Halachma Anja – in haast vertrokken wij uit Egypte

Door: opperrabbijn R. Evers

In de Haggada-tekst van Maimonides begint het stukje halachma anja met de woorden: `in haast vertrokken wij uit Egypte’. De verklaring van het woord ‘haast’ in deze tekst is duidelijk. Het staat inmers al in de Tora: “Zeven dagen zul je daarbij (bij het Pesach-offer) matsot eten, brood van ellende, want in grote haast bent u uitgetrokken uit het land Egypte” (Deut. 16:3). In andere oude versies van de Haggada-tekst van Maimonides staat ook nog: “Dat onze voorouders, die wegtrokken uit Egypte, hebben gegeten.” Deze verschillende lezingen zijn actueel tot op de dag van vandaag.

Rabbi Elazar en Rabbi Akiva
In de Talmoed (B.T. Berachot 9a) hebben Rabbi Elazar en Rabbi Akiva een meningsverschil over de betekenis van de haast. Rabbi Elazar ben Azarja is van mening dat het gaat over de haast van Egypte. 
Rabbi Akiva is van mening dat het gaat over de haast van het Joodse volk. Dit leidt ook tot een verschillende uitleg van het tijdstip waarop de haast plaatsvond. Volgens Rabbi Elazar ben Azarja was het moment van de haast ’s nachts. De Egyptenaren hadden ontzettende haast om de Joden weg te sturen. Volgens Rabbi Akiva was het moment van de haast overdag. De Joden hadden haast om weg te komen uit Egypte. De uittocht uit Egypte vond overdag plaats.

Snelheid ’s nachts of overdag?
Volgens de uitleg van Rabbi Elazar ben Azarja eten wij de matsa op Pesach vanwege de snelheid ’s nachts. In de nacht waren de Joden nog niet uitgetrokken. Volgens deze uitleg moet de Hagada stellen dat: “Dit het brood der ellende is dat onze voorouders hebben gegeten in Egypte”. Het is het brood der ellende dat ze tijdens hun werk aten en daarop past niet de uitdrukking: “Die onze voorouders, die uit Egypte trokken, hebben gegeten.” De haast was dus de haast van de Egyptenaren
Maar volgens Rabbi Akiva die stelt dat wij matsa eten omdat de Joden in grote haast zijn uitgetrokken overdag, past zeer wel de uitdrukking: “Dit is het brood der ellende, die onze voorouders, die uit Egypte zijn getrokken, hebben gegeten.”

Beide waar
Omdat beide meningen, die van Rabbi Elazar ben Azarja en die van Rabbi Akiva, waar zijn, eten wij de matsa met beide gedachten. Het brood der ellende eten we omdat we in Egypte zaten als slaven maar ook omdat wij snel vertrokken zijn uit Egypte. Matsa is brood van overgang. We vierden in Egypte de overgang van slavernij naar vrijheid.

Uiterst actueel
Voorgaande is tot op de dag van vandaag uiterst actueel. Wij zitten nog steeds in galoet (ballingschap). Ha lachma anja lezen wij om uit te leggen hoe dat kan. Het kan dus! Soms is ons Zionsverlangen sterk en hebben wij haast om naar het Heilige Land te trekken. Soms hebben de Joden weinig haast om weg te komen uit het galoet. Soms heeft de omgeving daar wel veel haast mee. Vaak worden wij daardoor dan aangemoedigd in Israël ons heil te zoeken.

Bedoeling van de Seider
Het is moeilijk te begrijpen dat wij de Seider beginnen met een verhaal over brood der ellende. De Seider is bedoeld om G-d te danken vanwege de bevrijding uit Egypte. Kennelijk is de bedoeling van de Seider dat wij de overgang van ellende naar vrijheid, en van armoede naar rijkdom vieren. Dat is ook de stelling van de Talmoed: “In het begin spreken we over de bittere armoede en de grote ellende van de slavernij en langzamerhand voeren we de vrijheid op en vieren wij onze Exodus.” 
Toen de Tempel nog bestond, moesten alle Joden een Pesach-offer brengen. Toen moesten we er niet alleen voor zorgen dat iedereen matsa had maar dat ook iedereen Pesach had, dit wil zefggen een Pesach-offer kon brengen.
Toch is dit moeilijk te begrijpen omdat het offer de 14e Nisan ’s middags moest worden gebracht. Men kon ’s avonds niemand meer uitnodigen bij het Pesach-offer omdat het niet meer gebracht kon worden. Iedereen, die mee wilde eten van het Pesach-offer moest er van tevoren bijgeteld worden.

