Parsja Beha’alotecha 5776

(Bemidbar / Numeri 8:1 – 12:16)

BEHA’ALOTECHA (bij het aansteken):

  • Degenen, die het Pesachoffer gemist hebben, krijgen verlof voor een inhaalmogelijkheid, het Pesach sjenie, het tweede Pesach op 14 Ijar.
  • De stammen trekken op volgens een vastgestelde volgorde of blijven op hun plaats als de wolk of de vuurzuil optrekt of pas op de plaats maakt.
  • Er moeten twee zilveren trompetten gemaakt worden. Alle verschillende tonen hebben een speciale betekenis.
  • Mosjé vraagt zijn schoonvader mee te gaan naar Israël. Jitro wil echter naar zijn eigen land terugkeren.
  • Als het volk klaagt omdat ze geen vlees kunnen eten en het Egyptische menu in de herinnering roept, breekt een Hemels vuur uit. Mosjé beklaagt zich om de zware last die het volk op hem legt. HaSjeem besluit de leiderslast te verdelen over 70 oudsten.
  • Het volk wordt beloofd dat ze een maand lang vlees zullen eten, totdat het hun neus uitkomt omdat ze G’d versmaad hebben. Er komen veel kwartels neer maar de G’ds woede treft het volk zwaar.
  • Mirjam spreekt met haar broer Aharon kwaad over Mosjé. HaSjeem maakt duidelijk dat Hij direct met Mosjé, een zeer bescheiden mens, spreekt. Mirjam wordt melaats en Mosjé davvent (bidt) voor haar.

Beha’alotecha is de 36e parsja, telt 136 pesoekiem, verzen,1840 woorden,7055 letters en is de 12 na langste parsja. Bevat 5 mitsvot (3 ge- en 2 verboden).

VERDIEPING I: TROUW, CONSISTENTIE EN CONSEQUENTIE

`Vajehi binsoa ha’aron’ – “Wanneer de Arke op zou trekken, zei Mosje: “Verhef U, o G’d, en laten uw vijanden zich verspreiden en Uw haters voor U wegvluchten”. En wanneer de Arke tot rust kwam, zei hij: “Keer toch terug, o G’d, tot de tienduizenden en duizenden van Israel” (10:35-36). Deze tekst begint met de Hebreeuwse woorden `Vajehi binsoa ha’aron’ en is bekend door de prachtige, gedragen melodie waarop ze gezongen worden bij het uithalen van de Tora-rollen uit de de Heilige Arke in de synagoge. De Arke uit de pasoek (vers) uit de Tora was de Heilige Arke, die met ons meereisde gedurende onze trektochten in de woestijn.

Deze twee speciale verzen over de reizen van de Arke worden in de Tora-tekst door twee omgekeerde ‘noen’-letters omgeven. De twee omgekeerde ‘noen’-letters geven aan, dat dit stukje tekst hier eigenlijk niet op z’n plaats is. Het had meer gepast bij de reis- en verblijfverslagen van het Joodse kamp in hoofdstuk twee van Bemidbar/Numeri.

De Gemara (Sjabbat 116a) gaat in op het waarom van deze verplaatsing van de tekst naar hoofdstuk 10 van Bemidbar. Let wel in de context van hoofdstuk 10 begingen de Bnee Jisraeel drie overtredingen:

  1. Ze renden als kleine kinderen, die de school uit rennen, weg van de berg Sinaï omdat ze bang waren voor `nog meer mitswot (geboden)’;
  2. Ze klaagden over het tempo van het reizen richting het land Israël;
  3. Ze klaagden over het Manna en eisten vlees.

Omdat drie keer zondigen zou duiden op een ernstige en fundamentele misser bij het Joodse volk, verspreidt de Tora hun geklaag en foute attitude tussen andere episoden en scheidt ze van elkaar. `Vajehi binsoa ha’aron’ scheidt de eerste twee laakbare houdingen.

