Hoe gaan we met elkaar om op de zakenvloer?

Opperrabbijn mr. drs. R. Evers heeft een mooi stuk geschreven over “Hoe gaan we met elkaar om op de zakenvloer?” wat wij graag met u willen delen. Daarom zal er de komende weken steeds een stukje hiervan in het NIK weekbericht en op onze website komen.

Door Opperrabbijn mr. drs. R. Evers

Meestal heeft men hoge verwachtingen van een artikel of een sjioer (les) over zakendoen volgens de Joodse wet. Als men mij `staand op een voet’ vraagt of ik de halacha van het zakendoen kan samenvatten in een `nutshell’ dan antwoord ik steevast, dat men veel halachot, voorschriften gewoon kan aanvoelen als men eerlijk is.

Natuurlijk zijn er vele voorschriften, zoals ribiet, het renteverbod, die uitermate ingewikkeld zijn en zich niet voor gevoelsbeslissingen lenen maar veel andere zaken zijn voor een oprechte geest direct invoelbaar.

Koning Salomo zei: “G’d heeft de mens oprecht gemaakt” (Prediker 7:29). De mens is van nature recht door zee maar omdat we dit rechte pad vaak verlaten, worden dingen soms bijzonder gecompliceerd.

De Talmoed stelt dat indien de Tora niet gegeven was, men goed gedrag uit de fauna had kunnen leren. De heiligheid van privé-bezit kan men leren van de mieren. Echtelijke trouw kan men zien bij duiven, ingetogenheid kan men leren van de katten (B.T. Eroewien 100b). Rav S. Wagschal zatsal (Gateshead) heeft over kosjer zakendoen een belangwekkend werk geschreven, waaruit ik hieronder citeer (met toestemming van de auteur).

 Inleiding

WAAROM ZIJN ER ZOVEEL PROBLEMEN?

Het tiende gebod van de Aseret haDibrot, de Decaloog is niet begeren, wat je niet kan of mag hebben. We moeten leren tevreden te zijn met wat we hebben. Een van de belangrijkste lessen van de Tora is dat in het leven ‘wat we zijn’ belangrijker is dan wat we hebben.

Een waarlijk vroom mens leeft in het vertrouwen dat hij alles krijgt wat hij nodig heeft als hij leeft naar G’ds opdrachten. Daarom zijn roofdieren voor ons verboden. Roofdieren doden en lijken fundamenteel ontevreden over wat de flora hen te bieden heeft. Symbolisch zegt een roofdier: ‘G’d zorgt niet goed voor mij, dus moet ik voor mezelf zorgen’. Daarom zijn roofdieren niet koosjer. Ons hele leven is een grote strijd tussen onze neiging om een echt ‘Mensch’ en 100% eerlijk te zijn of toe te geven aan allerlei basale instincten. Jaloezie en hebzucht zijn slechte motieven en “foute adviseurs” en moeten duidelijk aan banden worden gelegd.

 Jaloezie en rivaliteit

“Het gras bij de buren is altijd groener”. Dit is een belangrijk aspect dat resoneert in veel van ons doen en laten. De mens besteedt zijn energie niet alleen aan het verzamelen en behouden van zijn territorium, hij breidt zijn gebied van bemoeienis ook uit en treedt in concurrentie met anderen in zijn omgeving. Deze rivaliteit begint al vroeg. De jongste kinderen strijden om de vraag wie het mooiste speelgoed of de laatste mobiele telefoon heeft.

Van jongs af aan realiseren we ons dat er is altijd iemand is die ‘meer of mooier’ heeft. Dat geldt ook op spiritueel niveau: wie is slimmer, sportiever, creatiever, etc.? We willen allemaal de beste zijn op ons “gebied”.

De vraag of deze neigingen aangeboren of verworven zijn, blijft onbeantwoord. Daarom lijkt het mij juist om termen als drang of instinct als verklaring te vermijden.

Niettemin moet iedereen leren omgaan met zijn territoriale gevoelens om in harmonie te leven met zichzelf en zijn omgeving.

