret op Jom Kippoer extra fijn zijn. Het symboliseert dat wij ons op de heiligste dag van het jaar realiseren, dat wij niet alleen grove laster moeten vermijden maar zelfs de meest subtiele vormen van roddel en kwaadsprekerij moeten proberen te voorkomen.

Een van de ingrediënten van het ketoret was galbanum (Ex. 30:34) Rasjie legt uit dat galbanum geen prettige geur verspreidt. De Tora vermeldt het toch tussen de ingrediënten van het ketoret (reukwerk) om ons te leren dat het goed is om bij onze gebeden ook posjee Jisraeel (afvalligen) mee te tellen met ons minjan (quorum van mee biddenden). Het is zelfs een pluspunt. Uiteraard mogen kwaadwillende mensen geen slechte invloed hebben: de geur van het gelbanum ging totaal op in de overige ingrediënten van het ketoret. Maar de boodschap is duidelijk: iedereen hoort er bij.

SJELO ASANI IESJA

 “Geprezen… Die mij niet als een vrouw gemaakt heeft”.

VIERDE OCHTENDBERACHA

 Wij zeggen deze beracha omdat:

  1. Tevredenheid. Mannen tevreden zijn met hun lot. In het Jodendom bestaat een taakverdeling tussen man en vrouw. Hoewel deze taakverdeling niet absoluut is en de een meestal de taken van de ander mag en kan overnemen, geven wij met deze beracha aan ons te schikken in ons lot, dat wij de Joodse identiteit van de volgende generatie niet bepalen noch een groot aandeel hebben in de opvoeding van de kinderen. De rol van de Joodse vrouw werd vaak ondergewaardeerd en verkeerd begrepen.
  2. Meer mitsvot. Mannen meer mitsvot nodig hebben dan vrouwen om dicht bij G’d te komen. Mannen zijn nog niet precies wat G’d van hen verlangt. Zij hebben meer mitsvot nodig dan vrouwen om de vereiste perfectie te halen. Bij de vrouwen bestaat die noodzaak minder. Zij staan van nature wat dichter bij G’d. Daarom zeggen zij: “Geprezen… Die mij naar Zijn wil heeft gemaakt”.

Reacties zijn gesloten.