Dewariem/Deuteronomium 29:9-31:30
“En Mosje gebood het volk als volgt: na verloop van zeven jaar, op de bepaalde tijd van het vrijlatingsjaar, op het Loofhuttenfeest, wanneer heel Israël komt, om te verschijnen voor het aangezicht van uw G’d, zult u deze Tora voorlezen in aanwezigheid van heel Israël.” (Dewariem 31:10 e.v.). De ceremonie heet Hakheel.
De bedoeling was dat het hele volk bij Hakheel aanwezig was. Alle mannen, vrouwen, kleine kinderen en vreemdelingen moesten komen luisteren naar de voorlezing van het vijfde boek van de Tora door de koning op een podium in het voorhof van de Tempel. De bedoeling hiervan was: “opdat zij zullen horen en opdat zij zullen leren en vrezen uw G’d en in acht zullen nemen te volbrengen alle woorden van deze Leer” (Dewariem 31:12 e.v.).
Verschillende doelstellingen
In de Talmoed stelt Rabbi Elazar ben Azarja, “de mannen kwamen om te leren, de vrouwen om te luisteren maar waarom kwamen de kinderen eigenlijk? En het antwoord van de Talmoed luidt “om degenen, die de kinderen naar de Tempel brachten, te belonen” (B.T. Chagiega 3a). Deze uitspraak van Rabbi Elazar ben Azarja doet – zo op het eerste gezicht – wat vreemd aan. Het ging er toch om dat ook de kinderen G’d zouden leren vrezen? Dit staat ook duidelijk in de Thora: “En hun kinderen, die nog geen kennis hebben, zullen luisteren en leren G’d te vrezen, al de dagen dat u leeft op de bodem, waarheen u de Jordaan overtrekt om hem in bezit te nemen” (Dewariem 31:13). Bovendien staat er in de Mechilta (parsjat Bo 16) dat toen Rabbi Jehosjoe’a ben Chananja de uitspraak van Rabbi Elazar ben Azarja hoorde, hij hierover bijzonder verheugd was. Hij riep uit: “Zie ik ben als een man van zeventig jaar en ik heb zo een mooie uitspraak nog nooit gehoord. Gelukkig bent u, o Awraham Awinoe, dat Elazar ben Azarja uit u is voortgekomen! Deze generatie heeft nog grote leiders omdat Rabbi Elazar ben Azarja aanwezig is!”.
Een bijzondere moeder
Rabbi Chaïm Ehrentrau legt in zijn werk ‘Komets haMincha’ uit dat de speciale vreugde van Rabbi Jehosjoe’a ben Chananja over de uitspraak van Rabbi Elazar ben Azarja te maken had met wat Rabbi Jochanan ben Zakkai eens over Rabbi Jehosjoe’a ben Chananja zei. In Pirké Awot (2:8) zei Rabbi Jochanan over Rabbi Jehosjoe’a: “Gelukkig is degene die hem gebaard heeft”. Rabbi Owadja Bartenoro (een zestiende-eeuwse Italiaanse Misjna-verklaarder) legt de bijzondere eigenschappen van de moeder van Rabbi Jehosjoe’a ben Chananja uit: “Ze ging alle Baté Midrasj (leerhuizen) langs in de stad en vroeg aan alle Rebbes en rabbijnen of zij alsjeblieft zouden willen dawwenen (bidden) voor het kind in haar buik dat het een grote Tora-geleerde zou worden. Zodra Rabbi Jehosjoe’a geboren was, zette zijn moeder zijn wieg in het Beet Midrasj zodat hij alleen maar Toragesprekken zou horen.”
Elke ervaring heeft invloed op later
Rabbi Jehosjoe’a was ontzettend blij met de uitspraak van Rabbi Elazar ben Azarja omdat hij eindelijk een bevestiging vond voor het gedrag van zijn moeder. Zijn moeder ging ervan uit dat iedere ervaring van het kind, ook al vindt deze slechts plaats in de buik, een bepaalde invloed heeft op het hele leven. Ze meende dat zij hiervan gebruik moest maken om haar kind in de Torarichting te beïnvloeden.
