Parsja Bemidbar 5777

Bemidbar/Numeri  1:1-4:20

De positie van de Kohaniem en Levieten tegenwoordig

Kohaniem en Levi’iem nemen een belangrijke plaats in in onze parsja: “En G’d sprak tot Mosjé als volgt:  Laat de stam Levie naderen, plaats hem voor Aharon, de priester en zij zullen hem dienen” (3:6). De Levi’iem kwamen in plaats van de Bechoriem, de eerstgeborenen. Toen deze zondigden bij het gouden kalf werden ze afgekeurd als G’ds dienaren. De Levieten, die geen afgoden hadden gediend, werden in hun plaats aangesteld. Kohaniem en Levieten hadden verschillende voorrechten. Zij mochten de Tempeldienst verrichten en kregen in ruil daarvoor heffingen en tienden van de Israëlieten. In de Talmoed wordt gediscussieerd over de voorrechten tegenwoordig.

 De volgorde van oproepen. Als eerste wordt een koheen opgeroepen, daarna een levi en daarna een jisraëel. Deze volgorde wordt geregeld in een Misjna in B.T. Gittien (59a) en de reden van deze volgorde wordt in dezelfde Misjna aangegeven: “vanwege de vrede”, d.w.z. om ruzie te voorkomen.  De Talmoed zelf geeft aan dat deze volgorde wordt afgeleid uit de pasoek (Dewariem 31:9) “de kohaniem, zonen van Levi”. Weten we dan niet dat de kohaniem zonen van Levi zijn? Maar dit betekent dat men als eerste de koheen moet oproepen en daarna pas een Levi.

Het meningsverschil in de Talmoed Jeroesjalmi       . In de Talmoed Jeroesjalmie bestaat hierover meningsverschil tussen Rabbi Sjimon bar Jochai en Rabbi Jehosjoe’a ben Levi. Rabbi Sjimon bar Jochai zegt dat deze volgorde VOLGENS DE TORA verplicht is omdat er geschreven staat (Dewariem 31:9) – bij de dieniem omtrent de openbare voorlezing uit de Tora door de Koning op Soekot na afloop van een sjemieta-jaar (hakheel)-: “Toen Mosjé de Tora had opgeschreven gaf hij deze aan -EERST­ de Kohaniem -DAARNA- de zonen van Levi (de levi’iem)… EN PAS DAARNA aan al de oudsten van JISRAËEL”. Rabbi Jehoesjoe’a ben Levi meent, dat de voorgeschreven volgorde bij het oproepen van RABBIJNSE oorsprong is.

De Babylonische Talmoed. In de BABYLONISCHE Talmoed wordt echter duidelijk, dat de volgorde – koheen, levi, jisraëel – volgens de Tora-wet verplicht is. Nu zou men zich kunnen afvragen waarom de Misjna, stelt, dat de voorgeschreven volgorde in acht genomen moet worden omwille “van de vrede”; de laatste ratio lijkt er op te duiden, dat de verplichte oproepvolgorde door de RABBIJNEN werd ingesteld. Deze vraag wordt in de Talmoed opgehelderd. De Talmoed stelt namelijk, dat men van de voorgeschreven volgorde afstand kan doen. Men had nu kunnen menen dat de koheen ook afstand zou kunnen doen van zijn recht om als eerste te worden opgeroepen. De Chagamiem hebben echter ingesteld – om ruzie te voorkomen – dat een koheen altijd als eerste opgeroepen MOET worden omdat anders machloket (ruzie) zou kunnen ontstaan.

De Beet Joseef – Rabbi Joseef Karo, de auteur van de Sjoelchan Aroech (1488-1575). De Beet Joseef, het grote werk van de auteur van de Sjoelchan Aroech Rabbi Joseef Karo, stelt dat het de minhaĝ is geworden, dat zelfs een ongeletterde koheen voor gaat boven een grote geleerde, die jisraëel is, zelfs indien de koheen bereid is van zijn rechten afstand te doen. Hoewel verschillende Ge’oniem stellen dat een koheen, zeker in bovengeschetste omstandigheden, van zijn voorrecht afstand kan doen, stelt de Beet Joseef dat dit niet meer gebruikelijk is.

Geldt het voorrecht van de koheen ook op een door de weekse dag? In de Talmoed (B.T. Gittien 59a) wordt verder uitgelegd, dat de Chagamiem alleen hebben ingesteld dat de koheen geen afstand kan doen van zijn voorrecht op Sjabbat en Jom-Tov, wanneer VEEL mensen in de synagoge aanwezig zijn. Op maandagen en donderdagen zou de koheen, volgens de Gemara, WEL van zijn voorrecht afstand kunnen doen. Dit is ook de mening van de Rosj en de Toer (twee middeleeuwse halachisten). De Tosafisten (1250) schrijven echter, dat ook dit TEGENWOORDIG niet meer opgaat omdat er op maandag en donderdag vandaag de dag eveneens veel mensen in sjoel aanwezig zijn.

