Rabbijn Evers: zorg om milieu en spiritualiteit. Het Jodendom loopt er in voorop.

Onlangs gaf ik in voor de Joodse Gemeente in Utrecht een lezing over ‘Jodendom en ecologie’. Mijn publiek was verbaasd over de vooruitstrevendheid van onze Joodse bronnen. De Joodse Wijzen hadden al meer dan tweeduizend jaar geleden oog voor de omgevingsaspecten van het menselijk bestaan.

Rabbijn mr. drs. R. Evers, rabbijn van het Nederlands-Israelitisch Kerkgenootschap en rector van het Nederlands Israelietisch Seminarium

Rabbijn Evers 2016Ik kijk eens op Google wat nu de betekenis is van (ecologische) leefomgeving of ‘leefmilieu’. Dit milieu is het gedeelte van onze fysieke omgeving (levende en niet levende natuur) waarin het menselijk leven en het menselijk bestaan mogelijk is en plaatsvindt. Einde citaat.

In deze definitie wordt het dierlijk en plantaardig leven op deze planeet opgenomen in het milieu. Toen opperrabbijn Jonathan Sacks enkele jaren geleden in het Nederlandse parlement sprak, legde hij zijn gehoor voor, dat hij de Tora had vergeleken met andere heilige boeken uit een lang vervlogen verleden. Hij kwam tot de conclusie dat er in geen van de heilige boeken zoveel aandacht voor het milieu, de flora en de fauna is als in de Tora.

 

Rondleiding in het Paradijs

In de oudste bronnen komt een opmerkelijke passage voor: “Nadat God Adam had geschapen, leidde hij hem rond in het Paradijs. ‘Aanschouw Mijn werken’, zei Hij, ‘zie hoe prachtig alles is! Alles heb ik voor jou geschapen. Houd de natuur in stand en vernietig Mijn wereld niet. Want als jij onvoorzichtig omgaat met het milieu, is er niemand, die het kan herstellen.” (Midrasj Kohelet 7).

 

Bezingen in serene extase

Hieruit blijkt, dat het traditionele Jodendom een uiterst vooruitziende visie heeft op het totale milieu. Het gaat in Tora en Misjna lang niet altijd om het leefmilieu van de mens als centraal wezen in de Schepping. Ook dieren en planten hebben ‘rechten’ en ook voor de ‘niet-levende’ natuur is aandacht en liefde. Deze zorgzame en liefdevolle bewondering voor het totaal van het geschapen universum bezingen wij iedere dag weer opnieuw in serene extase wanneer wij verschillende Psalmen van koning David reciteren. Ik citeer uit Psalm 104 waar aandacht is voor alles, van niet-leven tot de mens: “G’d heeft de aarde gevest op zijn grondvesten; zij zal nooit meer wankelen… De bergen kwamen op, de dalen daalden neer, daar waar U dat voor hen gegrondvest had (niet-leven) …G’d laat het gras ontspruiten voor de dieren, en het gewas in dienst van de mens, Hij laat het brood uit de aarde voortkomen”.

 

Rabbijn Evers Jahadoet les Rosj Pina 2015 2'Respect voor alles uit het omringende milieu

Opperrabbijn Sacks citeert Rabbiner Samson Raphael Hirsch (19e eeuw, Duitsland) die stelt, dat de milieu beschermende maatregelen uit de Tora de opdracht reflecteren om voor alles uit de omgeving even veel respect te koesteren als voor je medemens. Dit zou men kunnen omschrijven als een gevoel van sociale rechtvaardigheid tot werkelijk alles dat tot het milieu behoort. We leren de wereld te zien als G’ds eigendom waarin we niet het recht hebben ook maar iets kapot te maken. Al het geschapene heeft evenveel recht.

In Bereesjiet (Genesis) 2:15 wordt de mens neergezet in ‘de Tuin’ om deze ‘te bewerken en te bewaken’. De mens mag van deze wereld genieten maar moet hem ook bewaken als een goed huisvader. Dit is de Joodse opdracht. Maar wat is hiervan de filosofie?