Rabbi Ja’akov Beifuss legt in zijn werk ‘Lekach Tov’ uit, dat bij de Hakheel Thoravoorlees-ceremonie ook kinderen aanwezig moesten zijn, omdat ze daar ongetwijfeld iets opstaken. De kinderen moesten sowieso mee naar de Tempel, omdat er niemand thuis achterbleef om op hen te passen. Maar de Tora maakt van de nood een deugd, van babysit een mitswa (gebod). De kinderen moesten mee naar het Beet haMikdasj (Tempel), om de ouders te ondersteunen in de opvoeding door de indrukken, die ze daar zouden opdoen. Als ouders hun kinderen werkelijk voor G’dsvrucht en Torakennis willen opvoeden, zouden ze uiteindelijk van Hakheel de vruchten plukken. Hakheel was de gelegenheid bij uitstek voor een diepe ervaring van kewod haTora – eerbied voor de Tora. Tevens sprak het tijdstip van Hakheel boekdelen: vlak na het Sjabbat-jaar – nadat de gronden een jaar lang braak hadden gelegen en men stond te popelen om weer aan de slag te gaan – geeft de Tora een laatste les mee. “Jullie gaan nu weer aan de slag – vergeet onze nationale taak als Tora-volk niet!”.
Voortzetting van de traditie van Awraham
Daarom bejubelde Rabbi Jehosjoe’a ben Chananja de uitleg van Rabbi Elazar ben Azarja over het meebrengen van de kinderen naar de Tempel. Hij begreep het gedrag van zijn moeder die niets anders deed dan hem aanmoedigen om zoveel mogelijk Toragericht te blijven. Maar Rabbi Jehosjoe’a voegde daar nog één ‘gelukkig bent u’ aan toe: “Gelukkig bent u, o Awraham Awinoe, dat Rabbi Elazar ben Azarja uit u is voortgekomen. Rabbi Jehosjoe’a zag een verband tussen Rabbi Elazar ben Azarja en Awraham Awinoe die uitverkoren was omdat hij de enige was in al die generaties na de Schepping, die zijn kinderen en zijn huisgezin na hem opdroeg om de Tora te blijven volgen. Awraham was de eerste, die het belang van de opvoeding van kinderen begreep. Rabbi Elazar ben Azarja breidde het begrip opvoeding uit tot zelfs kinderen in de buik. Ook moderne inzichten in de kinder- en jeugdpsychologie bevestigen het belang van de vroegste invloeden op onze kinderen. Uiteraard gaat het hier alleen om voorbereidende opvoedingsactiviteiten. Maar gevoelens, ervaringen en belevenissen in de vroegste jeugd kleuren alle ervaringen van later. Dit leren we uit de opmerking van Rabbi Elazar ben Azarja: kinderen moesten bij de Hakheel-ceremonie naar de Tempel komen om de ouders te belonen voor hun educatieve inspanningen.
Drie stadia van opvoeding
Misschien kunnen we met Rabbi Ja’akov Beifuss in de opvoeding van de kinderen drie stadia onderscheiden. Het eerste stadium is het onderbewuste wanneer het kind nog in de buik van de moeder zit. Daarna moeten kinderen allerlei vaardigheden aanleren zonder dat ze begrijpen waarom al die zaken zo belangrijk zijn. Op de pasoek (vers Dewariem 11:19):“en u zult het uw kinderen onderwijzen om er over te spreken” zeggen onze Geleerden in de Midrasj-verzameling Sifré dat wanneer een kind begint te spreken zijn vader met het kind Hebreeuws moet spreken en Tora moet leren. Maar het ontstijgt niet het niveau van het aanleren van vaardigheden. Dit was altijd al de houding binnen het Jodendom: eerst doen dan begrijpen. De laatste leerfase gaat in wanneer het kind leert begrijpen wat hij al lange tijd gedaan heeft.
