Bemidbar/Numeri 19:1-22:1
Toch heeft de rode Koe veel betekenissen.
Het Jodendom kent drie soorten voorschriften:
- getuigenissen: als wij Sjabbat houden getuigen wij van een Schepping in zes dagen.
- civiele wetten, die de maatschappij in stand houden.
- onbegrijpelijke wetten, waarvan de betekenis onduidelijk is en die tegenstrijdigheden lijken te bevatten.
De Tora benoemt vier voorschriften als onbegrijpelijk:
- het zwagerhuwelijk, omdat hier in feite een verboden relatie een gebod wordt.
- sja’atneez, het verbod om wol en linnen gemengd in één kledingstuk te dragen.
- de bok op Jom Kippoer voor Azazel; deze reinigde het Joodse volk maar maakte de begeleider van het dier onrein (Lev. 16:29).
- de rode koe; Mosjé begreep de reden ervan wel maar koning Salomo kon de achtergrond ervan maar niet vatten.
De rode koe is al vele eeuwen een raadsel, zelfs voor de grootste filosofen. Koning Salomo, die drie boeken van Tenach – Prediker, Spreuken en Hooglied geredigeerd heeft en elk voorschrift met 3000 parabels kon uitleggen – riep over de rode koe uit: ”Dit gaat mijn begrip te boven”. De Tora zelf verklaart expliciet, dat dit voorschrift van het besprenkelen van onreine mensen met de as van de rode koe om hen te reinigen, een onbegrijpelijke wet is: “Omdat de Satan en de volkeren van de wereld Israël beledigen door te zeggen: ‘Wat betekent dit gebod, welke grond staat daarbij, welke reden bestaat daarvoor?’. Daarom schrijft de Tora daarbij ‘Choeka’. Dit wil namelijk zeggen: het is een besluit van Mij, jullie hebben geen recht om daarover na te denken en op grond van jullie eigen oordeel over het al of niet juiste daarvan te beslissen. Mijn besluit is daarboven verheven.”
Onbetaalbaar
Een rode koe was zeer zeldzaam. Het Sanhedrien ging eens op weg om een rode koe te kopen. Ze boden de boer 400 zilverstukken. De boer ging accoord. De Geleerden zouden de volgende dag met het geld terugkomen. Maar onderwijl had de boer zich bedacht en wilde hij 500 goudstukken. De leden van het Sanhedrien gingen akkoord en zouden de volgende ochtend het dier komen halen. De boer wist, dat wanneer de rode koe een juk had gedragen, het ongeschikt was als zondoffer, maar meende, dat de leden van het Sanhedrien dit niet konden controleren. De Geleerden onderzochten het dier de volgende dag voordat zij betaalden. Een koe, die een juk heeft gedragen, is aan twee kenmerken herkenbaar. Er zijn twee haartjes in de nek, die gebogen blijven wanneer er ooit een juk op gelegd werd. Bovendien kijkt een koe die een juk heeft gedragen ietwat scheel. De Wijzen zagen direct, dat de koe ooit een juk had gedragen. “Houdt u de koe maar, wij hebben hem niet nodig”. De boer had vreselijk spijt van zijn bedrog en beroofde zichzelf van het leven.
De rode koe als verzoening
Alhoewel de para adoema (de rode koe) een onbegrijpelijke mitswa (gebod) is, geeft Rasji (1040-1105) aan het einde van hoofdstuk 19 van het vierde boek Mozes hiervoor toch een aantal verklaringen uit het werk van Rabbi Mosje Haddarsjan. Rasji verklaart, dat de rode koe voornamelijk gebracht werd als een verzoening voor het gouden kalf: gelijk de Joden hun gouden neusringen hadden afgelegd voor het kalf van hun eigen bezit, zo zouden zij deze rode koe ook ter verzoening moeten brengen uit hun eigen vermogen.
Het brengen van de rode koe kan men vergelijken met de zoon van een slavin, die het huis van de koning bevuild heeft. Men zegt dan: laat zijn moeder (de rode koe) komen en het vuil van het kind (het gouden kalf) wegruimen. Zo doet de rode koe verzoening voor het gouden kalf.