Het menselijk territorium omvat meer dan alleen huis en eigendom. We onderscheiden:

De privé omgeving
Het privégedeelte is de omgeving die u voor uzelf heeft afgebakend om uw privacy te waarborgen. Terwijl voor sommigen de prive-omgeving een luxe villa met vele tuin rondom is, is dit voor anderen een kleine kamer. Iedereen heeft zo zijn eigen minimale behoefte aan privacy en eigendom.

De psychologische ruimte
Sommige mensen hebben een dominant karakter, willen altijd het laatste woord hebben en laten anderen niet in hun waarde. Anderen nemen een bescheidener houding aan. Binnen iedere groep zijn deze verschillen altijd aanwezig, of het nu op nationaal niveau is, op het werk, in de synagoge, in het Bet hamidrasj (het leerhuis), in de club of in het gezin, er is altijd een dynamiek van psychologische ruimte die je voor jezelf opeist en aan een ander geeft of weigert.

Het actiegebied
Op een aantal gebieden zijn we actief en oefenen we controle over anderen uit. Dit kan binnen het gezin (ook economisch als kostwinners, bijv.) plaatsvinden maar ook op het werk of in de sjioer (les) op de Bet midrasj studiedag of tijdens de dienst in de sjoel. In iedere sociale omgeving heeft iedereen een functie, een taak of een opdracht waarmee men controle op de omgeving uitoefent.

Eigendom

Eigendom en bezit zijn geen onverdeelde zegen. Pirke Awot 2:8 zegt: “Hoe meer vlees, hoe meer wormen, hoe meer bezittingen, hoe meer zorgen,… hoe meer mannen in dienst, hoe meer diefstal. Ieder gebied moet worden beheerd en gecontroleerd.

 Verdedigen

Als je het gevoel hebt ‘heerser’ op een bepaald gebied te zijn, zul je het ook verdedigen als het van buitenaf bedreigd wordt. Iemand kan zijn huis verdedigen door een waakhond te kopen, zijn standpunt verdedigen door argumenten aan te voeren of zichzelf verdedigen tegen ziekten, door te waken over zijn gezondheid.

Nieuwe gebieden

Naast het verdedigen van wat al in ons bezit is, is de uitdaging van het dagelijks leven om nieuwe gebieden te ‘veroveren’. Een wetenschapper krijgt er nieuw terrein bij als hij iets heeft ontdekt wat zijn collega’s nog niet hebben opgemerkt, maar als zij het eenmaal ook ontdekt hebben, kunnen de collega’s nu ook gaan proberen om een stuk van dit nieuwe wetenschappelijke gebied mede te veroveren door er over te schrijven of te polemiseren. Concurrentie bestaat op ieder niveau.

Competitie en concurrentie

Mag je een ander beconcurreren? Dit is een uiterst gevoelig punt waar vele dinee Tora, rechtszaken over gevoerd zijn. Over het algemeen is het uitoefenen van hetzelfde beroep of het openen van eenzelfde soort winkel als andere mensen uit de straat of uit de stad toegestaan. Het verbod van hasagat gewoel (het betreden van andermans werkterrein) is zeer beperkt.

Niettemin zullen vrome mensen anderen in hun levensonderhoud (parnassa) niet willen storen en hun zaken elders doen of hun winkel op een andere plaats openen.

De nieuwe winkelier mag volgens de Joodse wet elke indirecte methode gebruiken om klanten aan te trekken. Speciale kortingen, cadeautjes, prijsverlaging, gratis bezorging en allerlei vormen van adverteren zijn zonder meer voor iedereen toegestaan.

Foute voorstelling van zaken

Bij het aanprijzen van handelswaar of diensten is het nooit toegestaan om de spullen van anderen af te keuren of de concurrenten in een kwaad daglicht te stellen. Dit geldt zelfs als dat wat de verkoper beweert, waar is.