Deze drie leerstadia worden aangeduid in de pasoek (vers Dewariem 31:12): “opdat zij zullen horen” – dit slaat op de heel kleine kinderen ( en ook de embryo’s). Zij vangen indrukken op die hun oren zullen hechten aan de Tora. “En opdat zij zullen leren” – wanneer een kind begint te spreken onderwijst zijn vader Tora. En zodra hij Bar-mitswa (kerkelijk meerderjarig) wordt, zal hij G’d leren vrezen en alle woorden van deze Tora in perfectie kunnen uitvoeren.
“Welnu, schrijft u dit lied op en leer hem de kinderen Israels, leg hem in hun mond, opdat dit lied Mij tot getuige zal zijn tegenover de kinderen Israels” (Dewariem 31:19)
In deze pasoek wordt de laatste (613e) mitswa uit de Tora verwoord: de mitswa om zelf een Torarol – een Sefer Tora – te schrijven. Maimonides benadrukt, dat iedereen de plicht heeft zelf een Sefer Tora te schrijven naast de plicht van iedere gemeenschap een Sefer Tora aan te schaffen voor de openbare Tora-voorlezing in sjoel. Sommige Poskiem (Geleerden) stellen, dat het niet alleen een mitswa is om zelf een Sefer Tora te schrijven maar dat het ook een plicht is om deze voor zichzelf in eigendom te behouden. Volgens deze mening zou men bij schenking van een Sefer Tora aan een sjoel altijd een eigendomsvoorbehoud moeten maken. Daarzonder zou men na de schenking direct een nieuw Sefer Tora voor zichzelf moeten schrijven.
`Lernen’ – het hoofddoel?
Rabbenoe Asjeer – de Rosj – beziet het doel van de mitswa van het schrijven van een Sefer Tora vanuit een ander licht. Het hoofddoel is het leren uit het Sefer Tora. Eigendom van een Sefer Tora zou het `lernen’ vereenvoudigen. Vroeger was dit inderdaad het geval maar omdat men tegenwoordig niet meer direct uit het Sefer Tora leert, stelde Rabbenoe Asjeer, dat men vandaag de dag de mitswa ook door aanschaf van Tora-, Misjna-, Talmoed- en aanverwante teksten zou kunnen vervullen. Rabbi Joseef Karo (1488-1575) haast zich nog te stellen, dat de Rosj geenszins de bedoeling had om de mitswa een Sefer Tora te schrijven buiten praktijk te stellen. De Rosj stelde alleen, dat het doel van de mitswa ook kon worden vervuld door het `lernen’ van andere religieuze werken.
Hebben maar weinigen deze mitswa werkelijk vervuld?
Het is opmerkelijk, dat vele grote Geleerden, ook Chassidische leiders, dit Toragebod om een Sefer-Tora te schrijven niet volledig vervuld hebben. Eigenlijk zou men met de Bar-mitswa reeds moeten beginnen met het uitvoeren van dit laatste Toragebod. Toch gebeurt dit niet in de praktijk, en de vraag is waarom. In dit kader zal tevens worden uitgelegd waarom wij de Bar-mitswa vieren door het oproepen van de 13-jarige jubilaris voor de Tora.
Kort, exclusief eigendom
De Lubawitsjer Rebbe brengt een opzienbarend nieuw inzicht – en stelt dat in feite iedereen, die lid is van een Joodse gemeente, de mitswa om een Sefer-Tora te schrijven vervult. Wanneer men lid is van een Joodse gemeente, mag men aannemen dat het gemeentelijke Sefer-Tora specifiek voor alle gemeenteleden geschreven werd. Reeds bij het schrijven van het Sefer-Tora werd dit dus geschreven voor alle leden. Wanneer een volwassene opgeroepen wordt voor de Tora, wordt hij op dat moment geacht de exclusieve eigenaar te zijn van de Tora-rol. Wanneer hij beschouwd kan worden als eigenaar van de Tora-rol, kan hem dat ook aangerekend worden alsof hij dat Sefer-Tora zelf geschreven heeft. Wanneer men meeleest uit de Tora wordt ook de tweede frase van de pasoek (vers), “En leer hem de kinderen Israëls”, vervuld.
