Parsja Wajeesjew 5777

(Bereesjiet / Genesis  37:1 – 40:23)

Joseef, de Tsaddiek

In de Talmoed wordt Joseef de tsaddiek bij uitstek genoemd. De tsaddiek is de joodse hero. Hoe definiëren wij een held?

In de Spreuken van de Vaderen (een boek vol wijsheid) staat: “Ben Zoma zegt: Wie is wijs? Hij die van anderen leert. Wie is een held? Hij die in staat is zich te bedwingen en te beheersen. Wie is rijk? Hij die blij is met wat hij heeft. Wie krijgt eer en bewondering? Hij die andere mensen eert en bewondert”.

We zien hier dat het jodendom geen heldenverering kent, zoals dit in sommige kringen gebruikelijk was en is. Opscheppen over kracht, rijkdom of intelligentie is uit den boze. De definitie van een held is iemand die in staat is zich zelf te beheersen, zijn lusten en passies te bedwingen en zijn verlangens te beteugelen. Het jodendom kent dus geen heldenverering als in de Middeleeuwse ridderromans of zoals in de Griekse godenverhalen. Onze helden zijn helden van de geest. Mensen die boven hun aardse beperkingen, kleine belangetjes, moeilijke omstandigheden, eigenwaan of zelfverbeelding zijn uitgestegen.

Onze helden zijn geen filmsterren en popidolen omdat die vaak alleen maar een oppervlakkige uitstraling hebben en soms helemaal geen goede voorbeelden zijn voor ons dagelijks gedrag. Onze helden zijn de krachtpatsers van de geest, die een grote kennis van het G’ddelijke in de wereld paarden aan een zeer menslievende en ‘gevende’ instelling. Je bent pas een Joodse held als je liever geeft dan neemt en iedereen in je omgeving laat delen in jouw kennis, gaven, goede eigenschappen of eigendommen.

Afgoderij tegenwoordig is het begrijpelijke en materiële

De joodse helden hebben zich altijd gekeerd tegen verafgoding van dingen en denkbeelden. Veel mensen zijn er van overtuigd dat afgoderij tegenwoordig alleen nog maar voorkomt bij primitieve volkeren zoals sommige stammen in Centraal-Afrika. Niemand weet, dat afgoderij eigenlijk veel dichter bij huis te vinden is. Het tegenwoordige heidendom is de verafgoding van alles dat begrijpelijk is – het verstand – en het direct tastbare, de materie. Moderne mensen ontkennen vaak iedere vorm van G’ddelijkheid – een macht boven de mens – en zijn van mening dat er niets anders is buiten het waarneembare universum, de zichtbare wereld. De materie van de wereld krijgt een absolute waarde en een eigen bestaan in het moderne denken. Deze mensen noemen zich atheïsten of materialisten. In feite stonden de heidense volkeren van toen hoger omdat zij tenminste nog in een G’ddelijke kracht geloofden of in een Schepper van Hemel en aarde.

Identificatie

Maar op wie moeten wij ons dan richten voor een voorbeeld of een gevoel voor hoe wij onze persoonlijkheid moeten ontwikkelen?

In feite moet de mens zich totaal identificeren met G’d. Dat gaat overigens niet zo eenvoudig. Wij worden geacht G’d constant te imiteren – imitatio Dei – en ons met Hem te vereenzelvigen. Hoe doe je dat? Door Zijn goede voorbeeld in de praktijk te volgen.

Alleen door je los te maken van je medemens, je vrienden en kennissen kun je volledig één worden met G’d. Er staat inderdaad in de Tora dat wij ons aan G’d moeten hechten. Maar de vraag van de Joodse Geleerden hierbij is: “G’d is toch een verterend vuur, hoe kun je je dan aan Hem hechten?” En het antwoord luidt dat wij G’d moeten nadoen. Net zoals G’d de naakten kleedt – in de Tora bijv. Adam en Eva – en de armen te eten geeft, moeten ook wij zorgen voor onze medemensen. Het nadoen en imiteren van G’d betekent dat je je identificeert met Zijn wezen. G’d nadoen noemen we heiligheid – kedoesja. Als het ons niet verboden was om G’d te vermenselijken, zou je moeten zeggen, dat G’d onze grootste ‘voorbeeld’ is.

Maar, omdat de mens geen G’d is, heeft G’d een heiligheidprogramma voorgeschreven en ons een aantal opdrachten gegeven, die wij de Mitswot (Torageboden) noemen. Daardoor identificeren wij ons met de Wil van G’d. Omdat wij aannemen dat de mens een G’ddelijke ziel heeft en dat die G’ddelijke ziel het hoogste mensaspect is, mogen wij zeggen dat wij op die manier onze echte persoonlijkheid en de meest oorspronkelijke kern van ons karakter leren bereiken en kennen. Het is wel een levensreis. Dit G’d nadoen is een taak die voor het hele leven geldt.

