(Wajikra/Leviticus 25:1-26:2)
BEHAR (op de berg): 25:1 – 26:2.
- G’d gebiedt een Sjabbatjaar (Sjemita) voor het Land: het 7e jaar mag het land niet bezaaid worden. Wat vanzelf opkomt mag men eten. Na 7 x 7 jaar is het 50e jaar een Joweel-jaar, waarin het land ook braak moet liggen. G’d zal zorgen voor overvloedige oogsten in de voorafgaande jaren.
- In het Joweeljaar worden slaven vrijgelaten en krijgt iedereen zijn/haar oorspronkelijke grondbezit terug. Op andere tijdstippen kan familie een slaaf terugkopen. De prijs van grond wordt berekend naar het aantal te verwachten oogsten.
- Je mag geen rente berekenen als je iemand geld leent.
- Een slaaf moet men menselijk behandelen; de heer mag hem niet met strengheid regeren.
is de 32e parsja, telt 57 pesoekiem, verzen, 737 woorden, 2817 letters en is de 50 na langste parsja. Bevat 7 ge- en 17 verboden.
VERDIEPING I: “Wanneer jullie naar het land komen…dan moet het land een Sjabbat rusten voor Hasjeem”.
Hier wordt het Sjabbat- of Sjemita-jaar aangekondigd en Rasji merkt al op dat dezelfde term “voor Hasjeem” ook voorkomt bij Sjabbat. Het geeft een bepaalde kleur aan de Sjabbat-rust. Het gaat ons hierbij niet zozeer om het uitrusten van een zware werkweek maar een dag van wijding aan het Hogere in mens en Schepping.
De wekelijkse Sjabbat en het Sjabbat-jaar verschillen in veel opzichten. De Sjabbat vieren wij elke week. Sjabbat geldt universeel in alle landen over de hele wereld. Het Sjabbat-jaar is alleen maar eens per zeven jaar verplicht en geldt alleen in Israël.
Veel mitswot (geboden) hebben een duidelijke gemeenschappelijke strekking: dat G’d de baas is van de wereld en dat wij dat niet zijn, aldus Rabbi Avraham ben David (1125-1198). In het Iwriet (Hebreeuws) bestaat er eigenlijk geen woord voor `hebben’. `Ik heb’ luidt in het Iwriet `jeesj li’ – er is voor mij. Dit is niet alleen een taal-idioom maar een diepe gedachte: de dingen die wij hebben zijn ons door Hasjeem (G’d) ter beschikking gesteld met een bepaald doel: om er goede dingen mee te doen. Dit is een geheel andere invalshoek als het absolute eigendomsrecht zoals we dat kennen vanuit het Romeinse recht en vroegere Nederlandse recht.
Gedurende het Sjemita-jaar mogen we het land niet bewerken en alle vruchten zijn hefkeer, eigendom van iedereen en gratis bestemd voor mens en dier. Dit brengt een heel duidelijk punt naar voren: het land is niet van ons maar van Hasjeem.
Op Sjabbat mogen we geen werkzaamheden verrichten. Wat is werk in dit kader? Creatief werk. Op Sjabbat stoppen wij met scheppen en creëren. G’d is op deze dag de enige Schepper van het heelal.
Sjabbat geeft een totaal ander perspectief op het leven. Het is niet alleen een gezelligheidsdag voor gezin en familie maar leven met Sjabbat in het vizier is een totaal andere lifestyle. Uiteindelijk betekent de Sjabbat lifestyle, dat je gaat “voor Hasjeem”. Het Hogere en verheven krijgt een meer centrale plaats in je leven en dat bepaalt de kleur van de rest van de week!
VERDIEPING II: “…en uw broeder verarmt…en verkoopt zich aan de inwonende vreemdeling…Nadat hij zich verkocht heeft, zal er lossing voor hem zijn; één van zijn bloedverwanten zal hem lossen” (25:47-48)
De Tora spreekt hier van een Joodse man, die zichzelf uit armoede verkoopt aan iemand, die niet-Joods is maar wel de zeven Noachidische geboden houdt, zich aan een heiden verkoopt of zich zelfs genoodzaakt ziet zich aan een afgod te verkopen – om daarvoor hout te hakken of water te scheppen – omdat hij niets te eten heeft. Volgens de Tora moet hij zo snel mogelijk weggehaald worden uit zijn heidense omgeving. Het is zeer waarschijnlijk, dat zijn Jodendomsbeleving rap daalt.
Niettemin moet hij losgekocht worden van zijn huidige eigenaar. Het doel heiligt niet alle middelen. De Talmoed en Rasji verklaren, dat het hier spreekt van een periode in de geschiedenis waarin het Joodse volk het voor het zeggen had in Israël en de heidense eigenaar van de Joodse slaaf kon voorschrijven, dat de slaaf in het 50e Joweel jaar moest worden vrijgelaten. Dit staat ook in deze parsja: “Dan zult u zeven Sjabbat-jaren tellen, zeven maal zeven jaar…daarna zult u in de zevende maand (van het 50e jaar) op de tiende van de maand (Jom Kippoer) een sjofargeluid doen rondgaan…en u zult terugkeren iedereen naar zijn bezittingen (alle landerijen gaan terug naar de oorspronkelijke eigenaren) en u zult – ieder naar zijn familie – terugkeren (alle slaven werden vrijgelaten)” (25:8-10). Er wordt zelfs een hele berekeningsmethode gegeven voor het loskopen, lees 25: 15, hoewel dat voornamelijk voor het terugkopen van landerijen geldt.