Ook voor nieuwe leden!
We mogen aannemen dat de Sefer-Tora ook voor de nu opgeroepene geschreven is. De Sofeer (ritueel schrijver) schrijft voor alle huidige kehille-leden. Maar hoe zit het voor de toekomst? Hoe kan de schrijver voor mensen, die nog niet geboren zijn op het moment van het fabriceren van het Sefer-Tora, iets vervaardigen? Dit is inderdaad onmogelijk maar wanneer het Sefer-Tora gecheckt en gecorrigeerd wordt, is de Sofeer weer bezig voor de gemeenschap. Omdat een Sefer-Tora met een fout ongeschikt is, wordt hij nu weer koosjer gemaakt door de correctie, en a.h.w. ook voor degenen, die na het schrijven van de oorspronkelijke Tora-rol geboren zijn, geschreven.
Vergelijking met etrog
Een probleem vormt het gemeenschappelijk bezit. In feite moet iedereen volgens de Tora-opdracht een eigen Tora-rol hebben. Toch stelt de Lubawitsjer Rebbe dat ‘een partnership’ toegestaan is wanneer elke partner het volledig eigendom van de Tora-rol afstaat aan de ander op het moment dat deze het Sefer-Tora gebruikt. Dit kan vergeleken worden met een klassiek geval uit de Joodse wet. Vroeger kwam het veel voor, dat Joodse gemeenten in noordelijke landen maar één etrog (citrusvrucht, onderdeel van de verplichte plantenbundel) per gemeente hadden. Omdat op de eerste dag van Soekot (Loofhuttenfeest) iedereen zijn eigen etrog moet hebben, werd er stilzwijgend afgesproken dat iedereen, die de etrog op een bepaald moment tijdens het gebed vasthield, automatisch eigenaar daarvan werd. Op deze wijze werd aan de Tora-eis, dat men eigenaar moet zijn van de etrog, voldaan. Hetzelfde geldt voor een Tora-rol. Wanneer men opgeroepen wordt voor de Tora wordt men beschouwd als eigenaar – en uiteindelijk ook opdrachtgever voor het schrijven – van de Tora-rol.
`Lomdische’ oorsprong van een minhag (gebruik)
Ook wanneer een privé-persoon een Tora-rol schenkt aan een Synagoge kan iedereen op het moment dat hij opgeroepen wordt, beschouwd worden als exclusief eigenaar van de Tora-rol wanneer de donateur dit duidelijk bij de schenking mogelijk maakt. Wanneer de Bar-mitswa jongen voor het eerst opgeroepen wordt voor de Tora, vervult hij daarmee, symbolisch of reëel, het 613e gebod: het schrijven en bezitten van een Tora-rol. Wellicht is dit de oorsprong van de gewoonte een Bar-mitswa jongen op te roepen voor de Tora zodra hij kerkelijk meerderjarig is.
Harmonisatie met opvatting van Maimonides
De Lubawitsjer Rebbe werd geconfronteerd met de opvattingen van Maimonides (1135 – 1204), die meent, dat iemand, die een Torarol erft, zijn mitswa niet vervuld heeft. Toch kan er verschil gemaakt worden tussen kopen en erven. Erven is een totaal passieve gebeurtenis. Volgens het Joodse recht hoeft men hiervoor geen enkele activiteit te ontplooien. Kopen en verwerven veronderstelt echter enige vorm van activiteit. Wanneer men wordt opgeroepen voor de Tora ontvangt men het exclusieve eigendom van het Sefer-Tora voor eventjes.
Aanvaarding is meer dan een passieve gebeurtenis
Dit is voldoende. Het in ontvangst nemen van een Sefer-Tora is een daad. Door het zeggen van de beracha (zegenspreuk) toont men duidelijk de Tora te aanvaarden. Voor de duur van het oproepen is men even eigenaar!
Helaas beseffen veel Bar-mitswa-boys de diepgang van hun Bar-mitswa worden nauwelijks. Dat ze deel worden van de Toragemeenschap is zeker geen loze kreet!