 De Rosj Hagola of exilarch. In de Talmoed wordt verder nog verteld dat de grote geleerden Rav en Rav Hoena zelfs op Sjabbat en Jom-Tov als eersten – i.p.v. de koheen – werden opgeroepen omdat zij “de hoofden van de Gola” waren en alle Joden aan hen onderworpen waren. Deze toestand bestaat niet meer en daarom geldt er tegenwoordig geen enkele inbreuk meer op de regel, dat de koheen als eerste moet worden opgeroepen.

Wat te doen indien geen koheen aanwezig is? Op hetzelfde Talmoed-blad wordt verder besproken wat men moet doen indien er geen koheen aanwezig is. De Talmoed stelt dit als volgt: “INDIEN ER GEEN KOHEEN AANWEZIG IS, DAN IS DE BUNDEL UITEENGEVALLEN”. Deze laatste uitdrukking – “dan is de bundel uiteengevallen” – wordt door de verklaarders op drie manieren uitgelegd.

De eerste uitleg van Rasji – niet voor en niet na een jisraëel. De eerste verklaring is afkomstig van Rasji en luidt, dat indien er geen koheen aanwezig is ook de levie NIET wordt opgeroepen. Dit is ook de visie van Maimonides. De ratio hiervan luidt als volgt: in de Tora staat aangeduid, dat de koheen voor de levie moet worden opgeroepen en de levie voor de jisraëel. Nu zou men kunnen menen dat indien er geen koheen aanwezig is de levie niettemin voorgaat boven de jisraëel. De Talmoed laat ons nu horen – “de bundel is uiteengevallen” – dat dit niet het geval is: want wanneer heeft de Tora de levie een speciale kedoesja gegeven, hetgeen hem het voorrecht geeft voor te gaan boven de jisraëel? Alleen wanneer er een koheen is. Maar indien er geen koheen is, bezit de levie geen speciale status, althans niet voldoende status om voor te gaan voor een jisraëel. Daarom staat er ook in de pasoek (Dewariem 31:9) “de kohaniem, zonen van levie” d.w.z. wanneer zijn de levieten “zonen van levie”, zodat zij voorgaan boven een jisraëel? Alleen wanneer er een koheen aanwezig is. Dit betekent echter niet automatisch, dat hij ook niet voor een jisraëel MAG worden opgeroepen. Maar volgens Rasjie is ook dit niet het geval want een levie bezit, zelfs bij ontstentenis van een koheen, toch meer kedoesja dan een jisraëel en het zou niet juist zijn een jisraëel eerder op te roepen. Zou men nu willen stellen, dat de levie dan als eerste moet worden opgeroepen omdat hij meer kedoesja heeft dan een jisraëel, dan wordt hierop geantwoord, dat ook dit onmogelijk is want indien een levie als eerste zou worden opgeroepen, zou men kunnen menen, dat hij VOLGENS DE TORA-WET voor moet gaan voor een jisraëel, terwijl de Tora zelf hem alleen maar voorrang verleent wanneer er een koheen aanwezig is. Daarom is het onmogelijk een levie zowel voor als na een jisraëel op te roepen. Het netto-resultaat van deze uitleg is dus, dat bij ontstentenis van een koheen, geen levie kan worden opgeroepen. VOOR een jisraëel niet vanwege het evenvermelde misverstand, NA een jisrael niet, omdat hij toch meer kedoesja bezit dan een jisraëel en het niet zou passen een hogere kedoesja later op te roepen.

De tweede uitleg van Rasji – levie gelijk aan jisraëel. Ook een tweede verklaring op de formulering van de Talmoed – “dan is de bundel uiteengevallen” – is afkomstig van Rasji. In zijn tweede uitleg stelt hij, dat deze uitdrukking betekent dat er nu geen voorgeschreven volgorde meer bestaat. Wie men als eerste wil oproepen is irrelevant. Ook deze uitleg gaat ervan uit dat de Tora geen speciale kedoesja heeft verleend aan een levie bij ontstentenis van koheen. De tweede verklaring verschilt van de eerste in zoverre dat nu NIET meer wordt gesteld, dat de levie niettemin een speciale kedoesja bezit. Zonder koheen is hij gelijk een gewone-jisraëel. Men kan nu doen wat men wil en.hem voor of na een jisraëel oproepen, evenals dit bij twee jisraeliem kan.