 

Milieu filosofie

De achterliggende filosofische gedachte hiervan is dat het Jodendom er zich intens van bewust is, dat G’d deze materiele wereld niet voor niets heeft geschapen. Waarom is G’d bij Zijn schepping niet gestopt bij de wereld van de Engelen, geestelijke wezens die geen lichamelijk vorm hebben? Kennelijk heeft ons aardse fysieke bestaan een betekenis. Verschillende andere geloven verheerlijken het Hiernamaals maar wij geloven in het belang van deze materiele wereld.

In verschillende kringen is men eraan gewend de materiële wereld als inferieur te beschouwen. Met name het lichaam wordt gezien als een zak beenderen, die als een lastig substraat voor de ziel wordt ervaren; lastig omdat het de geestelijke ontplooiing bemoeilijkt en soms onmogelijk maakt. Het Jodendom gaat ervan uit, dat de materie in het algemeen en het milieu en het lichaam in het bijzonder juist het brandpunt van de Schepping vormen.

 

G´dsverduistering

Toen G’d zijn scheppingswerk begon, beperkte Hij als eerste Zijn eigen Aanwezigheid – G’ddelijke zelfbeperking. G´ds aanwezigheid in het heelal moest worden verduisterd en teruggedrongen om zelfstandig en van Hem onafhankelijk leven mogelijk te maken. Ieder geschapen object zou onmiddellijk opgaan en verdwijnen in de allesomvattende G’dheid. G´ds licht moest worden afgeschermd om ruimte te scheppen voor onafhankelijk leven omdat niets of niemand het G’ddelijk licht in Zijn volle omvang verdragen kan. Door de G´dsverduistering ontstonden steeds meer contouren van concrete wereldsferen. De kwaliteit van iedere wereld wordt bepaald door de mate waarin G´d Zichzelf beperkt. Onze fysieke wereld vormt het eindpunt van de afdalende en steeds grover wordende G´ddelijke Zelfbeperking. De aardse materie vormt het hoogste doel van de reeks G´ddelijke afdalingen.

Dat onze materiële wereld het doel vormt van de Schepping kan verduidelijkt worden met de volgende vergelijking. Ik zit in de trein vanaf Amsterdam CS. Tegenover mij zit een medepassagier: bij Schiphol, Leiden, Den Haag HS, Rotterdam CS, Dordrecht en Roosendaal blijft hij zitten. In Antwerpen stapt hij uit. Pas bij deze laatste halte begrijp ik het reisdoel van mijn medepassagier. Mutatis mutandis geldt hetzelfde bij de Schepping: G’d passeerde alle andere werelden totdat Hij uiteindelijk bij onze wereld halt hield. Vandaar, dat wij mogen aannemen dat de fysieke wereld het eigenlijke Scheppingsdoel vormt. Zo bestaat het doel van de fysieke wereld weer in de mens, die als laatste creatuur op aarde verscheen.

 

Grootste Scheppingskracht

Het bestaan van de materie die zo op het oog uitsluitend onderworpen lijkt aan de natuurwetten, is een paradox die het wonder van de Schepping vormt. In onze fysieke wereld wordt de G’ddelijke aanwezigheid verhuld en verduisterd. Dit heeft een bepaalde betekenis en bedoeling. De materie – als ultieme verhulling van het Oneindige – moet op ieder moment door een immense Scheppingskracht in stand worden gehouden.

Daarom is de materiële wereld het grootste spanningsveld tussen aan de ene kant verduistering en aan de andere kant openbaring van het G’ddelijke. Alle werelden die geschapen werden, vertonen een bepaalde samenhang. Onze wereld wordt gezien als basis en drager van alle hogere en lagere werelden. Evenals het wel en wee van de fundamenten van een gebouw invloed hebben op hogere verdiepingen, zo ook bepaalt het handelen in de fysieke sfeer de G’ddelijke Uitstraling in de hogere werelden. Op deze gedachte doel ik met de frase dat de fysieke wereld het brandpunt vormt van de Schepping. Het lichaam van de mens is onmisbaar bij het uitvoeren van zijn religieuze en sociale taak hier op aarde. Daarom is het Jodendom zo gefocust op een verstandige omgang met het milieu. Als men op internet zoekt naar milieu-activisme zal men zien, dat er heel veel Joden actief zijn in deze beweging.

