De sjoel van Groningen heeft een Egyptische gastheer

Op de dag die voor hem des Heren is, is hij steevast in de Groningse synagoge. Sinds het voorjaar van 2017 is hij elke zondagmiddag present om van achter de balie bezoekers te begroeten, te informeren en entreekaartjes te verkopen. Vrijwilliger George (‘nee, geen achternaam in de krant’) voelt zich hier op zijn plek. Maar in Egypte hoorde hij als jongen hoe over hem werd geschamperd. ‘George houdt van Israël!’, riepen zijn vrienden.

Door: Marcel Wichgers
Uit: JaGDaF, januari 2018

George is zijn naam, Egypte zijn geboorteland, het christendom zijn geloof. Een bijzondere verschijning is hij in deze synagoge, niet alleen vanwege zijn ranke postuur dat hem een voornaam aanzien geeft, of zijn on-Nederlandse hoffelijke bejegening van collega’s en bezoekers, maar ook vanwege zijn smetteloos witte keppel. Het merendeel van zijn collega’s draagt ‘m niet. Hij wel, uit overtuiging.

Een overtuiging die al in zijn jeugd ontstond, in een agrarische provincie op zo’n tachtig kilometer afstand van Caïro. Geen Jood in velden of wegen, maar toch groeide bij de kleine George interesse voor het Jodendom. Misschien werd bij hem het zaadje gezaaid door zijn opa Andrea. Die werkte in de jaren ’40 op een Britse militaire basis in Egypte en kwam daar in contact met de Jood Jacob, apotheker op de basis. Jacob vroeg opa bij hem te komen werken in de medicijnenverkoop. “Tien jaar lang heeft mijn opa voor Jacob gewerkt, ze raakten zelfs bevriend”, vertelt George tussen de bedrijven door in de synagoge. “Maar toen Nasser aan de macht kwam, moesten alle Joden het land verlaten, dus ook Jacob. Die schonk voor zijn vertrek de medicijnenvoorraad aan mijn opa die er zelf een apotheek mee kon beginnen. Hij kon daarvan goed rondkomen.”

Van kaft tot kaft

George werd gelovig opgevoed in een koptisch gezin. Zijn gelovige opvoeding sloeg aan: hij  koos er zelf voor om de bijbel grondig te lezen, zes keer zelfs, van kaft tot kaft. Hij beleefde zijn geloof op een voor zijn geloofsgenoten ongebruikelijke manier. George: “Mijn kerkgenoten hielden zich vooral bezig met de geschiedenis van de Koptische kerk in Egypte, maar dat interesseerde mij niet. Ik had alleen belangstelling voor het Oude Testament.” Vanuit het Oude Testament ontstond zijn ‘liefde’ – zoals hij het noemt – voor de cultuur, de geschiedenis en de religie van het Jodendom. Er was nog een verschil tussen hem en andere Kopten: hij ergerde zich aan hun antisemitisme. “In Egypte bestond destijds niet alleen onder moslims antisemitisme, maar ook in de Koptische kerk”, beweert George. “Die wilde Joden bekeren tot het christen­dom, maar ik was daar tegen.” Zijn familie vond het ‘niet leuk’ dat hij zich zo interesseerde voor het Jodendom en dat hij sympathiseerde met Israël. “Een priester adviseerde mij niet in het openbaar te spreken over zijn interesse, omdat mijn familie daardoor in gevaar zou komen. Maar zelf stond hij helemaal achter mij.” George hield zich niet aan dat advies. “Tijdens gesprekken met vrienden kwam ik er gewoon voor uit, hoewel zij allemaal negatief tegenover Israël stonden. ‘George houdt van Israël’, schamperden ze.” Ook tijdens de bijbellessen die hij aan kinderen en volwassenen gaf, kwam hij uit voor zijn mening over Israël en het Jodendom.

