Parsja Kie Teetsee 5778

Dewariem/Deuteronomium 21:10-25:19

Kie Teetsee (als je uittrekt): Als een vrouw krijgsgevangene wordt gemaakt en een man begeert haar, dan zijn er tal van bepalingen over een huwelijk met haar. Als een man twee vrouwen heeft en hij houdt van de ene wel en van de andere niet, dan moet hij toch de eerstgeborene van de vrouw van wie hij niet houdt, een dubbel erfdeel toekennen. Een zoon die onverbeterlijk slecht is, kan door zijn ouders bij de oudsten van de stad gebracht worden om gestenigd te worden. Een gehangene moet dezelfde dag begraven worden. Een gevonden voorwerp moet aan de eigenaar teruggegeven worden. Mannen en vrouwen mogen niet kleding van het andere geslacht dragen. Een vogelnest mag je pas leeghalen als je de moeder hebt weggejaagd. Een dak moet een borstwering hebben en tweeërlei zaad mag je niet zaaien. Men mag niet met tweeërlei dieren ploegen en wol en linnen mogen niet in hetzelfde kledingstuk voorkomen. Wetten over seksueel (wan)gedrag worden gedetailleerd genoemd en huwelijksbeletselen worden opgesomd. Reinheid in de legerplaats wordt besproken en de slaaf die redding bij jou zoekt, mag je niet uitleveren. Rente mag je niet van je broeder vragen, wel van een vreemde. Geloften moet je volbrengen; beter is het geen geloften op je te nemen. Scheiding is mogelijk; de man moet zijn vrouw dan een scheidsbrief geven. Een pas getrouwde man is vrij van militaire dienst om zijn vrouw gelukkig te maken. Kidnapping wordt met de dood bestraft. Er worden regels voor pand-geven en –nemen vermeld. Ouders en kinderen kunnen niet voor elkaar bestraft worden en van de oogst moet je wat achterlaten voor de vreemdeling, de weduwe en de wees. De rechtspraak moet eerlijk zijn. Het zwagerhuwelijk wordt uit de doeken gedaan. Gewichten en maten moeten eerlijk zijn. Onthoud het gebod Amalek van onder de hemel weg te vagen.

 Numerieke gegevens: 49e Sidra, 6e van 11 uit Dewariem,  27 ge- en 47 verboden.

 Eerste alija Koheen (21:10-21)

Een Joodse soldaat, die valt voor een heidense krijgsgevangene, moet een bepaalde procedure volgen om haar te huwen. De eerstgeborene van een minder geliefde vrouw gaat niettemin voor. De ben soreer oemore (de weerspannige zoon) wordt gewaarschuwd en getuchtigd. Luistert  hij niet dan wordt hij te dood gebracht.

De regeling van de jefat toar – de mooie krijgsgevangen vrouw – getuigt van een diep psychologisch inzicht van de Tora:”Wanneer je  onder de gevangenen een schone vrouw ziet…dan zul je haar brengen naar het binnenste van je huis, en zij zal haar hoofdhaar afscheren en haar nagels verzorgen. Zij zal van zich afleggen het kleed van haar gevangenschap en zitten in je huis en bewenen haar vader en moeder, een volle maand; daarna kun je haar tot vrouw nemen” (21:10 e.v.).

Rasjie legt direct uit, dat de Tora hier een ontmoedigingsbeleid uitstippelt. De krijgsgevangene moet haar nagels laten groeien opdat zij lelijk zal worden en haar kleren, waarin zij gevangen werd, uitdoen omdat dit juist haar fraaiste kleding is. Het was namelijk vroeger de gewoonte van de heidenen, dat zij hun dochters opmaakten om de vijand tot ontucht te verleiden en zo uit te schakelen. Waarom moet zij in het `binnenste van zijn huis’ zitten? De Midrasj Sifré verwoordt het als volgt:`Wanneer de strijder dan binnenkomt, struikelt hij over haar heen en wanneer hij weggaat, struikelt hij weer over haar heen’ – waarmee aangegeven wordt, dat in plaats van de bekoring van het nieuwe de afkeer van het gewone en alledaagse intreedt. Waarom moet ze haar ouders bewenen? Door huilen en treuren wordt ze lelijker zodat de soldaat minder behoefte zal hebben aan deze heidense dame.

