Hawdala, onderscheid tussen heilig en profaan

Hawdala is het gebed dat uitgesproken wordt uitgaande sjabbat. Door het uitspreken van dit gebed beëindigen we de sjabbat en beginnen we de nieuwe week. Ook na een jom tov wordt er hawdala gemaakt. Door het uitspreken van de hawdala heffen we het werkverbod op, dat hoort bij deze ‘heilige’ dagen en is het weer toegestaan om alle handelingen te verrichten, die op sjabbat en jom tov verboden zijn. De verplichting tot het maken van hawdala wordt afgeleid van de zin uit de Tora: “Gedenk de sjabbatdag”, waarbij onze geleerden hebben verklaard dat er een speciale melding van de sjabbat moet worden gemaakt, zowel bij het begin (de kiddoesj) als bij het einde, de hawdala.

Rabbijn S. Evers

De procedure

Havdala set, Piet Cohen, met v.l.n.r. op het deels verdiepte havdala-bord: de gevlochten kaars in een houder die voorkomt dat het kaarsvet op de hand druipt, de wijn of druivensap in de overlopende beker, en de specerijenhouder.

Als het helemaal donker is – zie de Loeach voor de exacte tijden – wordt hawdala gemaakt. Men schenkt een beker vol met wijn of druivensap, tot de beker een beetje overstroomt. Men neemt geurende kruiden en men steekt een gevlochten kaars aan. Degene die hawdala maakt spreekt enige inleidende zinnen uit, daarna zegt hij vier berachot, lofzeggingen, beginnend met de beracha (de lofzegging) over de wijn. De beracha over de kruiden en men ruikt aan de kruiden. De beracha over de kaars en men kijkt naar de nagels en naar de lijnen in de handpalm. Vervolgens zegt men de beracha, waarmee men onderscheid maakt tussen sjabbat (jom tov) en de week. Men drinkt van de wijn en dooft de kaars in de wijn op een bord. De hawdala is dan klaar en men wenst elkaar sjawoe’a tov, gut woch, een goede week.

 

De beker wijn

Van oorsprong was het voldoende om in het avondgebed aan te geven dat G’d een scheiding heeft gemaakt tussen heilig en profaan. In latere tijden hebben de geleerden een apart gebed geformuleerd, de hawdala die wij nu kennen. Toen de financiële middelen wat ruimer waren, hebben de geleerden ingesteld om dit gebed uit te spreken over een beker wijn, om zo dit gebed nog meer ‘aanzien’ te geven. Het mag ook druivensap zijn en het mag zelfs elke ‘voorname drank’ zijn, dat wil zeggen een drank, die men aan voorname gasten zou kunnen voorzetten. Men laat de beker een beetje overstromen, als symbool om iets van de overvloed van sjabbat mee te nemen naar ‘door de week’.

De kruiden – de bessamiem

De gewoonte om aan kruiden te ruiken, heeft een mystieke achtergrond. Gedurende de sjabbat hebben we een neshama jetéra, een extra ziel. Maar helaas, uitgaande sjabbat gaat deze extra nesjama weer weg en blijft de ziel, waar we het de rest van de week mee moeten doen alleen achter. Denk even aan iemand die flauw gevallen is, dan laten we deze persoon aan iets sterk geurend  ruiken om weer bij te komen. Daarom ruiken we nu aan kruiden om het verlies van de extra nesjama te compenseren. Bij de hawdala uitgaande jom tov wordt er niet aan kruiden geroken. Hoewel jom tov ook een heilige dag is, heeft het niet hetzelfde niveau als shabbat en is er ook geen nesjama jetéra en dus ook geen noodzaak om aan kruiden te ruiken. Vele zilversmeden hebben prachtige bessamiembussen gemaakt. Sommige prachtige Nederlandse exemplaren staan in het Joods Historisch Museum.
Wij hebben thuis de gewoonte om na Soekot in de etrog gaatjes te prikken en in elk gaatje een kruidnageltje te duwen. Er ontstaat dan een heerlijk geurende bol, van de combinatie van de geuren van de etrog en de kruidnagels. In de loop van de tijd droogt deze bol in en wordt het een kruidnagelbol. Als je het goed bewaart, kan dit ruim een jaar goed blijven. De gedachte hierachter is, dat indien iets gebruikt is voor een mitswa, dan willen we het niet zomaar weggooien, maar voor nog een mitswa gebruiken.

De gevlochten kaars

Laten we eerst kijken naar het ‘waarom’ van de kaars en daarna waarom de kaars gevlochten is. Twee verklaringen worden gegeven voor het aansteken van een kaars uitgaande sjabbat. Gedurende sjabbat is  het verboden om vuur te maken. Het is zelfs het enige verbod van shabbat dat expliciet in de Torah staat. Nu is het werkverbod weer opgeheven en kunnen we weer vuur maken. Een andere verklaring is gebaseerd op een Midrasj, de verhalende verklaring op de Tora. We gaan terug naar het paradijs en naar de eerste sjabbat aldaar. Toen Adam bemerkte dat het donker was geworden, raakte hij in paniek, hij kon niets mee zien. G’d heeft hem toen geleerd hoe vuur gemaakt moet worden. Door twee stenen tegen elkaar te slaan ontstaat een vonk en daarmee kan men iets dat licht brandbaar is aansteken. Bovenstaande redenen gelden niet voor jom tov, vandaar dat er uitgaande jom tov geen kaars is. Uitzondering is Kom Kippoer, wanneer er wel een beracha wordt uitgesproken over een kaars, die Jom Kippoer gebrand heeft.

De reden voor de gevlochten kaars is, dat vuur uit een heleboel kleuren bestaat. In de beracha noemen we G’d de Schepper van de lichten (meervoud) van het vuur. We kijken naar de lijnen in de hand en naar de nagels, om zo gebruik te maken van het licht, om onderscheid te kunnen maken. Het kijken naar de nagels wordt ook gezien als een goed teken, omdat nagels altijd blijven groeien, zo hopen we dat de zegen van God ook altijd blijft groeien.

Eerder verschenen in: JaGDaF, september 2017

Reacties zijn gesloten.