Volmaakt rood, zonder juk
De koe moet rood zijn, vanwege de vers “Als jullie zonden zo rood mochten zijn als karmozijn, zo wit als sneeuw zullen zij worden” (Jesaja 1:18). De koe moet rood zijn omdat ook overtredingen rood worden genoemd. Maar de koe moet tevens volledig zijn. Waarom moet hij volledig rood zijn? Omdat het Joodse volk volmaakt moet zijn en door het gouden kalf behept werd met gebreken: “Laat de volmaakte rode koe komen en verzoening doen voor de Joden zodat ze weer naar hun volmaakte toestand terugkeren”.
De rode koe mocht geen juk gedragen hebben, als tegenwicht voor het wangedrag van het Joodse volk, dat het juk van G’d had afgeworpen bij het gouden kalf. De eerste rode koe moest door Elazar, de priester, geprepareerd worden omdat het Joodse volk zich verzameld had rond Aharon, de hogepriester, om het gouden kalf te maken. En, verklaart Rasji verder, omdat Aharon het gouden kalf gemaakt had, werd deze dienst van de rode koe niet aan hem overgelaten:”want een aanklager, die meegewerkt heeft aan een overtreding, kan geen verdediger worden, is niet de geschikte persoon om als bemiddelaar tot verzoening te fungeren”.
Reiniging door de as
De rode koe moest verbrand worden gelijk het gouden kalf uiteindelijk verbrand werd. De priester neemt daarbij drie soorten: cederhout, hysop en karmozijnkleurige wol. Deze drie soorten staan tegenover de drieduizend man, die stierven als gevolg van het gouden kalf. De ceder is de hoogste van alle bomen en de hysop het geringste plantje. Dit is een hint voor de zelfingenomen trotsaard, die ingebeeld is en zondigt. Hij moet zichzelf vernederen als een hysop; dan zal hij verzoening krijgen.
Lemisjmeret – ter bewaring
De as van de rode koe moest bewaard worden. Ook dit staat in verband met de dienst aan het gouden kalf. Net zoals de dienst aan het gouden kalf bewaard wordt voor alle latere generaties ter bestraffing en er geen bestraffing is waarbij niet iets van het gouden kalf afgerekend wordt, zo ook moet de as van de rode koe bewaard worden. En gelijk het gouden kalf allen, die ermee bezig waren, onrein maakte, zo ook maakte de rode koe allen die eraan werkten, onrein. En net zoals zij gereinigd werden door de as van het gouden kalf, zoals er geschreven staat: “En Mosjé strooide het op de oppervlakte van het water”(Exodus 32:20), zo zal men voor de onreine nemen van de as van de rode koe, het verbrande ontzondigingsoffer.
Het raadsel opgelost?
De rode koe bevat een interne tegenstrijdigheid. Het maakt onreinen rein maar reinen ook onrein. Eén van de grootste mysteriën is de vereniging van goed en kwaad in deze wereld. Waarom moeten rechtvaardige mensen zoveel lijden? Waarom gaat het de onrechtvaardige soms zo goed af? Zelfs de grootste Profeten wisten hierop geen antwoord. Daarom kenden vele afgodische volken twee of meer goden, één voor het goede en de ander voor het kwade. De Tora leert ons echter te geloven in één Bron waar alles – goed en ook schijnbaar kwaad – vandaan komt.
De rode koe maakt de onreinen rein maar de reinen, die ermee bezig zijn, onrein. Deze tegenstrijdige elementen doen ons beseffen, dat de geheimen van het leven niet door ons beperkt denkvermogen gevat kunnen worden. De rode koe komt van een niveau, dat ons verstand ontstijgt. Daar verdwijnen alle tegenstrijdigheden als sneeuw voor de zon. Het is het niveau van geloof, dat G’ddelijke logica heet en niet meer menselijkerwijs te beredeneren valt.