Eerdere zorgplicht
Daarom is duidelijk dat ook dit stukje: “Iedereen die het nodig heeft, laat hij komen en mee eten van het Pesach-offer” niet bedoeld is om de armen uit te nodigen voor het meedoen aan het Pesach-offer, want dit is niet meer mogelijk. Men moet dus zeggen dat deze uitnodiging een deel van onze zorgplicht is, die al veel eerder inging. We worden eraan herinnerd dat wij op Seideravond moeten kunnen zeggen dat wij voor ieders Pesach-offer hebben gezorgd. Het herinnert ons eraan dat wij al veel eerder een plicht hebben om iedereen te laten meedoen met het nationale Pesach-offer. 

“Nu nog hier maar volgend jaar in het land Israël. Nu zijn we nog slaven. Volgend jaar zijn we vrij.”
Beide uitspraken over plaats en slavernij – slaan hoogstwaarschijnlijk op twee verschillende perioden in de geschiedenis. Toen de Joden in de Babylonische ballingschap waren, zaten ze in het huidige Irak. Toen zeiden: “Nu nog hier maar volgend jaar in het land Israël.” Maar gedurende de tweede Tempelperiode zaten de Joden in Israël, maar waren ze vrijwel continu onder vreemde heerschappij. Toen zeiden ze: “Nu zijn we nog slaven maar het volgend jaar hopen wij vrije mensen te zijn.” Zo bespreken we aan het begin van de Seider in vogelvlucht de hele Joodse geschiedenis van verdrukking en ballingschap.

Twee stadia
Het zou ook kunnen slaan op de twee stadia van de bevrijding. Volgens Rabbi Elazar ben Azarja is de tijd dat men het Pesach-offer mag eten tot midden in de nacht (tegenwoordig in Nederland 01.39 u.) en volgens Rabbi Akiva is het tot de ochtendgloren. Volgens de mening van Rabbi Elazar ben Azarja dat men het Pesach-offer alleen maar mag eten tot midden in de nacht, at men het bevrijdingsoffer nog voor de tijd van de bevrijding uit Egypte. Toen kon men terecht zeggen: “Nu zijn wij nog slaven”.
Maar volgens Rabbi Akiva, die stelt dat men het Pesach-offer de hele nacht mag eten, waren de Joden in feite al vrij na midden in de nacht, toen de plaag van de eerstgeborenen plaats vond. Toen waren ze alleen nog maar in Egypte en kon men zeggen: “Nu zijn we hier, het volgend jaar zijn we in het land Israël.”

Drie niveaus van vrijheid: drie Jamiem toviem
“Vrije mensen.” Er bestaan drie niveaus van vrijheid: 
a. Politieke vrijheid betekent dat het volk niet meer zucht onder vreemde heerschappij. Men is onafhankelijk geworden. 
b. Er bestaat lichamelijke vrijheid wanneer men vrij wordt van de dagelijkse lasten en van zwaar werk. 
c. Maar er is ook geestelijke vrijheid die men voelt wanneer men bevrijd wordt van psychologische beperkingen. Dan heet men volledig vrij in de moderne denkwereld.

Pesach, Soekot en Sjawoe’ot
De Joodse feestdagen kennen al deze drie begrippen vrijheid. 
a. Op Pesach vieren wij de uittocht uit de Egyptische slavernij. 
b. Op Soekot (Loofhuttenfeest), de tijd van inzameling, voelt men zich bevrijd van de landbouw en het zware werken voor het inkomen. De schuren liggen vol voor het hele jaar. 
c. De spirituele vrijheid verwerven wij op Sjavoe’ot, de tijd waarop de Tora gegeven werd, want alleen iemand die bezig is met de Tora wordt als werkelijk vrij beschouwd.