De derde verklaring van Rabbenoe Asjeer (Rosj) – gelijk? Levie gaat voor!. Een derde verklaring is van de hand van de Rosj. De Rosj stelt, dat indien een jisraëel een grotere geleerde is, de jisraëel voorgaat en daarna de levie opgeroepen wordt. Indien de levie een grotere geleerde is of indien beide gelijk zijn qua geleerdheid gaat de levie voor. Waarschijnlijk is de Rosj van mening dat een levie bij ontstentenis van een koheen niettemin meer kedoesja bezit dan een jisraëel, omdat de stam levie uit het joodse volk werd afgezonderd, onafhankelijk van de aanwezigheid van kohaniem. Indien levie en jisraëel gelijk zijn qua geleerdheid gaat de levie voor. Alleen indien de jisraëel groter is in geleerdheid gaat DE JISRAËEL voor, want alleen indien er een koheen is gaat deze voor een jisraëel (ook al is de koheen geringer in aanzien qua geleerdheid) en ‘sleept’ hij de levie met zich mee. Opmerkelijk is, dat de Rosj stelt, dat een levie wel NA een jisraëel kan worden opgeroepen. Voor de praktijk heeft dit laatste echter geen gevolgen.

De psak van Rabbi Joseef Karo . Rabbi Joseef Karo paskent, dat indien er geen koheen aanwezig is in sjoel, een jisraëel i.p.v. een koheen moet worden opgeroepen en dat na de jisraëel geen levie mag worden opgeroepen. Hij volgt hierin duidelijk de eerste verklaring van Rasjie. Rabbi Mosjé Isserles, De Rema (16de eeuw) schrijft naar aanleiding hiervan: “… maar als eerste kan hij (de levie) opgeroepen worden”. De Rema volgt hierin waarschijnlijk de opvatting van de Rosj (de derde verklaring), hoewel voor de praktijk de mogelijkheid om na een jisraëel een levie op te roepen niet vermeld wordt.

Indien men een levie als eerste oproept moet men daarbij zeggen “bimkom koheen” (in plaats van een koheen) opdat men niet zal menen dat deze levie een koheen is. Voorzover ik heb kunnen nagaan wordt niet gesteld, dat de levie als eerste MOET worden opgeroepen, het KAN. De gewoonte om bij sommige gemeenten om altijd een levie als eerste op te roepen bij afwezigheid van een koheen, is dus slechts gebaseerd op een minhaĝ.

Wat te doen indien de koheen staat te dawwenen en niet opgeroepen kan worden? Indien het sefer Tora openligt en de koheen Sjema leest, mag hij niet stoppen. In een dergelijk geval roept men een jisraëel in zijn plaats op en men wacht niet op de koheen om de gemeente niet te lang op te houden. In hoofdstuk 66 van de Sjoelchan Aroech staat echter, dat volgens de Manhieĝ de koheen Sjema wèl mag onderbreken. Maar Hoofdstuk 66:4 ziet op het geval, dat men hem reeds opgeroepen heeft maar a priori mag men hem niet oproepen. Het feit, dat men een koheen niet oproept wanneer hij met Sjema of Sjemonee Esree bezig is, is geen ‘schande’ (peĝam) voor de koheen omdat iedereen ziet, dat hij vanwege zijn positie in de tefilla niet opgeroepen kan worden.

Koheen en vastendag . Volgens de Rema geldt dit zelfde op een vastendag. Indien de koheen niet vast, roept men een jisraëel op. Het is beter – aldus de Rema – dat een koheen in een dergelijk geval de sjoel verlaat. De Rema bedoelt hiermee, dat strikt volgens de dien de koheen niet verplicht is om de sjoel te verlaten op een vastendag – indien hij niet vast en dus niet opgeroepen kan worden – omdat voor de koheen dit voorlezen uit de Tora ten behoeve van de vastendag eigenlijk helemaal niet geldt (in dit geval, omdat hij niet vast). Niettemin is het beter, dat hij de synagoge verlaat omdat niet iedereen weet, dat hij niet vast zodat er twijfels zouden kunnen rijzen omtrent zijn priesterlijke afstamming.

Hetzelfde geldt bij elke algemene vastendag, wanneer de koheen niet vast. De Aroch haSjoelchan (19de eeuw) voegt hieraan toe, dat bij het Tora-voorlezen op vastendagen geen kibboediem gegeven mogen worden aan iemand die niet vast, zoals haĝba’a, ĝeliela, hotsa’a en hachnasa.