Trouw en consistentie

Waar het uiteindelijk om gaat in het leven, is trouw en consistentie. We moeten consistent en consequent zijn in onze religieuze attitude richting Hasjeem (G’d). Nadruk op deze (bijna vanzelfsprekende) eigenschappen vinden we al vroeg in de Joodse geschiedenis. Toen Joseef, de onderkoning van Egypte, zich aan zijn broers openbaarde, zei hij: “Ik ben Joseef, is mijn vader nog steeds in leven?”. De broers waren met stomheid geslagen. Ze konden niet reageren. De openbaring van Joseef aan zijn broers wordt door de Midrasj vergeleken met de Openbaring van Hasjeem (G’d) aan de wereldburgers in de tijd van de Masjieach.

De hele episode van het `kat-en-muis-spel’ van de Egyptische onderkoning met zijn broers, culmineerde in de mededeling: `Ik ben Joseef’. De broers hadden niet door, dat achter al die vreemde beschuldigingen en onbegrijpelijke toevalligheden een mastermind zat, die een ingenieus plan bedacht had om hen – voor hun eigen psychische welzijn – kappara (verzoening) te laten ervaren voor de verkoop van hun broer.  Ook in de tijd van de Masjieach zal de mensheid met stomheid geslagen zijn door de mededeling: `Ik ben Hasjeem, die de wereldgeschiedenis leidt, en alles gedaan heeft om jullie naar het einddoel van mijn Masterplan, de Schepping, te loodsen’.

Confrontatie

De Beet Halevi legt uit, dat Joseef zijn broers inconsistent en inconsequent gedrag verweet. Jehoeda verweet Joseef in zijn pleidooi voor de vrijlating van Benjamin, dat hij door Benjamin vast te houden in Egypte, vader Ja’akov enorm zou laten lijden. Maar toen kwam de wedervraag van Joseef: “Jullie zeggen je nu druk te maken voor het welzijn van jullie vader. Maar hoe was jullie bezorgdheid met het welzijn van onze vader Ja’akov toen jullie mij, Joseef, twaalf jaar geleden verkochten naar Egypte? Heeft vader dit kunnen verwerken? Leeft hij nog?”. Joseef verweet Jehoeda en zijn broeders maar zeer selectief bezorgd te zijn over het welzijn van vader Ja’akov. Inhoudelijk stelt Joseef zijn broers aansprakelijk voor inconsistente bezorgdheid en slechts selectieve interesse in vaders welzijn.

Elijahoe, de profeet, werd eens uitgescholden door een man, die niet kon lezen. Elijahoe vroeg zijn belager of hij niet bang was voor het Hemelse oordeel over het feit, dat hij nooit Tora leerde. “Ja, maar ik ben te weinig intelligent om te lernen”, was het antwoord. Elijahoe vroeg hem toen hoe hij zijn brood verdiende. De man begon Elijahoe omstandig uit te leggen hoe hij zijn akkers ploegde, zaaide en oogstte waarna hij het graan opsloeg en bewerkte. Hij bleek behoorlijk intelligent wanneer het ging om zijn parnose (levensonderhoud). Toen Elijahoe hem confronteerde met zijn hoge zakelijke intelligentie maar zijn totaal gebrek aan liefde voor het Joodse lernen, barstte de man in tranen uit. Hij had zichzelf en zijn spirituele erfenis tekort gedaan en beloofde zijn leven te beteren. Hij realiseerde hoe inconsequent zijn houding tegenover het Jodendom was.

Hetzelfde gebeurt ook vaak op het terrein van tsedaka (liefdadigheid). Wanneer wij anderen moeten helpen is het vaak moeilijk om bronnen te vinden voor het financieren van liefdadige projecten. Maar wanneer wij onze eigen luxe moeten bekostigen, gelden heel andere normen. Het zijn deze dubbele standaarden, die ons leven zo inconsistent, inconsequent en onevenwichtig maken.

