Parsja Jitro 5777

Sjemot/Exodus  18:1-20:23

Samenvatting van de Sidra:

  • Jitro arriveert in het kamp en brengt zijn twee zonen mee (18:1-6)
  • Jitro wordt als een VIP ontvangen. Hij stelt dat G’d de enige ware G’d is nadat hij alle gebeurtenissen rond de uittocht uit Egypte heeft gehoord (18:7-12)
  • Jitro is bang dat Mosje zal bezwijken onder de last van het berechten van het volk. Hij stelt een nieuw rechtssysteem voor waarbij alleen de belangrijkste zaken voor Mosje worden gebracht. Mosje aanvaardt Jitro’s voorstellen (18:13-26)
  • Israël bereidt zich drie dagen voor op het geven van de Tora en de berg Sinaï wordt omheind (19:10-15)
  • Op de derde dag brengt Mosje Israël uit hun kamp naar de voet van de berg en beklimt de berg zelf (19:17-20)
  • De openbaring op de berg Sinaï geschiedt onder donder en weerlicht en aangroeiend geluid van de sjofar (19:16 en 20:1-14)

Was de berg Sinaï een bestemming of slechts een tussenstation?

“Op deze dag kwamen de Joden naar de woestijn de Sinaï “ (Sjemot 19:1).

De Maharal van Praag (einde 16e eeuw) stelt dat de Tora hier afwijkt van de normale stijl. In feite had er moeten staan: “En zij reisden van Refiediem en zij kwamen naar Sinaï “. De Maharal legt uit dat de stijlvorm: “En zij reisden van X en zij kwamen aan te Y” door de Tora gereserveerd wordt om de verschillende tussenstadia in de reis van Egypte naar Kana’an aan te geven. De berg van Sinaï was echter veel meer een eindstation, een duidelijke bestemming van het Joodse volk. De Tora geeft dit aan door een speciale stijlvorm, waardoor duidelijk wordt dat hier een speciale bestemming bedoeld is.

Vrijwillige of gedwongen acceptatie?

Volgens Rasjie (1040-1105) vond het verbond tussen G’d en Israël (zie Sjemot 24:1-11) twee dagen voor het daadwerkelijke geven van de Tora plaats. Reeds voor de Tora-wetgeving beloofde Israël de geboden na te volgen: “Alles wat G’d gesproken heeft zullen wij doen en gehoorzamen”. Een totale, onvoorwaardelijke aanvaarding. Toch heeft de Talmoed een andere lezing. Daar wordt verteld dat G’d de berg Sinaï over de hoofden van het Joodse volk boog op de dag dat de Tora werd gegeven en Hij zei hen: “Als jullie de Tora accepteren dan is alles oké. Maar als dat niet het geval is zal het hier jullie graf zijn (B.T. Sjabbat 88a). Waarom werd de Tora aan het joodse volk opgedrongen en waarom hebben ze die niet vrijwillig willen accepteren?

Het antwoord van de Midrasj

De Midrasj Tanchoema – een befaamde Toraverklaring – legt uit dat, toen het joodse volk de Tora aanvaardde met de woorden ‘wij zullen doen en wij zullen gehoorzamen’, dat een onvoorwaardelijke acceptatie was van ‘alles wat G’d had gezegd’. Op dat moment echter waren de joden nog niet zover dat ze ook de voorschriften, die later zouden worden uitgevaardigd door de Rabbijnen, aanvaardden. Ze wilden zichzelf en alle toekomstige generaties daar niet aan binden, hoewel ze wel bereid waren zich onvoorwaardelijk te voegen naar het woord van G’d Zelf. Ze konden zich moeilijk voorstellen, dat de Rabbijnse verordeningen en instellingen even bindend zouden zijn als het Tora-woord. Voor eens en voor altijd werd duidelijk gemaakt welke belangrijke positie de Tora-geleerden in Klal Jisraël zouden innemen om wetgevend en rechtsprekend op te treden.