Natuurlijk mag men de goede kwaliteiten van de eigen waren aanprijzen en de gunstige prijs benadrukken. Het is dus toegestaan om te zeggen: ”Mijn computer is beter dan die van de concurrenten”. Maar je mag nooit een ander in een kwaad daglicht stellen door bijvoorbeeld te zeggen dat “…de anderen slechte computers verkopen of te hoge prijzen vragen etcetera”.

Bij het aanprijzen van de eigen goederen moeten de beweringen wel waar zijn. Men mag geen valse indruk wekken. Doordat de meeste klanten geen verstand hebben van de zaak die zij kopen, is het verboden om ze verkeerd te adviseren enkel en alleen om de verkoopcijfers te laten stijgen.

Zo mag een kleermaker tegen zijn klanten niet zeggen, dat het kostuum dat hij nu koopt zeker jaren zal meegaan, als dit normaliter niet het geval is.

Eigen belang mag voorgaan

Over het algemeen mag iedereen zijn eigen belang laten voorgaan, maar alles moet op een eerlijke manier gebeuren. Dit geldt ook voor eenmalige goederen zoals de aankoop van een huis of het solliciteren naar een baan.

Om een baan te bemachtigen mag men zelfs gebruik maken van ‘protectia’  (een ‘kruiwagen’ of relaties). Dit laatste geldt voor prive-werkgevers of prive-ondernemingen.

Voor gemeenschapsinstellingen is het zeer twijfelachtig of men gebruik mag maken van kruiwagens. Bij gemeenschapsinstellingen mogen de personeelschefs zich niet laten leiden door persoonlijke voorkeur of antipathie maar dient de beslissing enkel en alleen genomen te worden op basis van de kwaliteiten van de sollicitant. Anders dient men het gemeenschapsbelang niet.

Concurrentie voor andere werknemer

Het is niet toegestaan om jouw diensten aan te bieden en daarmee een andere, reeds werkende werknemer weg te drukken. Dit geldt zelfs als de werkgever niet tevreden is met de huidige werknemer, tenzij hij al aktief bezig is om nieuwe werknemers te zoeken. Dit is een typisch voorbeeld  van hasagat gewoel oftewel onrechtmatig andermans terrein (in dit geval een baan) betreden.

Wanneer er voor een job geadverteerd wordt, mag men proberen deze te krijgen zolang de onderhandelingen tussen een andere sollicitant en de werkgever nog niet gesloten zijn.

Maar zodra de onderhandelingen afgesloten zijn (ook al is er nog geen contract getekend) mag  men niet meer de baan van een ander proberen weg te kapen (zelfs  niet wanneer de nieuwe werknemer bereid is harder en langer te werken voor een lager salaris).

Als de werkgever zich echter bedacht heeft en alsnog nieuwe werknemers oproept, is het toegestaan daarop te solliciteren.

Wanneer het echter een zeer zeldzame gelegenheid betreft, zoals een baan waarvan er maar een in de stad bestaat, heeft men het recht om zijn diensten aan te bieden zolang een andere sollicitant nog niet is aangenomen door de werkgever (Sjoelchan Aroech IV:337:1)

Hetzelfde geldt voor handelsaanbiedingen of dienstverlening: zodra er een prijs overeengekomen is, mag geen andere winkelier of dienstverlener (zoals een loodgieter) de klant benaderen, zelfs als er een betere prijs geboden wordt. Echt vrome mensen vinden goed gedrag belangrijker dan financieel gewin en zullen andere mensen niet voor de voeten lopen.

WERKGEVERS EN WERKNEMERS

Er zijn altijd veel sjeiles, halachische vragen over de onderlinge verplichtingen van werkgevers en werknemers.

Vandaar dat ik dit onderwerp uitgebreid behandel. De belangrijkste verplichting van de werkgever is om zijn werknemers op tijd te betalen (Sjoelchan Aroech IV:339:1).

Als de werkgever er niet zeker van is, dat hij zijn werknemers op tijd kan betalen, moet hij ze hiervan van te voren op de hoogte stellen.

