Parsja Mikeets 5777

Vanwaar het grote ideologische conflict tussen het Jodendom en het Hellenisme?

Rabbi Shlomo Riskin, opperrabbijn van Efrat

Het feest van Chanoeka viert de militaire overwinning van de Joden over de Hellenistische Syriërs in de tweede eeuw voor het begin van de gewone jaartelling, zoals beschreven in Al Hanissim, het gebed dat wordt toegevoegd aan de Amida en aan het bensjen tijdens de acht dagen van Chanoeka. Het feest viert ook de ideologische overwinning van het Jodendom over het Griekse Hellenisme, wat wordt gesymboliseerd met het aansteken van de Menora, de kandelaar van het Beth Hamikdasj (Heilige Tempel) met als betekenis “de verlichting is de Tora”. Zo waren we gewikkeld in een tweedelige strijd: een nationale oorlog van onafhankelijkheid tegen de erfgenamen van de militaire veroveraar Alexander de Grote, en een spirituele Kulturkampf tegen de wijsheid van de oude Grieken, waarmee diezelfde Alexander de totale geciviliseerde wereld wilde domineren.

Bovendien, zoals duidelijk is uit de historische geschriften van Josephus Flavius en de apocriefe boeken, zijn de vijanden die overwonnen waren niet alleen de heidense Syriërs, maar ook de Joodse seculiere geassimileerden, vooral de heersende priesterlijke aristocratie die gebeten waren door het “insect” van de Hellenistische cultuur en die wensten Judea te transformeren naar een Griekse stadstaat (zie Victor Tcherikover, Hellenistic Civilization and the Jews).

Maar waarom dit bezwaar tegen de Griekse cultuur? De Dialogen van Plato houden zich bezig met de meest fundamentele ethische en morele problemen waar het menselijk gedrag mee in aanraking komt.

Maimonides zelf was een grote aanhanger van Aristoteles; het theater van Sophocles, Euripides en Aeschylus beïnvloedde literatuur en psychologie tot op de dag van vandaag (Shakespeare en Freud); de wiskunde van Pythagoras en Euclides opende deuren tot moderne natuurkunde; en de beeldhouwer Praxiteles diende als een inspiratie voor Michelangelo. Is het niet zo dat veel rabbijnen van de Midrasj de visie prijzen van “de esthetische schoonheid van de Griekse cultuur die verbleef in de G’ddelijke tenten van Shem”(Yalkoet Sjimoni, Noach 61)? Dus vanwaar het grote ideologische conflict tussen het Jodendom en het Hellenisme?

Ik geloof dat ondanks dat het mogelijk is om veel wijsheid en een echte verlichting op te vangen van een serieuze studie van de Griekse cultuur, we het hoofdprincipe in de kern van het Hellenisme, wat een directe tegenstelling vormt tot het Jodendom, moeten herkennen en daar tegen opstaan. Neem het raadsel van de Sfinx, het raadsel dat alleen Oedipus kon oplossen waardoor hij de sleutel won tot het koningschap van Thebes: Wie loopt op “vier” in de ochtend, op “twee” in de middag en op “drie” in de avond? Het antwoord is natuurlijk de mens, die kruipt in de ochtend van zijn leven, rechtop loopt in de middag ervan, en ’s avonds alleen kan lopen met behulp van een stok. De Britse classicus C.M. Bowra laat zien dat het menselijk wezen niet het enige antwoord is bij het raadsel van de Sfinx; de mens is het antwoord op elke vraag die gesteld is door een Griekse geest. De menselijke vorm is perfect, en “het menselijke wezen is maatstaf van alles” (Protagoras).

Jodendom, daarentegen, herkent de unieke kwalitatieve oppermacht van de mens over alle andere schepsels, maar houdt aan dat “het menselijk wezen is iets lager dan G’d en is gekroond met eer en glorie”(Psalmen 8:5). Dat “iets lager” is van kritische betekenis; het is de afstand tussen Hemel en Aarde. Voor het Jodendom is het daarom niet de mens die de maatstaf is van alles. G’d is juist de maatstaf en de uiteindelijke gids voor al het menselijke streven en de menselijke persoonlijkheid.

Vandaar dat het achtste gebod van de Bijbel, zoals ingedeeld door Maimonides in zijn Boek van Geboden, is dat we ons best moeten doen om G’d’s eigenschappen na te streven, zoals er staat geschreven “je zal gaan in Zijn wegen” (Deut 28:9). Zoals G’d beschreven is als meedogend, zo moeten wij ook meedogend zijn. Zoals G’d beschreven is als liefde gevend zonder reden, zo moeten wij ook liefde gevend zijn zonder reden. Zoals G’d’s daden van goedheid, zo moeten wij ook daden van goedheid hebben (Ex. 35:6-7).

Op basis van dit verschil tussen Hebraïsme en Hellenisme is het geen wonder dat het pantheon van goden op de berg Olympus, volgens de Griekse mythologie,  allemaal “mensen op grote schaal” waren; elke werd benadrukt en uitgedrukt in groter dan menselijke termen.

Zeus de god van kracht, Hermes de god van snelheid, Aphrodite de godin van schoonheid, etc., de goden van Griekenland zijn gecreëerd in het beeld van mensen. En zo was er ook Dionysus, de god van uitspattingen en losbandigheid; en zo is er geen absolute moraliteit, geen enkele verzameling van morele principes die door iedereen moeten worden nageleefd. Voor Joden is het idealiseren van fysieke beestachtige eigenschappen – zoals kracht, snelheid en schoonheid – afgoderij.

Vanuit dit perspectief kunnen we het eerste gebod dat G’d aan Adam en Eva gaf beter begrijpen. De inleiding tot de hele Bijbel, het gebod van het niet eten van het fruit van de Boom van Kennis van goed en slecht. De mens heeft de vrije keus gekregen op elke gebied van het leven, maar G’d eist dat de mens zichzelf onderwerpt aan G’d’s definitie van het goede – de zeven universele wetten van moraliteit – en afwijst wat G’d ziet als slecht – het weigeren van deze zeven universele wetten. Wanneer het op moraliteit aankomt, houdt de Enige en Absolute G’d van liefde en vrede Zijn absolute moraliteit aan.

Terug naar Chanoeka. Als de menselijke vorm absolute perfectie is, dan wordt Briet Mila (besnijdenis) een ontheiliging van het perfecte en het mooie; vandaar dat het besnijden een grote misdaad was voor de Hellenisten. Joden daarentegen geloven dat het menselijke lichaam en de menselijke personaliteit verfijnd en geheiligd moet worden aan de hand van hogere spirituele normen die zijn geboden door onze G’d van liefde en vrede.

Sjabbat sjalom en Chanoeka sameach gewenst.

Reacties zijn gesloten.