Poerim is het feest van de blijdschap. Vanaf het begin van de maand Adar, de maand waarin Poerim valt, verhogen we de vreugde, zo luidt de Talmoedische uitspraak: Mi sjenichnas Adar marbin besimcha (Ta’anit 29a). Blijdschap dus, maar niet zonder meer. De grondlegger van het chassidisme, de Ba’al Sjem Tov, wijst er op dat ‘machasjava’ het anagram is van ‘besimcha’. Daarmee het verband aanduidend tussen machasjava = gedachte en besimcha = in vreugde.
Ruben Vis
Vreugde, blij te zijn, is de opdracht zowel op Poerim als op de drie jomtov-feestdagen Pesach, Sjawoe’ot en Soekot. Voor Soekot en voor de andere twee feestdagen geldt dat je blij zult zijn op je feest, Soekot wordt zelfs zeman simchatenoe – het tijdstip van onze vreugde genoemd. En voor Poerim geldt het ook. Al vanaf het begin van de maand waarin Poerim valt, de maand Adar, verhogen we de feestvreugde.
Deze opdracht, blij te zijn, is eigenlijk een wel heel bijzondere. De Tora geeft ons tal van opdrachten. Sommige daarvan zijn heel begrijpelijk, andere zijn minder of zelfs helemaal niet te begrijpen. Maar nu is het een opdracht om zonder meer en voluit blij te zijn. Goed beschouwd is het een heel uitzonderlijke opdracht. Van ons wordt hier gevraagd niet om iets te doen, of iets na te laten, zoals geldt bij de vele andere mitswot; om onze ouders te eren of om geen chamets te eten. Nee, hier wordt van ons gevraagd te zijn. Hoe te zijn? Vrolijk. Het is een opdracht, en de opdracht luidt: wees vrolijk. Het is een verplichting om dus op commando vrolijk te zijn. Het doet denken aan een theaterstuk, musical of film, waarin je een acteur in het kader van zijn rol uitzinnig ziet zijn van woede, onbedaarlijk ziet lachen of ten diepste bedroefd ziet huilen. De ene acteur of actrice kan dit beter dan de andere. Van ons wordt het in wezen ook gevraagd: wees vrolijk.
Het zich houden aan de mitswot, het uitvoering geven aan de opdracht die het Jodendom ons geeft, is geen acteren. Het is geen doen-alsof, het is echt.
Hoe doe je dat? Met machasjava, met gedachten. Het zich houden aan de mitswot, het uitvoering geven aan de opdracht die het Jodendom ons geeft, is geen acteren. Het is geen doen-alsof, het is echt. Echt je ouders eren, echt geen chamets te eten, en dus ook … echt vrolijk te zijn. Zonder terughoudendheid. In Sjema staat dat je van G’d moet houden, en dat doen we door uitvoering te geven aan de mitswot, bechol nafsjecha – met je hele ziel, met je hele hart, en met je hele kunnen – bechol me’odecha. Geen gefake maar met volle inzet, met volle overtuiging en met al je capaciteiten.
Maar hoe doe je dat als de opdracht luidt: wees vrolijk! Hoe ga je daarin slagen, oprecht? De Ba’al Sjem Tov geeft het antwoord. Het anagram van ‘besimcha’- blij te zijn is ‘machasjava’ – gedachte. Blijkbaar is de status van blijdschap niet een staat van dolle vreugde zonder nadenken, maar moet je er bij nadenken. En dat is ook niet zo vreemd. De opdracht blij te zijn heeft een diepere betekenis. Wees blij, maar realiseer het je, hou je gedachten erbij. Voor iedere andere mitswa geldt dat je die welbewust met je gedachten erbij moet doen. Zodat je exact uitvoering geeft aan de opdracht en zodat je je gedachten er bij hebt en je beseft dat wat je doet niet zomaar iets is maar een opdracht die ons Jodendom ons oplegt. Bij de opdracht om blij te zijn kan het natuurlijk snel gebeuren dat je verdrinkt in de blijdschap en niet meer beseft bezig te zijn met een opdracht. Dat is dus niet de bedoeling. Wees uitzinnig van vreugde, maar wel met machasjava. Met het besef dat ook deze extase een opdracht is die het Jodendom ons oplegt. Geen vreugde zonder meer, maar een vreugde in het volle besef.