Wanneer er betaald moet worden is afhankelijk van de afspraak tussen werkgever en werknemer. Wanneer er niets is afgesproken, moet men kijken naar de minhag hamakom, gewoonte van die plaats. Als het de gewoonte is om wekelijks of maandelijks te betalen, dient deze praktijk gevolgd te worden (IV:339:4,5,9).

De werknemer moet betaald worden op de laatste werkdag van de overeengekomen periode. Hij mag niet later betaald worden. Ook bij giraal of bancair betalingsverkeer moet de werkgever ervoor zorgen, dat de werknemer zijn salaris op de juiste datum ontvangt.

Wanneer er op onregelmatige tijden wordt gewerkt, ontvangt een werknemer, die af en toe meewerkt, zijn salaris op de dag van de normale salarisbetaling van dat bedrijf.

De Tora stelt: “op de dag moet je hem betalen, het salaris mag niet overnachten”. Voor werk dat overdag eindigt, moet betaald worden voor zonsondergang. Als het werk gedurende de nacht eindigt, moet betaald worden voor zonsopgang (IV:339:3).

Op tijd betalen is alleen maar verplicht als de werknemer daarom vraagt. Het is een haalplicht en geen brengplicht. De werknemer moet het geld ophalen. Het is niet de verplichting van de werkgever om het naar de werknemer te brengen.

Wanneer de werkgever door overmacht niet in staat was het salaris op tijd uit te betalen, is hij toch niet verplicht om de loonzakjes naar de huizen van zijn werknemers te brengen. Niettemin is dit wel een mitswa, wel netjes tegenover zijn werknemers (ibid. :10).

Wanneer de firma geen geld meer heeft, is de werkgever niet verplicht om geld te lenen om zijn werknemers op tijd te betalen, maar hij doet een grote mitswa om dat niettemin te proberen.

Wanneer de werkgever betaalt met een cheque moet die inbaar zijn op de dag van uitbetaling. Betalingen per post of per bank moeten uiteraard op tijd aankomen.

 Respect

Ook een werknemer heeft recht op respect. Maimonides beschrijft ons hoe een slaaf behandeld moet worden: “Men mag een slaaf niet beledigen door op een vernederende wijze met zijn hand te wuiven. Men mag niet tegen een slaaf schreeuwen of in woede spreken maar moet hem vriendelijk bejegenen. Werknemers zijn niet minder dan slaven” (Maimonides, hilchot awadiem 1:6).

Tijdig betalen

 De mitswa om op tijd te betalen geldt voor alle soorten werk, ook voor eenmalige dienstverlening. In geval van reparatie (bijvoorbeeld een horloge) moet pas betaald worden op het moment dat het horloge teruggegeven wordt aan de klant (en niet op het moment dat de reparatie klaar is).

De reparateur moet zijn geld komen innen. Normaliter sturen werklieden een rekening, meestal een week of een maand nadat het werk uitgevoerd is. Zodra de dag waarop het werk klaar is, voorbij is, hoeft men echter niet meer direct te betalen.

Om problemen met tijdig betalen te voorkomen, moet men van tevoren afspreken met zijn werknemer, reparateur of dienstverlener dat men niet verplicht is op tijd te betalen.

Het voorgaande geldt voor alle soorten werknemers, zoals babysitters, privé-leraren, muziekdocenten, hulpen in de huishouding etc. etc.

 De verplichtingen van de werknemer

De werknemer moet ervoor zorgen, dat de tijd van de baas niet verkwist wordt. Hij moet voldoende energie hebben om te werken. Dit veronderstelt dat hij voldoende slaapt en eet en ervoor zorgt dat hij gezond is.

Hij moet op tijd beginnen en niet zomaar vrij nemen middenin het werk zonder toestemming van de werkgever, zich uitsluitend bezighouden met zijn werk en niet eerder weggaan dan toegestaan is.

Dit geldt zelfs voor het doen van mitswot. Eerder weggaan van het werk om een minjan bij te wonen of kaddiesj te zeggen op een jaartijd is niet toegestaan.

