Eenvoud en gelijkheid sieren de Joodse begraafplaats

Op onze begraafplaatsen gelden van oudsher bepaalde voorschriften, die eenvoud en gelijkheid benadrukken. Respect voor deze tradities is een van de pijlers van onze Joodse gemeente.

Rabbijn mr. drs. R. Evers

De eenvoud van de begraafplaatsen

Sinds de verwoesting van de Tempel in 70 n.d.g.j. worden nog slechts eenvoudige graven en zerken (matsewot) gemaakt. Het wordt zelfs ernstig afgeraden om veel geld te besteden aan verfraaiing van het graf of van de matsewa (grafzerk). In de Rabbijnse literatuur wordt het juister geacht om hiertoe bestemde gelden te verdelen onder de armen. Rabbi Jechiel M. Epstein, auteur van het gezaghebbende halachische werk Aroch ha­Sjoelchan schrijft hieromtrent[i]: ‘Zij, die menen, dat een fraaie zerk de overledene goed doet, maken een grote fout. Een fraaie zerk is geen eerbetoon voor de overledene in de Wereld van Waarheid’.

Bovendien verklaarden de Chagamiem, dat voor tsaddiekiem (goede mensen) über­haupt geen zerken (matsewot) worden vervaardigd. Hun goede naam is voldoende herinnering.

 

Rabban Gamliëels voorbeeld

Rabban Gamliëel (2e eeuw), een vorst in Israël, gaf in deze het goede voorbeeld door te verlangen, dat hijzelf, ondanks zijn hoge aanzien, begraven zou worden in eenvoudige witte linnen doodskledij, opdat allen dit voorbeeld zouden volgen[ii]. Verder staat in het Joodse wetboek de Sjoelchan Aroech[iii], dat degene die een dode (te) veel kleding aandoet het verbod van ‘bal tasjchiet’ (moedwillig, doelloos ver­nielen) overtreedt.

Sindsdien is er zo veel mogelijk aan gedaan om de gelijkheid na het overlijden te bevorderen. Tijdens het leven probeert men elkaar nogal eens te overtroeven. Maar na de dood is iedereen gelijk. Dat is niet alleen theorie maar ook praktijk geworden. Alle overledenen worden in dezelfde kleren begraven. Alle kisten zijn gelijk. Er bestaat geen verschil in gebeden. Iedere levaja (uitvaart) en kevoera (begrafenis) is gelijk. Ook voor de matsevot (zerken) gelden duidelijke voorschriften, waarbij zo veel mogelijk gelijkheid wordt betracht.

Na het overlijden zijn wij allemaal gelijk. Vandaar dat wij deze attitude en gedachte ook in de praktijk van het aanzien van onze Joodse begraafplaatsen terug willen zien. Bijna twee millennia is deze gelijkheids- en eenvoudseis door onze voorouders op goede gronden gehandhaafd. Ik zie dan ook geen reden om hier verandering in aan te brengen. Te meer daar een begraafplaats dezelfde kedoesja (heiligheid) heeft als een synagoge, waar ook iedereen als gelijke geldt.

 

[i].       Aroch ha­Sjoelchan, 364

[ii].      B.T. Moëed Katan 27b

[iii].     Sjoelchan Aroech, 349

 

 

Reacties zijn gesloten.