De naam van Toe bisjewat, het nieuwjaarsfeest van de bomen is de aanduiding van een datum, van een getal. ‘Toe’ is een aanduiding voor het getal 15. In het Hebreeuws heeft elke letter een getalswaarde, de letters die samen ‘toe’ vormen, de tet en de wav, zijn 9 en 6 waard, dus samen 15. ‘Bisjewat’ betekent ‘in sjewat’, in de joodse maand sjewat. Dus ‘toe bisjewat’ betekent de 15e in sjewat.
Rabbijn Shimon Evers
Eigenlijk is dit een fiscale grens, te vergelijken met onze 1 januari. De opbrengst van de boomvruchten van vóór 15 sjewat hoort bij het oude jaar en die van ná 15 sjewat bij het nieuwe jaar. Van de opbrengst moest de eigenaar van het veld een percentage afstaan aan de kohaniem, de levieten en aan de armen. Dan is het belangrijk om te weten wat de oude en wat de nieuwe oogst is. Deze landbouwregel geldt alleen in Israël, niet daar buiten.
De kabbalisten hebben van Toe Bisjewat een bijzonder feest gemaakt, waarbij er zelfs een soort seideravond is en er vier bekers wijn worden gedronken. Velen hebben de gewoonte om deze dag minimaal vijftien verschillende vruchten te eten, waaronder ook de vruchten waar het land Israël mee geprezen wordt: graan en gerst, druif, vijg, granaatappel, olijf en dadel. Bij de Portugese Joden kent men een ‘schoteltjesavond’. Ook dan worden er allerlei vruchten gegeten en het geheel wordt begeleid met allerlei mooie passages over vruchten. In het huidige Israël is Toe Bisjewat vaak een dag waarop schoolkinderen eropuit trekken om nieuwe stekjes te planten. Al met al een feestelijke dag.
De eerste boom
Ik neem u mee naar Gan Eden, het paradijs. Midden in deze prachtige tuin staan twee bomen, de boom van kennis van goed en kwaad en de boom van het leven. Adam krijgt de opdracht van Hashem, van alle bomen in de tuin mag je eten, maar niet van de boom van kennis van goed en kwaad. U kent allen dit verhaal. De slang heeft Cha wa, Eva, verleid. Zij nam van de vrucht en gaf er ook van aan haar man Adam. Het resultaat merken we tot aan de dag van vandaag, immers zij zijn uit het Gan Eden verdreven.
Een aantal kanttekeningen bij dit beroemde verhaal dat zo veel kunstenaars heeft geïnspireerd. De Tora vertelt ons niet wat voor boom het geweest is. Voor mij zelf heb ik wel eens geprobeerd te verklaren, waarom de appel zo vaak genoemd wordt.
In Europa was de appel de meest gangbare vrucht en aangezien veel kunstenaars dit verhaal hebben uitgebeeld, hebben zij de voor hun bekende vrucht, de appel genomen. Onze geleerden verklaren waarom de Tora de ware identiteit van de boom geheimhoudt. Stel, we zouden weten welke boom het was, dan had die boom altijd iets negatiefs om zich heen gehad, zijn vruchten zouden een wrange bijsmaak hebben. Dit is de boom, dit is de vrucht, door welke we uit Gan Eden verdreven zijn. De mens heeft sterk de neiging om de schuld bij een ander te leggen.
Hoewel Adam en Chawa natuurlijk volledig verantwoordelijk waren voor hun daden, blijft er toch een negatief luchtje rondom die boom hangen. Hashem wilde dit de boom besparen en daarom weten we niet wat voor boom het was. Toch geven onze geleerden wel een aantal mogelijkheden, welke het geweest zou kunnen zijn. Zo wordt o.a. de vijg, de druif en de etrog genoemd, niet de appel. Latere geleerden leren een wijze les uit de geheimhouding van de identiteit van de boom. Als de Tora al rekening houdt met de ‘gevoelens’ van een boom, zoveel te meer moeten wij rekening houden met de gevoelens van een medemens!
De gastvrije boom
We maken een sprong van ruim 2000 jaar naar onze aartsvader Awraham. Awraham wordt geroemd vanwege zijn enorme gastvrijheid. Denk eens aan het verhaal van de drie engelen/mannen die bij Awraham op bezoek kwamen. Awraham rent zich de benen uit zijn lijf om het de gasten naar de zin te maken. Hij spoort zijn huisgenoten aan om vlug door te werken zodat zijn gasten kunnen uitrusten onder de boom. Awraham weet dan nog niet dat hij engelen op bezoek heeft gekregen, zo ontving hij zijn gasten. Awraham is het symbool van gastvrijheid.
De Tora wordt ook wel genoemd Éts Chaim, de boom van het leven. Het is ook de naam voor de twee houten stokken waar de Tora omheen gerold is. In veel sjoels krijgt een jongetje de eer om die stokken vast te houden, nadat de Tora is getoond aan de aanwezigen. Vaak krijgt hij dan een mooi zilveren plaatje met daarop de woorden Éts Chaim. Een eerste stapje om later uit te groeien tot een sterke joodse boom.