LENEN ZONDER TOESTEMMING

Een eerlijke levenswandel veronderstelt ook, dat men goed weet te onderscheiden tussen mijn en dijn. Lenen lijkt een schemergebied. Maar lenen zonder toestemming staat gelijk aan stelen.

Ook als men een auto ‘leent’ om er even een paar rondjes mee te rijden (joyriding), heet dit al diefstal, alsof het voorwerp gestolen is, ook al had de gebruiker niet de bedoeling zich de auto toe te eigenen.

Indien de eigenaar in de buurt is, moet men altijd toestemming voor gebruik vragen.  De aanname dat “als ik het gevraagd had, zou ik zeker toestemming hebben gekregen” is onvoldoende.

Maar als de eigenaar regelmatig toestemming heeft gegeven voor soortgelijk gebruik, mag men aannemen dat de eigenaar ook in dit geval toestemming zou hebben gegeven.

Gebruik is alleen maar toegestaan in het huis van de eigenaar; men mag het niet daaruit verwijderen. Uiteraard mag het voorwerp alleen gebruikt worden voor het doel waarvoor het geleend is en ook niet langer dan de afgesproken tijd gebruikt worden.

Zonder nadere afspraak is dit dertig dagen. Dit betekent in de praktijk dat jassen, hoeden en parapluien, die achtergebleven zijn in sjoel, niet zomaar gebruikt mogen worden door iemand anders, dat studenten die samen een kamer of een flat delen, niet zomaar andermans spullen mogen gebruiken en ‘eventjes lenen’ niet zomaar toegestaan is.

Een lener mag ook niet zomaar het geleende voorwerp uitlenen aan derden. Een cassiere mag ook niet even geld uit de kassa lenen. Maar onder omstandigheden mag bijvoorbeeld een zakenman, die geld in bewaring heeft gekregen, dit voor zijn eigen doelen aanwenden. De reden hiervan is, dat iedereen die een zakenman geld in bewaring geeft, weet dat hij af en toe cash nodig heeft (ibid. IV:292:7).

Maar zodra de zakenman dit geld gebruikt, is hij verantwoordelijk voor de totale som. Wanneer het geld door overmacht verloren gaat, moet hij het geheel terugbetalen aan de eigenaar(s) ondanks het feit dat de zakenman maar een deel van het geld gebruikt heeft.

LENEN VAN GOEDEREN

Bij het lenen van goederen heeft de lener de verplichting om deze goed te bewaren. Hij mag niemand anders, behalve zijn vrouw of volwassen familieleden, de zaak laten bewaken. Hij mag het zeker niet door een ander laten gebruiken of het geleende te zwaar belasten (met een geleende fiets over te zwaar terrein gaan of met een auto een zware bergtocht maken).

Per ongeluk lenen

Dit gebeurt heel vaak. We nemen onze jas mee uit sjoel en merken onderweg dat we per ongeluk de jas of parapluie van iemand anders meegenomen hebben, die erg op de onze lijkt. De halacha is dan dat men, zodra men zich bewust is van de vergissing, geen recht heeft om de jas of parapluie te gebruiken. Dit is zo omdat er geen duidelijke aanwijzing is dat de eigenaar voor dit gebruik toestemming heeft gegeven. Het kan zelfs zijn dat de eigenaar nog niet eens weet dat de jas of parapluie verwisseld is.

Niettemin moet de ‘verwisselaar’ er zorg voor dragen dat het verwisselde goed zo snel mogelijk bij de rechtmatige eigenaar terugkomt.

 RESPECT VOOR ANDERMANS PRIVACY

Inbreuk plegen op andermans privacy wordt gezien als een vorm van schade toebrengen aan de ander. Dit geldt zowel op prive- als op zakelijk terrein.

Wanneer men binnenkomt op een kantoor van een ander mag men niet andermans correspondentie lezen (ook al heeft men toestemming om binnen te komen). Hetzelfde geldt voor telefoongesprekken. Men wordt geacht niet met andermans telefoongesprekken mee te luisteren hetgeen een moeilijke opgave is voor mensen die samen een (werk)kamer delen.