De beloning
Dama ben Netina woonde in Asjkelon en weigerde eens uit eerbied zijn vader wakker te maken toen de Geleerden een edelsteen wilden kopen voor het borstschild van de Hogepriester in de Tempel. Als iemand iets goeds doet, krijgt hij daar altijd een beloning voor. Een jaar later werd bij hem een kalf geboren dat geheel rood was zonder één enkel zwart haartje. Hoeveel geld kreeg Dama voor dat geheel rode kalf? Precies hetzelfde bedrag dat de Geleerden hem een jaar eerder wilden geven voor zijn jaspis: duizend goudstukken! Dama werd op deze wijze beloond voor de eer, die hij zijn vader bewees (B.T. Kiddoesjien 31a).
Negen rode koeien
Volgens Maimonides (1135-1204) werden er in de loop van de geschiedenis negen rode koeien gemaakt, totdat de Tempel voor de tweede keer verwoest werd. De eerste rode koe maakte Mosjé Rabbenoe, de tweede maakte Ezra haSofer (de Schrijver) en de resterende zeven rode koeien werden gemaakt vanaf de tijd van Ezra tot de verwoesting van de Tweede Tempel. De tiende rode koe zal de Masjie’ach maken, moge hij spoedig verschijnen!
Lemisjemeret – voor eeuwig bewaard
De as van de rode koe moest opgeborgen worden, niet alleen voor gebruik later maar ook wanneer men dit niet nodig had ten behoeve van het besprenkelen van onreinen, om hen te reinigen. Dit betekent dus, dat van alle rode koeien tesamen het bewaren van de as een algemene en doorlopende verplichting was. Dit was dus niet een verplichting voor elke rode koe afzonderlijk, maar een overall verplichting, dat altijd as van minimaal één rode koe moest worden bewaard lemisjemeret. Daarom vermeldt Maimonides in zijn wetboek ook de geschiedenis van alle negen rode koeien vanaf de tijd van Mosjé tot de verwoesting van de Tempel.
Zolang er geen as van een rode koe aanwezig is, ontbreekt er iets in de vervulling van het gebod, dat er altijd as van een rode koe lemisjmeres zou moeten zijn. Het ontbreken van de as van een rode koe op dit moment duidt erop dat er iets ontbreekt aan de volledigheid van de lemisjemeret van alle vorige rode koeien.
De hoop op de komst van de Masjie’ach
Maimonides vermeldt bij de beschrijving van de rode koeien, dat “de Masjie’ach spoedig moge komen, Ameen keen jehie ratson”. Past een gebed wel in een wetboek? Ik denk van wel. Maimonides schrijft: “Iedereen, die niet in de Masjie’ach gelooft, of iemand die niet uitziet naar zijn komst, loochent en ontkent de Tora van Mosjé Rabbenoe”. Dit betekent dat het niet voldoende is alleen maar te geloven in de komst van de Masjie’ach, maar dat iedereen ook verplicht is hier naar uit te kijken en hier naar toe te leven. Niet alleen het geloof in de komst van de Masjie’ach is constant, maar er is ook een constante verplichting op de Masjie’ach te wachten.
Een onvervuld leven
Dit wachten op de Masjie’ach is meer een kwestie van gevoel dan een kwestie van weten. Het vloeit voort uit het gevoel dat ons leven zonder Masjie’ach een onvervuld en onvolledig leven is. Dit gevoel leidt ertoe, dat zodra er een onderwerp van de Masjie’ach aan de orde is, iedereen de behoefte voelt om te dawwenen, dat dit gebrek hersteld wordt.
Daarom vermeldt Maimonides juist bij de rode koe het gebed van “Moge hij zich spoedig openbaren, Ameen keen jehie ratson”. Dit leert ons dat iedere herinnering aan de Masjie’ach ons tot een vurig gebed moet brengen om een einde te maken aan de gevallen toestand van het Joodse volk in Goles. En de aansluiting van deze vurige hoop bij het voorschrift van de rode koe lemisjmeret is niet toevallig: beide zijn mitswot, die eigenlijk constant gelden.