Uiterlijk en innerlijk

Het Jodendom keert zich tegen G’dsontkenning of aanbidding van andere goden.

Er bestaat natuurlijk een groot verschil tussen het heidense ritueel en het heidense denken. Het ritueel heeft te maken met de tempel, het beeld, de offers en alles wat bij de afgod hoort. Maar dat is alleen de buitenkant.

Het afgodische denken is in het Jodendom een geloofsverbod. Zou iemand bijvoorbeeld voor getuigen verklaren, dat hij in een afgod gelooft dan is hij volgens het Jodendom ernstig in overtreding. De Tora is hier streng. Het toekennen van macht en kracht aan lagere wezens dan G’d kan gewoon niet.

De hele schepping, zowel de hogere als de lagere werelden, kunnen alleen maar functioneren door de levenskracht van de Schepper. Alle lagere functionarissen zoals de engelen en andere krachten – van wind tot zwaartekracht – in het universum zijn niets anders dan een bijl in de hand van de Houthakker, een instrument in de handen van G’d om het heelal te besturen. Als je dan de bijl gaat verafgoden in plaats van de Houthakker, dan is dat een grote belediging voor de Houthakker. De bijl is geen zelfstandige kracht. Als je het instrument verafgoodt, is dit een teken, dat je niet veel snapt van oorzaak en gevolg, en eigenlijk geen verschil kunt maken tussen Hoofdzaak en bijzaak. Dat komt natuurlijk, omdat de bijzaak – alles in deze zichtbare wereld – makkelijk herkenbaar is maar G’d niet. Toch mogen wij ons niet laten verleiden door de schijn en lagere wezens – van zon, maan en sterren tot filmsterren en popidolen – gaan aanbidden in plaats van G’d.

G’dsverduistering

G’d kennen is niet makkelijk. G’d verstopt Zich als het ware in de wereld en het is bijzonder moeilijk Hem daar te vinden. Het Hebreeuwse woord voor wereld (Olam) betekent dan ook verborgenheid. Als je G’d echter zeer serieus zoekt, zul je hem vinden. In onze ongelovige Nederlandse cultuur is dat het ware heldendom, want als gelovige moet je tegen vele stromen van onbegrip en ongeloof inroeien (58% van de Nederlanders zei in 1998 nergens in te geloven). Maar terug naar de hoofdvraag: hoe zit het met de verhouding tussen innerlijk en uiterlijk?

Net zoals de mens maar ook de natuur een buitenkant en een binnenkant heeft (de buitenkant is het uiterlijk van de dingen en de binnenkant zijn al die onzichtbare natuurwetten) zo ook vinden wij iets dergelijks terug bij de mens in zijn relatie tot G’d.

G’d is de enige echte realiteit

De mens heeft een binnenwereld en een buitenwereld. Dat is het probleem van schijn en wezen. Het Jodendom leert, dat de enige echte werkelijkheid G’d is. Hoewel dit vreemd lijkt en de meeste mensen omgekeerd denken (‘de enige echte werkelijkheid zijn wij en het is nog maar de vraag of G’d bestaat’) wordt onze wereld en ons bestaan als een G’ddelijke droom gezien.

Stel je voor dat je ‘s nachts droomt van twee mensen, die werkelijk menen dat zij bestaan. Die gaan met elkaar discussiëren, je ziet die mensen over zichzelf nadenken, terwijl het eigenlijk alleen maar in jouw droom bestaat. Zo ongeveer ziet het Jodendom de relatie tussen G’d en de wereld en tussen schijn en wezen. De echte werkelijkheid is G’d en het is nog maar de vraag of wij zelf bestaan, zoals we onszelf ervaren. Wij ervaren onszelf als mensen met een vaste gedaante maar de modernste theorieën stellen, dat wij een hoeveelheid energietoestanden zijn of een zak beenderen vol chemicaliën en water (66%), Het is maar hoe je het bekijkt!

Mystiek

Nadenken over G’d en jezelf heeft heel persoonlijke en geheimzinnige kanten. Dat heet met een mooi woord mystiek. Over mystiek bestaan ontzettend veel misverstanden. Vroeger werd mystiek nog wel eens vergeleken met magie of bijgeloof en alles wat niet te begrijpen was. Maar de kern van vele godsdiensten vormt juist die mystieke ervaring van een geheimzinnige band met het G’ddelijke.

Hier volgen enkele karaktereigenschappen, waaraan je mystieke mensen kunt herkennen. Daaraan zou je kunnen afmeten of je ook iets dergelijks bij jezelf voelt of waarneemt. Maar godsdienst is er voor iedereen en niet iedereen heeft een talent voor die mystieke gevoelens. Toch is het voor iedereen af en toe goed om in het gezelschap van dergelijke mystieke personen te zijn omdat zij vaak ‘gave’ mensen zijn en je veel verborgen geheimen van het leven, je ziel en je relatie tot het Opperwezen kunnen leren. In het Westen – waar goede maatschappelijke en materiële prestaties het belangrijkste zijn – zijn er maar weinig mystieke mensen.