 LENEN EN BETALEN

 Wanneer je weet dat je een lening niet terug kan betalen en toch leent, ben je een rasja (een slecht mens). Elke lening moet vastgelegd worden, zelfs als de lener eerlijk is. Tenslotte kan ook hij de lening vergeten. Zodra de lening afgelost is, moet de crediteur de akte van lening vernietigen. Tussentijdse aflossingen moeten exact beschreven worden.

Natuurlijk moet de lener het geleende bedrag terugbetalen maar hij hoeft hiertoe geen lening aan te gaan bij een derde of extra te gaan werken om de lening terug te betalen (tenzij anders overeengekomen). Als hij zaken bezit, zoals aandelen of juwelen, en de crediteur het geld nodig heeft, moet hij deze bezittingen verkopen om zo aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

De crediteur heeft het recht om zijn geld terug te vragen . Dit mag echter alleen als hij zeker weet dat de lener geld of goederen heeft om hem terug te betalen. Als de uitlener weet dat de lener geen geld heeft, mag hij hem niet om terugbetaling vragen (IV:7:2).

Wanneer de crediteur twijfelt of de lener geld heeft om terug te betalen, mag hij hem hieraan herinneren door te zeggen: “Ik wil niet perse nu terugbetaald worden, maar houdt het in gedachten zodra je hiertoe een mogelijkheid ziet”. De hoofdregel hierbij is, dat de crediteur moet voorkomen dat de debiteur in verlegenheid wordt gebracht.

 Het verbod van jichoed

 Een man en vrouw die niet met elkaar getrouwd zijn, mogen zich niet in een afgesloten ruimte ophouden die niet voor anderen toegankelijk is. Problemen van jichoed ontstaan bij eenmanszaken waarbij de mannelijke baas met een vrouwelijke secretaresse werkt (of omgekeerd). De baas en/of de secretaresse moet van te voren nagaan of er geen problemen van jichoed ontstaan op de werkvloer.

Als een kantoor van buitenaf niet te openen is, ontstaat al gauw een probleem van jichoed. De hoofdregel hierbij luidt dat, wanneer buitenstaanders te allen tijde de werkruimte kunnen betreden, het verbod van jichoed niet van toepassing is. Jichoed kan voorkomen worden door ervoor zorg te dragen de toegangsdeuren tot de werkruimte niet af te sluiten, zodat iedereen naar binnen kan komen.

Geen zaken doen op sjabbat

Zodra de sjabbat begint is het de bedoeling dat men het beschouwd alsof  “al het werk gedaan is”. Sjabbat moet een absolute rustdag zijn waarop geen werk gedaan mag worden (ook niet in opdracht van een jood uitgevoerd door een niet-jood).

Het is daarom ook verboden op sjabbat over zaken te spreken, of over aan- of verkoop. Zelfs zaken die men van plan is om na sjabbat te doen, mag men niet bespreken, indien dit verboden aktiviteiten betreft, zoals schrijven, telefoneren, kopen of verkopen. Daarom is ook het lezen van financiele dagbladen, advertenties of duidelijk zakelijke onderwerpen in de krant verboden.

Hoewel het denken over zaken toegestaan is, is elke vorm van zakelijke aktiviteit verboden. Men mag niet naar een plantage gaan om te kijken of alles goed groeit, iets gerepareerd moet worden of naar een bouwplaats gaan uit interesse voor een eventuele koop of etalages te bekijken uit interesse voor mogelijke aankopen.

Verdiensten op sjabbat

Ook al doet men toegestaan werk op sjabbat, zoals babysitten of bedienen in een restaurant mag men toch geen betaling hiervoor vragen. Wanneer men echter een week- of maandsalaris ontvangt en ook op sjabbat werkt is het toegestaan om extra betaling voor de werkzaamheden op sjabbat te ontvangen. Wanneer uit de afrekening blijkt dat men betaald wordt speciaal voor de uren dat men op sjabbat werkt, mag men dit geld niet aannemen.