Rabbi Ovadja di Bertinoro

Rabbi Ja’akov Kaminetzky (20e eeuw, Amerika) benadert de bovenstaande vraag op een totaal andere manier. Hij refereert aan het commentaar van Rabbi Ovadja di Bertinoro (15e eeuw, Italië) op de Spreuken der Vaderen (1:3) waar die schrijft: ‘Hoewel iemand G’d kan dienen uit liefde, moet men Hem ook dienen uit ontzag. Iemand die uit liefde G’d dient zal de geboden met grote ijver uitvoeren, terwijl iemand die G’d uit vrees dient, oppassend zal zijn ten aanzien van de verboden.’  Bertinoro legt uit dat iemand die G’d met liefde dient aangezet wordt tot handelen, terwijl iemand die G’d vreest passiever blijft. Liefde voor G’d brengt ons tot uitvoering van de geboden, ontzag voor het Opperwezen resulteert in een terughoudende attitude wanneer de Tora dingen verbiedt. Voor een volledige beleving van ons Jodendom hebben we beide gevoelens nodig: liefde en ontzag.

Terug naar de Maharal

De Maharal van Praag geeft een duidelijk antwoord op de openingsvraag. Hij legt uit dat als G’d de Tora aan het joodse volk gegeven had enkel op basis van vrijwilligheid, de latere generaties de Tora zouden kunnen verwerpen met de claim, dat de voorouders de Tora slechts op basis van hun eigen voorkeur hadden aanvaard. We zouden kunnen stellen, dat de Tora eigenlijk alleen bij toeval bij ons terecht gekomen was en dat dat niet onze levensbestemming is. We zouden kunnen menen dat we het recht hebben om te verwerpen wat eerdere generaties geaccepteerd hadden. Daarom boog G’d de berg Sinaï over het joodse volk heen om het te dwingen de Tora te aanvaarden. G’d maakte daarmee duidelijk dat onze bestemming verbonden is met de Tora en dat ‘het volk van het boek’ onze werkelijke identiteit is.

Om over na te denken bij de Decaloog

  1. Kan het geloof in G’d bevolen worden? Tussen de traditionele commentatoren bestaat veel meningsverschil over dit punt. Sommigen zien de eerste twee van de Tien Geboden als feitelijke mededelingen, die we in ons achterhoofd moeten houden wanneer we alle andere geboden nakomen. Vele anderen stellen dat het geloof in G’d de eerste van alle geboden is.
  2. Wij beschouwen de Tien Geboden doorgaans als opgebouwd uit twee delen: 5 geboden tussen mens en G’d en 5 geboden tussen mens en medemens. Indien dit zo is waarom staat dan ‘eer uw vader en uw moeder‘ in de eerste 5 geboden?

Sjemot: 20:2: “Ik ben G’d, die u heeft uitgevoerd uit het land Egypte…”

Staan

Bij de voorlezing van de Tien Geboden heeft men in sommige gemeenten de gewoonte om op te staan. Men luistert beter en met meer respect naar de Tien Geboden. Maimonides stelt dat dit verboden is: “ Hoewel de joden van Babylonië – het tegenwoordige Irak – staan gedurende het lezen van de Tien Geboden, is dit verboden indien men gedurende de rest van het jaar zit “. Wij mogen inderdaad geen onderscheid maken tussen de Tien Geboden en de rest van de Tora. Alles is even belangrijk en heilig; de Decaloog staat niet méér centraal dan welk ander systeem van ge- of verboden dan ook. Maimonides is daarom tegen zelfs maar een symbolische aanduiding dat er een soort hiërarchie in de ge- en verboden van de Tora zou bestaan. Zitten of staan bij het voorlezen van de Tora gedurende de rest van het jaar brengt verschillende attituden tot uitdrukking. Staan bij de wekelijkse Toravoorlezing geeft aan dat men de Openbaring bij de berg Sinaï als het ware herbeleeft, toen de joden aan de voet van de berg Sinaï stonden en “op afstand sidderden”. Als wij de Toralezing zo beschouwen, kunnen wij alleen maar staan bij zo’n plechtig moment.

Of zitten?
Degenen die blijven zitten, beschouwen de wekelijkse Toravoorlezing als een leerervaring. De Toralezing wordt dan een integraal onderdeel van het dawwnenen (bidden) en de G’dsdienst. Zo is het altijd al geweest, dat joodse studie een onderdeel was van de G’dsdienst. Omdat de Tora-voorlezing aan Torastudie wordt gekoppeld, is het logisch om te blijven zitten. Het woord ‘jesjiewa’, de plaats waar Tora wordt gestudeerd, betekent eigenlijk ‘zitten’.