Jiddisje vrijheid: Tora
Wanneer men iemand die ver staat van het Jodendom staat, vertelt dat alleen hij die zich bezig houdt met de Tora werkelijk vrij is, staat hij uitermate verbaasd te kijken. Hij beschouwt de Tora en de mitsvot als drukkende verplichtingen, die lijken op slavernij. Waar is de vrijheid? 
Er is echter een groot verschil tussen werken voor een ander en werken voor zichzelf. Ook een vrij mens moet vandaag de dag werken voor zijn inkomen. Het grote verschil tussen werken voor een heer en werken voor jezelf is dat iemand die voor zichzelf werkt geen last van andermans heerschappij voelt. Hij weet, dat hij helemaal voor zichzelf bezig is. De definitie van een slaaf is dat hij altijd voor anderen bezig is. Een slaaf moet altijd andermans wil opvolgen en zijn eigen verlangens terzijde schuiven.

Slavernij tegenover vrijheid
Beiden werken, maar wanneer men werkt voor een heer is men een slaaf, en wanneer men werkt voor zichzelf heet men vrij. Als men de diepgang en de kracht van de Tora niet aanvoelt en geen plezier vindt in het vervullen van de mitsvot, is het Tora-leven een groot juk. Het is alsof dit eisen van buiten zijn waar men zich van moet proberen te bevrijden. 
Maar wanneer men de G-ddelijke nabijheid als een groot plezier ervaart, geniet men elk moment van dienstbaarheid aan G-d. Dan is het geen last meer, die je moet proberen te vermijden, maar zijn we eigen baas en is het alleen maar voor ons eigen voordeel. Dit is de betekenis van de uitspraak: “Dat iemand alleen maar werkelijk vrij is wanneer hij zich bezig houdt met de Tora.

Het menselijke systeem van G’d
Alleen het Opperwezen is in staat een systeem te creëren, waarin Zijn belangen en onze wensen volledig kunnen samenvallen. Mijn spirituele groei is G’ds enige wens. Sjabbat kent bijvoorbeeld vele beperkingen maar stelt ons in staat om ons volledig te concentreren om alles waar het werkelijk om gaat in het leven.

Zorg voor de armen: onderdeel van de vertelling
“Iedereen die hongerig is kan komen en eten.” Deze uitspraak hadden wij in Sjoel moeten doen. Maar wanneer we al thuis zijn, heeft het geen zin meer om deze oproep te doen. Inderdaad had men al veel eerder moeten zorgen voor de armen. 
“Iedereen die hongerig is kan komen en eten” is een oproep van de ouders aan de kinderen om hen te laten weten dat het er op Pesach voornamelijk om gaat om ervoor te zorgen dat iedereen voldoende te eten heeft en dat er geen armen en hongerigen overblijven op het moment dat ze vrij hadden moeten zijn. 
Dit is de bron voor de actie ‘kimcha depischa’, zoals uitgelegd wordt in Rema (I:429): “Het is de minhag om tarwe te kopen om deze uit te delen aan de arme mensen voor Pesach.” 
Dat is niet enkel tsedaka (liefdadigheid) maar het is een onderdeel van het vertellen over de uittocht uit Egypte. Het zorgen voor de behoeften van anderen toont dat wij realiseren dat ook wij slaven waren, die brood van ellende aten toen ze uittrokken uit Egypte.

Onderdeel van de Seidervreugde
Armen moeten ook een onderdeel zijn van de Seidervreugde. Maimonides zegt dat wanneer wij eten en drinken, wij ook armen en zieligen, vreemdelingen, wezen en weduwen, laten deelnemen aan de feestvreugde. Maar als men zijn deuren afsluit, heet dit geen vreugde van de mitsva maar slechts vreugde van de buik (hoofdstuk 6 van Hilchot Jom Tov 18).

Naastenliefde
De liefde, waarmee wij de armen omringen, kan men vergelijken met een andere mitsva. De Tora zegt: “Jullie moeten de geer (vreemdeling) liefhebben, omdat jullie zelf vreemdelingen waren (Vajikra 19:34). Zo ook is het een mitsva om zich zorgen te maken over het arme bevolkingsdeel. Het is alsof er in de Tora staat: “Jullie moeten de armen liefhebben want jullie waren zelf ook arm.” Men kan zich alleen maar zorgen maken voor arme mensen, wanneer men zelf armoede en ellende heeft gekend.

Reacties zijn gesloten.