Betalen of geld in ontvangst nemen op sjabbat is niet toegestaan. Wanneer een niet-joodse huurder of klant geld komt afleveren, mag men dit niet accepteren. Als hij het in de brievenbus gooit of het bij de voordeur deponeert is dat zijn eigen verantwoordelijkheid.

Men moet duidelijk maken dat een orthodoxe jood op sjabbat geen zaken of zakelijke handelingen doet. Bij verdere rente en dergelijke moet men opletten de betaling voor sjabbat te doen opgaan in het totale bedrag en niet duidelijk te maken dat men een bepaald bedrag voor sjabbat wil ontvangen. Dit kan van belang zijn bij rente, huur salaris etcetera.

Compagnonschap

Wanneer een jood en een niet-jood een compagnonschap willen aangaan moet van tevoren worden afgesproken dat de joodse partner niet verplicht zal zijn werk te doen op sjabbat of jomtov. Over de werkverdeling gedurende de rest van de week moeten afspraken worden gemaakt alsook over de winstverdeling. Een competente rabbijn moet adviseren bij het opstellen van het contract waarbij met name aandacht besteed moet worden aan de winstverdeling.

Alle zaken zaken die gebruikt kunnen worden voor werk op sjabbat mogen op vrijdag niet verhuurd worden aan een niet-jood (auto’s, machines, gereedschap). Eerder mag het wel worden verhuurd, ook al zal men deze wel op sjabbat gebruiken.

Werk door een niet-jood op sjabbat en jomtov

Wanneer een niet-jood voor zichzelf werkt is het toegestaan hem zijn gang te laten gaan. Dit is echter alleen toegestaan wanneer men niet direct voordeel ontleent aan de verrichte werkzaamheden. Indien er sprake is van voordeel van het verrichte werk op sjabbat, moet dit onmiddellijk gestopt worden.

Voorbeelden van indirect voordeel zijn het openen van brieven, het uitschakelen van elektrische apparatuur of het lager zetten van gas. Dus als men het alarmsysteem op de zaak op vrijdagmiddag vergat aan te zetten mag men de congierge het alarmsysteem aan laten zetten. Men hoeft hem dan ook niet voor de toekomst te vertellen dat hij dat niet mag doen.

Wanneer de congierge op sjabbat zou vragen of hij het alarm aan moet zetten mag je niet bevestigend antwoorden, maar moet duidelijk maken dat je het aan hemzelf overlaat. In een dergelijk geval is ook een indirecte hint toegestaan zoals: “Vandaag is het sjabbat en mogen wij het licht niet uitdoen” of “…hebben wij het licht niet meer nodig” of “…wat zonde van de elektriciteit” of “jammer, dat het licht nog aan is”.

Wanneer een niet-joodse dienstverlener of werknemer zelf verkiest om op sjabbat te werken mag men dit toestaan zolang hij dit voor zichzelf doet en begrijpt dat hij hiervoor betaling ontvangt. Zo mag men vlak voor sjabbat schoenen naar de schoenmaker brengen maar mag niet zeggen dat deze zaterdagavond, direkt na sjabbat, klaar moeten zijn. Het schoonmaakbedrijf mag ook niet op sjabbat schoonmaken maar een niet-joodse verkoper die op commissie-basis werkt mag goederen van een joodse firma zelfs op sjabbat verkopen (hij mag ze niet op sjabbat uit het magazijn van de joodse eigenaar halen) zolang hij dit op eigen initiatief doet, zonder opdracht van zijn joodse baas. Hoe het ook zij, er mag onder geen beding werk gedaan worden in een joodse ruimte, gebouw, kantoor of fabriek.

Vandaar ook dat de Reichman-brothers in Amerika toen ze nieuwe panden lieten bouwen in de docks het hele werk een uur voor sjabbat hebben stilgelegd. Een aannemer  mag dus niet bouwen op joodse terrein op sjabbat, een vervoersmaatschappij mag geen goederen ophalen of afleveren, allerlei reparaties in en aan het huis mogen niet uitgevoerd worden.

Reacties zijn gesloten.