De Omertijd als rouwperiode

Gedurende de Omerperiode (de 49 dagen tussen de 1e dag Pesach en de 1e dag Sjawoe’ot) werd het Joodse volk getroffen door verschillende tragedies. Daarom is het een oude minhag -gewoonte- bepaalde rouwgebruiken in acht te nemen, zoals het verbod om het haar te knippen en de baard te scheren (tenzij men zich dagelijks pleegt te scheren en men niet ongeschoren op de zaak of het werk kan verschijnen, hetgeen zou kunnen resulteren in financiële schade). Binnen diverse joodse gemeenten zijn verschillende gewoonten ontstaan ten aanzien van de vraag op welke dagen van de Omerperiode voornoemde gebruiken gelden.

De eerste minhag is die van rabbi Joseef Caro (1488-1577), die er vanuit gaat dat de restricties gedurende 34 dagen van kracht zijn. Bij rouwwetten bestaat er een pars-pro-toto-principe (een deel van de dag wordt gerekend als een volledige dag). Volgens deze eerste minhag zou het dus toegestaan zijn zich te scheren vanaf de ochtend van de 34e dag tot Sjawoe’ot.

De tweede minhag is één dag korter. Rabbi Mosje Isserles, de Rema (1522-1577), gaat er vanuit, dat het reeds toegestaan is zich te scheren vanaf de 33e dag van de Omertelling (Lag baOmer).

De derde minhag stelt zich op het standpunt dat de rouw alleen gehouden wordt op dagen dat we tachanoen, het smeekgebed zeggen. Gedurende

16 dagen in de periode tussen Pesach en Sjawoe’ot zeggen we geen tachanoen (zeven dagen van Pesach,  zes sjabbatdagen, twee dagen Rosj Chodesj Ijar en één dag Rosj Chodesj Siwan).

Op één van deze 33 dagen is het ‘pars-pro-toto’ principe van toepassing. Voor de toepassing van dit principe werd Lag baOmer (de 33e Omerdag) uitgekozen.

Volgens de derde minhag worden de 33 dagen geclusterd en loopt de rouw van de 2e dag Rosj Chodesj Ijar tot de dag voor Sjawoe’ot, met een gedeeltelijke uitzondering voor Lag baOmer. De eerste zestien dagen van de Omertijd gelden dus niet als rouwperiode.

De Nederlandse minhag laat de rouwperiode vanaf de eerste dag van Rosj Chodesj Ijar beginnen tot de ochtend van de derde dag voor Sjawoe’ot.

Een vierde minhag stelt dat men zich gedurende de hele Omertijd niet mag scheren of knippen.

Wat nu te  doen als men geen eigen minhag heeft? In deze tijd, waarin velen hun weg terugvinden naar het Jodendom, kunnen de gewoonten van de ouders soms niet meer als richtsnoer gelden. Misjna Broera is van mening dat men in een dergelijk geval tussen verschillende minhagiem kan kiezen, maar de eenmaal gekozen minhag moet wel consequent worden volgehouden. In Nederland volgt men natuurlijk de Nederlandse minhag.

Reacties zijn gesloten.