Bewustzijn voor het G’ddelijke vergroten

Deze mystieke mensen zijn niet zo verstandelijk en rationeel bezig maar zijn veel meer geïnteresseerd in de ervaring van het contact met G’d, dat meestal heel intens en direct beleefd wordt. Mystieke mensen treffen vaak bij zichzelf iets aan wat hen het G’ddelijke gevoel geeft. Ze kijken in hun eigen ziel en merken dat daar iets correspondeert met het G’ddelijke in de wereld. Men zoekt eenheid met G’d en men wil zich met Hem verbinden. Mystici hebben een zelfbewustzijn dat zich richt op het Hogere. Soms zijn zij alleen en lopen zij door de bossen om te proberen ook daar in de natuur het G’ddelijke te ontdekken.

Je kunt mystici soms herkennen aan een heel gedisciplineerde manier van leven. Hoewel veel religieus levende mensen een duidelijk levenspatroon volgen, is dit bij de mysticus wel heel erg opvallend. Bovendien mediteren zij vaak lang en gebruiken zij speciale psychologische technieken om in trance of extase te raken tijdens het dawwenen (bidden). Met deze technieken willen mystische mensen hun bewustzijn voor het G’ddelijke in de wereld optimaliseren of hun eigen individuele bestaan daarmee verbinden.

De Tora is hier en nu relevant

Het jodendom ziet de Tora als een werk dat door G’d gegeven is. En omdat G’d boven tijd en plaats verheven is, is Zijn Tora altijd en overal geldig, onafhankelijk van de periode en de omstandigheden, waarin de Tora opgeschreven werd. De Tora wordt niet gezien als een geschiedenisboek maar een uiterst relevante verzameling van gedachten en gebeurtenissen, die ieder jaar weer op een of andere manier met de nieuwste ontwikkelingen verbonden blijkt te zijn.

De verhalen uit de Tora zijn geen ‘ver vervlogen verleden’ maar vinden eigenlijk de hele tijd en doorlopend plaats. Zo kan bijvoorbeeld de uittocht uit Egypte gezien worden als een verlossing van ieder mens uit zijn eigen aardse beperkingen. Dit ligt ook in de betekenis van het Hebreeuwse woord voor Egypte aangeduid: Egypte is in het Hebreeuws Mitsrajiem, dat ‘beperkingen’ of begrenzingen betekent.

Leidersfiguren en rolmodellen

Ook de Joodse leidersfiguren uit de Tora zijn niet uniek voor de periode waarin zij leefden. In iedere generatie leven er mensen zoals Mosjé, de man die zorgde voor de relatie tussen G’d en het volk, en Aharon de hogepriester, de man die zorgde voor de sociale contacten.

Menselijke rolmodellen zijn enthousiaste Tora-Geleerden, die een groot deel van hun leven besteden aan het bestuderen van de Tora en waaraan iedereen in hun omgeving geestelijk plezier kan beleven.

Wij nemen aan, dat in iedere generatie 36 Tsaddikiem (heiligen) zijn. Soms leven zij stilletjes en anoniem maar in andere gevallen nemen deze Tsaddikiem openbare leidersfuncties aan. Men neemt aan dat zij een hogere ziel bezitten dan de gemiddelde burger en dat zij zich aan de gehele Tora houden. De Tsaddiek wordt geacht zijn neiging tot het aardse, het kwade en het lagere te hebben omgevormd tot iets goeds. Gewone mensen slagen er vaak niet in om hun slechte impulsen te onderdrukken, te sublimeren of te elimineren. Een Tsaddiek is in staat om zijn minder sterke broeders de weg te wijzen, die zij in het leven moeten gaan om tot grotere hoogten te stijgen en dichter bij G’d te komen.

Toen de vrouw van Potifar – Soelaika – Joseef te pakken kreeg, vluchtte hij naar buiten. Soelaika hield alleen zijn jas over in haar hand. De symboliek van dit verhaal moge duidelijk zijn: wanneer wij onze jeugd proberen naar het Jodendom te trekken met allerlei “uiterlijke” verlokkingen, houden wij slechts een lege huls aan Jodendombetrokkenheid over. Wanneer de inhoud aan ons ontglipt, zijn we ver van huis. Het was de Mesiroet Nefesj (opofferingsgezindheid) van Joseef, die hem zijn Jodendom liet behouden. Een voorbeeld voor ons: Jodendom is meer dan alleen ‘kibbesoeb’.

 

 

Reacties zijn gesloten.