Egyptische vlag in Tel Aviv

In mei 2016 reisde hij voor het eerst en vooralsnog voor het laatst naar Israël. Opmerkelijk is dat hij zich daar uitgerekend door Arabische Israëliërs slecht behandeld voelde. Zo werd hem een keer zonder aanleiding door een willekeurige Palestijn om zijn paspoort gevraagd. George vertrouwde het niet, en wendde zich tot een Israëlische soldaat die een paar meter verderop stond. Toen hij zich weer omdraaide, was de Palestijn opeens verdwenen. “Hij had in de gaten dat ik een Egyptenaar was”, vermoedt George. “Voor sommige Palestijnen zijn Egyptenaren niet welkom, omdat Egypte te veel samenwerkt met Israël.” Na zijn terugkomst in Nederland zag hij toevallig op de televisie beelden van het gemeentehuis van Tel Aviv. Het was kort na een bloedige aanslag op een koptische kerk in Egypte. De televisiebeelden waren een grote verrassing voor hem: “Op de hele voorkant van het gemeentehuis aan het Rabinplein werd uit solidariteit de Egyptische vlag geprojecteerd. Ik was daar erg van onder de indruk.”

Stadskerk

Terug naar de synagoge in Groningen, waar George elke zondag als baliemedewerker, getooid met zijn witte keppel, de bezoekers in vloeiend Nederlands ontvangt en te woord staat. Op de vraag waardoor hij zo goed Nederlands spreekt, heeft hij een kort en duidelijk antwoord: “Ik voel mij daartoe verplicht.” En waarom die keppel? Buiten de religieuze ruimte in het gebouw is die immers niet verplicht. Hij reageert met een glimlach: “Door een keppel te dragen toon ik dat ik mij aangetrokken voel tot het orthodoxe Jodendom. Ik vind dat alle mannen in de hele Groningse synagoge een keppel moeten dragen. Sinds vandaag heb ik ook een mezoezakokertje naast mijn voordeur.”
Maar aan Joods worden, denkt George geen moment. Hij blijft gewoon lid van de Stadskerk VBG in Groningen. “Ook als christen kan ik Joods leren en leven.”

 

George vertelt wat hij weet over de geschiedenis van de Joden in Egypte.

‘Joden en christenen moesten het land uit. Want ze waren onrein.’

“In Egypte bestaan nog steeds sporen van voormalige Joodse wijken, vooral in Alexandrië en Caïro. In de vorige eeuw handelden Joden vaak in goud en zilver en in elektrische apparaten. Ook waren veel Joden artiest, muzikant of zanger, maar dan werden ze wel geacht zich tot de islam te bekeren. In de tijd dat Egypte nog een monarchie was, tot 1952, behandelde de Egyptische staat de Joodse burgers goed. Maar vanaf 1922 kreeg de Moslimbroeder­schap steeds meer invloed. Deze radicale moslims vonden dat christenen en Joden het land moesten verlaten, omdat ze deze burgers als ‘onrein’ beschouwden. Vanaf de jaren ’40 pleegde de Moslimbroederschap daarom aanslagen tegen Joden.

Na de revolutie van 1952 kwamen achtereenvolgens Nasser en Sadat aan de macht. Zij hadden geheime contacten met de Moslimbroederschap. Dit leidde tot vernielingen van Joodse eigendommen: een langdurige Kristallnacht.

De gewone Egyptenaren waren nauwelijks op de hoogte van deze wandaden omdat er weinig communicatiemiddelen waren en de censuur hevig was. Behalve in Caïro. Daar was men er goed van op de hoogte. Daar wonen ook de hoogopgeleide Egyptenaren, die over het algemeen een positievere houding tegenover Israël hebben. Toch kun je je het als moslim niet permitteren iets positiefs over het Jodendom te zeggen. Van niet­ religieuze Egyptenaren wordt dat eerder geaccepteerd. Nog steeds wordt de religieuze identiteit van Joodse burgers van Egypte verhuld. In hun paspoort wordt ‘christen’ gestempeld.”

 

Reacties zijn gesloten.