Misbruik van macht
Ondanks de Joodse heerschappij over het land mag men toch geen misbruik maken van zijn macht. De Tora schrijft voor, dat men de slaaf van zijn meester terugkoopt. Dat kost soms veel tijd. Hoewel het kan zijn dat de Joodse slaaf bij zijn heidense meester of de afgod voor wie hij moest werken, weinig of niets aan zijn Jodendomsbeleving kon doen, er zeker sprake kon zijn van onthechting en elke minuut in zo een heidense omgeving een kwestie van leven en dood in spirituele zin was, mochten we toch geen immorele of onrechtmatige methoden gebruiken om de slaaf vrij te krijgen. In feite vertelt de Tora ons, dat zelfs hier het doel niet alle middelen heiligt.
VERDIEPING III: “Wanneer je broeder bij je verarmt en zijn vermogen geslonken is, dan zul je hem steunen, zodat vreemdeling of bijwonende bij u leven zal. Neem geen rente noch opgeld van hem en u zult vrezen voor uw G’d zodat uw broeder bij u in leven zal blijven” (25:35-36).
Iedereen wil graag verdienen, en zeker op zijn vermogen, dat toch `niets ligt te doen’. Er is veel voor te zeggen om wel rente te vragen. Mijn geld ligt nu bij mijn debiteur en brengt zonder rente niets voor mij op. Ik had bij een niet-Joodse debiteur of een Bank meer geld kunnen maken. De Tora wil niet dat een lening als instrument voor financieel gewin gebruikt wordt. Zelfs als een debiteur uit eigen beweging zou aanbieden rente te betalen, blijft dit verboden. Indien wij naar de bedoelingen van de ‘Tora-Wetgever’ mogen gissen, wil de Tora gevoeligheid bijbrengen voor de noden en behoeften van de medemens. De macht van het kapitaal mag niet misbruikt worden. Armen moeten makkelijk toegang hebben tot leenkapitaal. Daarom waarschuwt de Tora ons duidelijk: “u zult vrezen voor uw G’d”.
Nachmanides (13e eeuw) gaat in op de woorden: “zodat uw broeder bij u in leven zal blijven”. Als we er al voor moeten zorgen dat onze geloofsbroeders een fysiek, materieel goed leven kunnen leiden, des te meer moeten we zorgen voor hun spiritualiteit. Als een naaste in financiële nood zit, moeten we helpen. Als hij of zij in geestelijke of spirituele nood zit, moeten we ook helpen en onze prachtige culturele erfenis met hem delen. In de praktijk betekent dit dat we tijd vrij maken om met ze `lernen’ en te discussiëren.
VERDIEPING IV: RENTE BETALEN ONDERWEG
Het renteverbod geldt ook op reis. De meeste mensen kunnen dit niet voorstellen. Maar onze Wijzen wilden niet dat wij het renteverbod ook in de kleinste details zouden overtreden. Wat is er aan de hand? Rente betekent meer teruggeven dan je geleend hebt. Dit kan in de financiële, monetaire sfeer en in de materiele sfeer. Als ik vandaag een kilo bloem van je leen (waarde 3 euro) en dat morgen teruggeef, kan het zijn dat de prijs van de bloem fluctueert en nu hoger is (bijv. 4 euro). Als ik mijn uitlener dan dezelfde hoeveelheid teruggeef overtreed ik het renteverbod omdat ik in de monetaire sfeer meer terugbetaal.
In het voorbeeld gaat het om minimale verschillen. Maar volgens de Joodse wet wordt dit voorbeeld uitgebreid naar alle buitenlandse valuta. Dus als ik in Israël 2000 US dollars leen, wordt dit beschouwd als een goed en niet als geld. De Israëlische sjekel heet geld, alle andere valuta zijn in zekere mate vergelijkbaar met goederen. Als hij later 2000 dollar terugbetaalt aan zijn crediteur – en de sjekel gezakt is in waarde – geeft hij nominaal in dollars even veel terug als hij ontving. Maar in sjekels berekend geeft hij meer sjekels terug aan zijn debiteur dan hij leende. Dat wordt gezien in de halacha (Joodse wet) als ribiet, rente en mag niet betaald worden aan de crediteur.
Terugbetalen in sjekaliem is problematisch als de wisselkoers van nu wordt gebruikt. Als men de oorspronkelijke wisselkoers van het moment van lenen hanteert voor de terugbetaling, is het probleem opgelost.
MATIER ASOERIEM – “Geprezen…Die gevangenen vrijmaakt”.
ZEVENDE OCHTENDBERACHA.
Wij zeggen deze beracha omdat:
- BEWEGINGSVRIJHEID. Wij in onze slaap heel beperkt zijn. Als vrije mensen willen we ons ook vrij kunnen bewegen. Daar zijn wij dankbaar voor.
- VRIJ WIL. In spirituele zin vrijheid betekent, dat wij – ondanks al onze beperkingen – vrij zijn om te kiezen tussen goed en kwaad of nog beter dat wij vrij zijn te allen tijde voor het goede te kiezen als uiting van onze G’ddelijke `nesjomme’, ziel. Dat G’ddelijke in ons bepaalt de kwaliteit van ons menszijn.
- GROEIKRACHT. Wij op elk gewenst moment op een hoger niveau kunnen komen, als wij dat maar willen. Spirituele ontwikkeling kent geen limiet.