Volgens de Talmoed (B.T. Kiddoesjien 21b) geeft de Tora hier een regeling, die gericht is `tegen de jetser hara – de aardse neiging’. Maar geeft de Tora niet juist toe aan de jetser hara!? Rasjie legt uit, dat indien de Tora deze heidense vrouw niet zou toestaan, de soldaat haar desondanks zou trouwen. De Tora staat een dergelijke relatie met frisse tegenzin oogluikend toe hoewel deze regeling vervalt voor iemand, die zijn hartstocht kan bedwingen. Toch lijkt deze `logica’ moeilijk te verteren! De Tora kent geen relatieve doch een bijna absolute ethiek en moraal. Zouden we altijd moeten rekening houden met de zwakten van de menselijke geest dan zou er – chas wesjalom – weinig overblijven van de Tora! Rabbi Joseef Bechor Sjor voegt een nieuwe dimensie toe aan de uitdrukking `tegen de jetser hara’.  De Chagamiem maakten hier gebruik van het psychologische fenomeen, dat wanneer iemand zeker is van zijn behoeftebevrediging hij zich hier niet zo druk over zal maken. Wanneer je op reis gaat met voldoende proviand in je achterbak voel je nauwelijks behoefte aan eten en drank. Maar zodra iemand zonder voedsel op stap gaat, voelt hij zich reeds direct na vertrek hongerig en dorstig. Hetzelfde geldt in de oorlog: wanneer onze soldaat weet, dat hij uiteindelijk met deze schone gevangene mag trouwen, zal dit zijn hartstocht bekoelen en zal hij leren om zijn gevoelens te beteugelen.

De regeling van de weerspannige zoon toont een nieuwe pedagogische benadering. In feite heeft het kind nog niet werkelijk gezondigd en toch wordt hij al gestraft ! Het lijkt een preventieve maatregel. De Tora wil voorkomen dat dit kind op het verkeerde pad gaat. Het is beter dat hij deze wereld onschuldig verlaat dan dat hij zich aan de mensheid vergrijpt.

De Tora neemt aan dat deze jeugdige potentiële deliquent uiteindelijk iemand zal vermoorden om aan geld te komen voor zijn verslaving (de overeenkomst met de moderne problemen in de drugscriminaliteit is opvallend). Er moet aan bijzondere strenge voorwaarden worden voldaan, wil deze regeling uitvoerbaar zijn. Volgens de Talmoed is het nooit in de praktijk voorgekomen dat een opstandige zoon ooit geëxecuteerd werd. Toch blijft het een belangrijk onderdeel van de Tora voor jonge ouders die met opvoedingsproblemen zitten.

Wat kunnen we leren uit de behandeling van de opstandige zoon? Wanneer we zien dat een kind extreem ongehoorzaam is en neigt naar verslaving, moeten we optreden. Ouders zijn al te vaak bereid om wangedrag van hun kinderen door de vingers te zien en het als relatief  onschadelijk te bestempelen. De Tora leert ons echter dit gedrag niet als onschuldig af te doen of te gedogen. Wanneer wij de opvoeding niet ter hand nemen, zal het einde zoek zijn. Ouders moeten durven kinderen terecht te wijzen en ze te wijzen op de juiste waarden. Sommig gedrag kan niet getolereerd worden. Puberteit is vormend. Kinderen moet bijgebracht worden dat geestelijke groei het allerbelangrijkste is en dat eten en drinken – de bevrediging van de meeste basale behoeften – niet het belangrijkste in het leven zijn.

 Tweede alija Levi (21:22-22:7)

Zij die gestenigd werden, moeten voor korte tijd opgehangen worden voor zonsondergang. Daarna werden ze begraven. Verloren voorwerpen moeten terug gegeven worden. Als wij een dier zien vallen, moeten wij hem weer op helpen. Een vrouw mag geen mannenkleding en een man geen vrouwenkleding aantrekken. De moedervogel moet weggestuurd worden voordat men de jongen neemt.

 Derde alija (22:8-23:7)

Op ieder dak moet men een borstwering maken. Wijngaarden mogen niet met twee soorten zaad worden gezaaid. Met rund en ezel samen mag je niet ploegen. Wol en linnen mag je niet samen in één kledingstuk dragen. Tsietsiet (schouwdraden) zijn verplicht. Daarna worden huwelijkswetten behandeld, bijvoorbeeld de beschuldiging dat de vrouw geen maagd was. Als dit vals is, moet de man honderd zilverstukken betalen en kan zijn vrouw nooit meer scheiden. Op overspel staat de doodstraf. Bij verkrachting betaalt men vijftig zilverstukken en mag de verkrachter zijn slachtoffer nooit meer scheiden. Een mamzeer mag niet komen in de gemeente.

