Stolpersteine voor gezin Rotterdamse chazzan Rokach

Chazzan Mendel Pinter Rokach

In Rotterdam zijn op de Schieweg zes Stolpersteine geplaatst voor de leden van het gezin Rokach. Vader Rokach was de oppervoorzanger van Rotterdam. Rabbijn Ies Vorst en zijn zoon Jehoeda Vorst, de rabbijn van Rotterdam, waren bij de ceremonie aanwezig. Rabbijn Ies Vorst vertelde op basis van verhalen die na de oorlog door zijn vader, de Rotterdamse opperrabbijn Levi Vorst over Rokach werden gedeeld. Zoon Jehoeda Vorst zong een compositie van de Ana-zinnen in Hallel, die Rokach had gemaakt of in Rotterdam had geïntroduceerd. De melodie leeft dankzij de drie opeenvolgende Vorst-generaties nog voort.

Voor Rokach naar Rotterdam kwam, was hij eerst chazzan in Stanislau, vanaf 1936 oppervoorzanger in Lemberg (Lvov) en in juni 1937 werd hij benoemd in Rotterdam. Er waren elf proefdiensten van kandidaten, waarbij Rokach in de sjabbatdiensten van de laatste twee sjabbatot voorging en uiteindelijk door de Kerkeraad van de Joodse Gemeente tot hun oppervoorzanger werd gekozen.

Rabbijn Ies Vorst (l) en rabbijn Jehoeda Vorst bij het leggen van Stolpersteine voor het gezin Rokach. Rechts met hoed Günther Demnig.

Op 3 september 1937 wordt Rokach geïnstalleerd en gaat die avond voor in het vrijdagavondgebed. Eind oktober 1937 neemt Rokach het initiatief om een sjoelkoor op te richten dat hem zal assisteren zodra de grootscheepse verbouwing van de hoofdsjoel van Rotterdam aan de Botersloot is afgerond. Rokach neemt zijn initiatief dus kort nadat zijn eerste jomtovdagen in Rotterdam. Blijkbaar heeft hij  het gevoel dat een sjoelkoor om de dienst aansprekender te maken, noodzakelijk is.

Jacob Lipschütz, 1942

Matsewa op het graf van Herman Vleesschouwer

In Rotterdam was Rokach de opvolger van Jacob Lipschütz die na een slepend conflict met de Joodse Gemeente het veld moest ruimen, maar wel in Rotterdam bleef wonen. Lipschütz was sinds 1925 chazzan in Rotterdam en vanaf 1933 oppervoorzanger. Voor Lipschütz chazzan was in Rotterdam was hij chazzan in Stuttgart en Rogasen (Rogozno). Hij was geboren in Lodz, Polen. Lipschütz nam de positie van oppervoorzanger over van chazzan Herman Vleesschouwer die 34 jaar chazzan was in Rotterdam. Vleesschouwer overleed in 1935 en ligt begraven op de Joodse begraafplaats in Rotterdam. Lipschütz is, evenals Rokach, met zijn gezin omgebracht in de oorlog. Het ene gezin woonde in de Nolensstraat 68b, het andere op de Schieweg 34b, vijf minuten lopen van elkaar.

 

 

Het gezin Rokach kwam naar Rotterdam met twee kinderen, en in Rotterdam werden nog een dochtertje en een zoontje geboren. Zirly of Tzila Rokach beviel op 8 april 1943 van een zoon. Ze noemden hem hoopvol Schalom. Het hele gezin is in Auschwitz omgebracht. De datum: 11 februari 1944. De kinderen zijn een tijd ondergedoken geweest. Maar de ouders besloten dat ze de kinderen toch bij zich wilden hebben en hebben ze daarom uit de onderduik laten halen. Een beslissing die uiteindelijk fataal is gebleken en een beslissing die de verzetslieden die aan het verzoek gehoor gaven, hun leven lang als een beklemmende last met zich hebben meegedragen. Stolpersteine plaatsingen worden in Rotterdam georganiseerd en gefaciliteerd door de Stichting Loods 24 en Joods Kindermonument. Op de dag dat Stolpersteine werden geplaatst voor de Schieweg 34b kregen, verspreid over de stad, in het totaal 35 Stolpersteine hun plaats in het trottoir voor huizen waar ooit Joodse Rotterdammers hebben gewoond.

Bijna 10.500 Joden uit de Maasstad zijn in de oorlog vermoord. Inmiddels liggen er in Rotterdam meer dan 300 Stolpersteine. De kosten ervan zijn bijeengebracht vaak door kleine donaties zoals van bezoekers aan het Museum 40 – 45 NU aan de Coolhaven.

Reacties zijn gesloten.