In de Talmoed (B.T. Joma 35b) wordt verteld over een arme, een rijke en een slechte man, die voor het Hemelse tribunaal moeten verschijnen. De arme wordt gevraagd waarom hij geen Tora heeft geleerd. Hij zal dan antwoorden, dat hij te arm was om te kunnen leren omdat hij moest zorgen voor de parnose (het onderhoud) van zijn familie. Het Hemelse gerecht zal hem dan terechtwijzen met de woorden `Was je dan armer dan Hilleel?’. Hilleel verdiende heel weinig en van zijn schamele salaris betaalde hij de helft aan de sjomeer (bewaker) van het Leerhuis (Beet hamidrasj) om binnengelaten te worden. Maar op een kwade dag kon hij de toegang ook niet meer betalen. Hilleel beklom het dak van het Leerhuis om via een dakraam de sjioeriem (lessen) van de grote Rabbijnen Sjemaja en Avtaljon te volgen. Het was ijskoud en het sneeuwde. De volgende ochtend vonden Sjemaja en Avtaljon Hilleel bewusteloos onder een pak sneeuw van anderhalve meter. Ze verzorgden hem en lieten hem ontdooien. Het was die dag Sjabbat en voor deze bijzondere geleerde Hilleel was men bereid om alles te doen om hem weer gezond te maken. Uit deze episode blijkt, dat armoede geen excuus is om geen Tora te leren en Hilleel wordt als voorbeeld gesteld voor alle armen.

Als een rijk mens voor het Hemelse tribunaal gedaagd wordt, stelt men ook hem de vraag waarom hij zo weinig Tora geleerd heeft. Hij zal antwoorden dat hij te druk was met zijn vermogen. Het Hemelse gerecht zal hem dan de rijke Rabbi Elazar ben Charsom als voorbeeld voorhouden. Rabbi Elazar had duizend steden op het land en duizend schepen op zee geërfd. Maar hij was een consequent man en stelde zetbazen aan om zijn aardse belangen te behartigen. Zo hield hij zelf genoeg tijd over voor zijn Tora-lernen. Niemand kende hem als eigenaar van de steden en de schepen en zo kon het gebeuren, dat zijn eigen werknemers hem eens gevangen namen. Ze herkenden hem niet en Rabbi Elazar moest een behoorlijke som losgeld betalen voor zijn vrijheid. Uit deze episode van Rabbi Elazar ben Charsom werd duidelijk dat rijkdom geen excuus kan zijn om geen Tora te leren.

Als een slecht mens (rasja) voor het Hemelse gerecht komt, wordt ook hem gevraagd waarom hij geen Tora geleerd heeft. Wellicht luidt zijn antwoord dan dat hij geen tijd had voor Tora leren omdat hij de hele dag bezig was met vrouwen. Het Hemelse tribunaal vraagt hem dan of hij soms knapper was dan Joseef. De vrouw van Potifar probeerde Joseef de hele tijd met alle mogelijke middelen te verleiden. Maar Joseef hield consequent en consistent zijn moraal hoog. Alleen zo kon hij de verleiding weerstaan.

Hilleel leerde de armen Tora leren, Rabbi Elazar ben Charsom gaf het goede voorbeeld voor de rijken en Joseef was een rolmodel voor de rasja. Het gaat hierbij om duurzaamheid, doorzettingsvermogen en moed, beleid en trouw.

SJE’ASA LI KOL TSORKI“Geprezen…Die voor mij alles maakt wat ik nodig heb”. TIENDE OCHTENDBERACHA.

Wij zeggen deze beracha omdat:

  1. Wij beseffen, dat alles wat wij nodig hebben, reeds aanwezig is en wij alleen wat inspanning moeten doen om het te verkrijgen.
  2. MINDER STRESS. Deze wetenschap ons `ontstresst’ en helpt om ons gedurende de dag ook te concentreren op Hogere en meer geestelijke zaken, die uiteindelijk de essentie vormen van ons bestaan op aarde.
  3. Wij geloven in het feit, dat G’ds voorzienigheid en zorg ons op het levenspad begeleidt. Een goed begin van de dag.

 

Reacties zijn gesloten.