De Tora verbiedt niet, dat een bastaard naar sjoel komt maar wordt beperkt uitgelegd als enkel een huwelijksverbod. Het tiende geslacht betekent echter voor eeuwig. Geen van zijn afstammelingen mag dus ooit Joods trouwen. De Talmoed stelt, dat een mamzeer alleen maar mag trouwen met een andere mamzeer. Volgens Nachmanides (1194-1270, Spanje) hecht het Jodendom aan de kracht en zuiverheid van de familie-eenheid. Volgens hem betekent het woord mamzeer: “lemand wiens afstamming niet volledig bekend is en wiens oorsprong niet kan worden vastgesteld”. Maimonides (1135-1204) ziet in het huwelijksverbod van een mamzeer een afschrikkingsbeleid tegen immoreel gedrag. Wanneer het hun kinderen aangaat, zullen Joodse ouders al het mogelijke doen om ellende voor het nageslacht te voorkomen. Op deze wijze zal immoreel gedrag ingeperkt worden. Volgens Rabbi Aharon Halevi uit Barcelona (14e eeuw) vond de conceptie van de mamzeer plaats in een toestand van onheiligheid. Daarom mag hij/zij niet trouwen met een Joodse partner. In de loop der eeuwen werden Rabbijnen regelmatig met de trieste gevolgen van het mamzeerschap geconfronteerd. Velen zijn tot het uiterste gegaan om naar oplossingen te zoeken om een mamzeer niet het slachtoffer te laten zijn van het overspel van zijn ouders. Een algemene regel luidt, dat wanneer het mamzeerschap niet meer bekend is, men hier niet diepgaand in het verleden naar hoeft te graven. Zo zijn gedurende de verschillende migraties van ons volk vele mamzeriem in de massa opgegaan.

Bij mamzeroet gaan we nog een stapje verder. G’d gaf dit verbod om het hoogste niveau van kedoesja te bereiken. Hoe wordt omgegaan met het meest intieme tussen man en vrouw is de ultieme test van kedoesja, heiligheid en moraliteit. Daarom bespreekt en regelt de Tora dit levensgebied zo intensief. Ontkenning ervan is on-Joods. Het huwelijk is geen concessie aan de zondige mens. Seksualiteit moet alleen geleid, gesublimeerd en gezuiverd worden. Hoe hard het ook klinkt: om voor eens en voor altijd duidelijk te maken hoe verkeerd overspel en incest zijn, is de mamzeer-wet opgesteld. Hoe onrechtvaardig dit ook in onze ogen moge lijken, het stelt de kedoesja van het Joodse huwelijksleven wel centraal. Om dat doel te bereiken, raakt de Tora ons in onze achillespees: onze kinderen. Voor ons nageslacht doen we alles! We beginnen na te denken over de wijding van het Joodse huis. Door de mamzeervoorschriften realiseren wij ons nationale doel weer. Alleen via dit voorschrift kunnen wij onze hoge morele standaarden handhaven. Kinderen zijn onze garantie voor een Joodse toekomst. Is dit wel eerlijk? Kedoesja (heiligheid) ‘overrulet’ fairness. Toch blijft G’d de Trooster. In de Talmoed staat, dat de mamzeriem in de tijd van de Masjie’ach gezuiverd zullen terugkeren (B.T. Kiddoesjien 72b).

 Vierde alija (23:8-24)

Hier volgen verschillende voorschriften voor reinheid van de legerplaats, de barmhartigheid tegenover een gevluchte slaaf en het verbod op prostitutie (zowel van mannen als van vrouwen). Wij mogen geen rente vragen. Geloften moeten zo snel mogelijk worden ingelost.

 Vijfde alija (23:25-24:4)

Tijdens het werken in de wijngaard, mag de arbeider eten van de druiven. Echtscheiding kan men alleen met een get.

Zesde alija (24:5-13)

Eén heel jaar na het huwelijk is men vrijgesteld van het leger om zijn vrouw te verheugen. Men mag geen molensteen tot onderpand nemen. Dat is het leven tot onderpand nemen. Op kidnapping staat de doodstraf. De bepalingen van melaatsheid moeten strikt in acht worden genomen. De schuldeiser mag niet in het huis van de debiteur naar binnen dringen.

 Zevende alija (24:14-25:19)

Het loon van een dagloner moet voor zonsopgang worden uitbetaald. Vaders zullen niet sterven vanwege hun kinderen en kinderen niet vanwege hun vaders. Het recht van een vreemdeling mag niet verbogen worden. Bij het oogsten moet men een aantal gaven voor de armen laten liggen. De dorsende os mag men niet muilkorfen. Wanneer een broer kinderloos overlijdt, trouwt een broer van deze overledene met zijn schoonzuster. Als hij haar niet wil huwen dan moet de chalietsa (schoenuittrekkingsprocedure) volgen. Wij moeten zuivere maten en gewichten hebben. Amalek moet uitgeroeid worden.

Reacties zijn gesloten.