Ondanks de opvatting van Maimonides is het erg moeilijk om vele mensen ervan te weerhouden om te gaan staan bij de Tien Geboden. Rabbi Owadja Joseef, de vroegere Sefardische Opperrabbijn van Israël, heeft deze situatie geaccepteerd en zijn uitleg is dat de Tien Geboden uniek zijn omdat die het speciale gevoel van nabijheid bij G’ds Openbaring op de berg Sinaï in herinnering roepen.

Integriteit van het totaal

Toch blijft het gevaarlijk om een verschil te maken tussen de Tien Geboden en de rest van de Tora, een fout die door velen wordt gemaakt. De Talmoed in traktaat Berachot vermeldt dat het reciteren van de Tien Geboden vroeger onderdeel was van de dagelijkse dienst. Maar omdat dit ertoe leidde dat men de Tien Geboden belangrijker ging vinden dan de rest van de Tora, werd besloten om ze uit de dagelijkse gebeden te verwijderen. In de Talmoed (Menachot) wordt iemand die Tefillien (gebedsriemen) met vijf Tora-afdelingen  – in plaats van de normale vier – draagt, veroordeeld. Bij archeologische opgravingen werden Tefillien gevonden van de Qumran sekte, waar inderdaad vijf Tora-afdelingen stonden. In het vijfde stonden de Tien Geboden. Het Jodendom omvat inderdaad het hele leven. Maar nadruk op het ene ten koste van het andere zou de integriteit van het totale systeem invalideren.

Geen hoofdprincipes

De Geleerden waren ook tegen de opvatting dat alle ge- en verboden uit de Tora in de Tien Geboden geïncorporeerd zouden zijn. In de Misjna wordt verteld dat men in de Tempel de Tien Geboden elke dag las. Maar de Jeruzalemse Talmoed vraagt daarop: “ De Tien Geboden moeten inderdaad elke dag gelezen worden. Maar waarom worden zij niet gelezen? Vanwege de Miniem (ketters, waarschijnlijk vroege sekten die neigden tot allerlei Jodendom-vreemde denkbeelden). Want zij neigden ertoe om te stellen dat alleen de Tien Geboden op de berg Sinaï aan Mozes gegeven waren”. Anders dan de filosoof Philo van Alexandrië weigerden onze Wijzen om in de Tien Geboden tien hoofdprincipes of tien bronnen voor de rest van de Tora te zien.

Geen nieuwe Openbaringen

In de vroegste Midrasjiem (achtergrondverklaringen) wordt er tussen de geboden niet onderscheiden qua gewicht en belang, maar zien wij toch een poging om in de G’ddelijke Openbaring op de berg Sinaï het hele gebied van de Tora te bestrijken, zij het op een andere manier dan verwacht: Rabbi Jitschak zei dat de profeten in iedere generatie slechts profeteerden, hetgeen reeds geopenbaard was op de berg Sinaï. Zo zei Mosje tegen het joodse volk: “ Er wordt een verbond gesloten tussen de mensen die hier vandaag aanwezig zijn voor G’d en ook met hen die niet met ons aanwezig zijn”. Het einde van de vers slaat op de zielen die nog geboren moesten worden. Hoewel zij op dat moment nog niet bestonden, heeft iedere ziel die in de toekomst geboren zal worden, een aandeel in de ontvouwing van de Openbaring. Toestemming om zijn aandeel in de ontvouwing te profeteren werd pas gegeven tot het daadwerkelijke moment in het leven van iedere profeet individueel. Niet alleen de profeten kregen hun profetie daarvandaan, maar ook ieder van de Wijzen kreeg zijn inspiratie van de berg Sinaï (Exodus Rabba 28:6). Deze doorlopende inspiratie vormt de basis van de joodse continuïteit.

Alles in één

Alles werd tegelijkertijd geopenbaard. Waarom was het nodig om in één Openbaring alles voor de toekomstige generaties vast te leggen? Hiervoor worden twee redenen gegeven:

  1. Omdat er neergekeken werd op de Mondelinge Leer (de versterking van het G’ddelijke karakter van de Openbaring geeft de Mondelinge Leer evenveel gewicht als de Schriftelijke Leer);
  2. Om iedere claim op extra openbaringen te weerspreken. Alles was tegelijkertijd geopenbaard en niets kon eraan worden toegevoegd.

Toch zien wij geen enkele aanduiding in de werken van onze Chagamiem (Wijzen) die erop duidt dat de Tien Geboden een speciale status innemen. Alle ge- en verboden in de Tora zijn evenveel waard.

 

Reacties zijn gesloten.