 

Bronnen van voorwaarden en aanbevelingen

Wat vindt het Jodendom over de voorwaarden en invloeden? Is dat iets waar het Jodendom iets over zegt, aanbeveelt of voor waarschuwt? Ik geef u uit de vele mogelijke voorbeelden slechts enkele. Er staan opdrachten in de Tora waarin richtlijnen worden gegeven voor het behoud van de soort in de sfeer van de fauna, zoals het verbod om moederdier en kind niet op een dag te slachten of de opdracht om de moedervogel weg te zenden alvorens men de eieren of kuikens wegneemt.

Een typisch voorbeeld uit de flora is het verbod van bal tasjchiet, dat het verboden is om bomen om te hakken. In de Mondelinge Leer (Misjna en Talmoed) wordt dit breed uitgewerkt en wordt het verboden om alles wat nog enig nut heeft te vernietigen. Dit kapverbod wordt dus heel breed geïnterpreteerd en ook uitgebreid naar de dode materie.

Het conflict tussen de mens en de wereld om hem heen wordt door onze Wijzen gezien als een uitvloeisel van onze gevallen toestand. De ‘zondeval’ verstoorde de harmonieuze relatie tussen mens en natuur. `In het zweet uws aanschijns zult gij brood eten’ (Genesis 3:19) luidde het Goddelijk oordeel en sindsdien is de mens vervreemd van zijn omgeving, waarin de overige levende wezens die deze planeet bevolken, hun brood en beschutting direct uit de hand van de Schepper ontvangen. Ons vernisje beschaving is niet zozeer een uiting van ons ‘vernuft’ maar eerder een gevolg van een fundamenteel gebrek aan harmonie met de natuur.

 

Stadsplanning en infrastructuur

Een goede milieu-infrastructuur voorkomt veel ellende. Ook de Tora doet aan stadsplanning. In Bemidbar (Numeri) 35:2-5 wordt voorgeschreven, dat rond de achtenveertig Levietensteden een ruimte van 500 meter moest worden opengelaten als stadsschoon, waar niet gebouwd mocht worden en waaromheen nog eens een gordel van duizend meter landbouwgrond gepland moest worden. Volgens Maimonides (1135-1204, Egypte) gold deze bepaling voor alle steden in het Heilige Land. Misschien wilde de Tora ook het ontstaan van gigantische stadsagglomeraties voorkomen.

 

Vervuiling: een moreel probleem

Milieuvervuiling wordt in moderne publicaties veel te technisch behandeld. Milieuproblematiek is veel meer een moreel dilemma. Aan de basis van iedere vorm van verontreiniging staan onverantwoordelijke individuen, die hun afval ten laste van de gemeenschap uitstoten en het niets kan schelen welk effect hun milieumisdrijf heeft.

De schrijver Rabbi Aryeh Carmell wijst op de samenloop van materiële en spirituele vervuiling, juist in onze dagen. Het is ironisch, betoogt hij, dat de wereldopinie volledig gepreoccupeerd wordt door milieuvervuiling maar er nauwelijks aandacht lijkt te bestaan voor de constante vervuiling van ons morele besef. Dag in, dag uit worden wij gebombardeerd met indrukken van geweld en misdaad. Dr. Paul Ehrlich, een van de grootste ecologen uit onze tijd, sprak hierover reeds zijn bezorgdheid uit.

Laten we ons als religieuze leiders niet alleen op klimatologische maar ook op spirituele vervuiling concentreren. Beide zijn even gevaarlijk.

Reacties zijn gesloten.