Een koheen die gedurende keriat hatora binnenkomt. Indien de koheen pas in sjoel komt nadat een jisraëel de voorberacha over de Tora heeft uitgesproken, mag men niet stoppen voor de koheen. Indien de jisraëel alleen maar opgeroepen is of zelfs indien de jisraëel alleen maar BARCHOE heeft gezegd, verleent men voorrang aan de koheen om opgeroepen te worden en de berachot uit te spreken over het voorlezen van de Tora, omdat BARCHOE niet als een begin van de voorberacha over keriat haTora geldt. Indien de jisraëel reeds BARCHOE heeft uitgesproken hoeft de koheen dat niet te herhalen. Hij begint gewoon met de voorberacha ZONDER BARCHOE. Omdat de jisraëel reeds opgeroepen was, moet hij op de biema blijven staan totdat de koheen en de levie klaar zijn met hun parsjiot. Daarna moet de jisraëel nogmaals opgeroepen worden want anders zou hij beschaamd staan. Volgens de Aroch haSjoelchan geldt, dat indien de opgeroepen jisraëel dit niet erg vindt, er een andere jisraëel in zijn plaats zou mogen worden opgeroepen.

Wat te doen indien er geen levie aanwezig is in sjoel? Indien er geen levie aanwezig is in sjoel roept men GEEN jisraëel op i.p.v. een levie. Ook een andere koheen wordt niet opgeroepen. De koheen, die als eerste werd opgeroepen wordt voor een tweede keer opgeroepen in plaats van een levie. De voor de tweede maal opgeroepen koheen zegt twee maal identieke berachot. Het dubbel uitspreken van dezelfde berachot geldt niet als onnodig, omdat de berachot zijn ingesteld over het openbaar voorlezen van de Tora ter ere van de Tora.

Waarom roept men voor de tweede alija geen andere koheen op? Zou men een andere koheen oproepen dan zouden de aanwezigen wellicht denken dat de eerst opgeroepen koheen geen zuivere afstamming heeft; en zou men i.p.v. de levie een jisraëel oproepen dan zou men kunnen denken dat de eerst opgeroepene geen koheen was, omdat men na hem een jisraëel oproept. Niet iedereen weet immers dat hier in sjoel geen levie aanwezig is.

Zo ook mag men niet TWEE LEVI’IEM na elkaar oproepen omdat de aanwezigen in sjoel verkeerde gevolgtrekkingen zouden kunnen maken. Zij zouden n.l. kunnen menen dat de tweede levie niet werkelijk een levie is, omdat hij na een levie wordt opgeroepen, hetgeen doorgaans (in de gebruikelijke volgorde koheen, levie. jisraëel) gereserveerd is voor een jisraëel. Bij een levie na een levie zouden de occupeerders ook kunnen gaan twijfelen aan de status van de eerste levie; zij zouden nl. kunnen menen dat beiden jisraëeliem zijn.

 Per abuis vergeten levie. Indien ter synagoge zowel een koheen als een levie aanwezig zijn, de ĝabbaiem vergissen zich echter en menen dat er geen levie aanwezig is en hebben nu dezelfde koheen voor de tweede keer opgeroepen, dan geldt het volgende: indien hij slechts BARCHOE heeft uitgesproken en de ĝabbaiem erachter kwamen, dat er een levie in sjoel was, moet de koheen stoppen en gelegenheid geven om de levie op te roepen. Indien de koheen echter reeds begonnen is met de voorberacha, stopt men niet meer. Hoewel dit aanleiding kan geven tot twijfels omtrent de afstamming van de aanwezige levie kan men niet anders doen.

 Twee levi’iem achter elkaar . Rabbi Josef Karo schrijft, dat “twee Levi’iem niet achter elkaar opgeroepen mogen worden opdat de occupeerders niet zullen menen dat een van hen geen ongeschonden afstamming heeft”. Dit vereist enige nadere uitleg. Het is inderdaad waar, dat de Tora – zij het beremez – opgedragen heeft een koheen voor een levie en een levie voor Jisraëel op te roepen, maar waarom zou men geen levie na een levie mogen oproepen? Hierop antwoordt de Talmoed: “Opdat men niet zal zeggen dat de tweede geen levie is maar een jisraëel, omdat het volk eraan gewend is dat opgeroepen wordt in de volgorde koheen, levie, jisraëel. Tevens zouden de occupeerders kunnen menen dat de eerst opgeroepen levie geen onbezoedelde afstamming heeft, om welke reden men daarna nog eens een ECHTE levie heeft opgeroepen. Dit is de bedoeling van de uitspraak in de Talmoed dat men geen twee Levi’iem na elkaar mag oproepen omdat beiden hierdoor in opspraak zouden kunnen komen d.w.z. of de eerste of de tweede levie.

 

Reacties zijn gesloten.