Sjabbat Chol Hamoed Soekot – Groeikracht – Het Teken van Waarachtig Jodendom en Intense Simcha

Exclusieve religie?

We lezen over Sjemini Atseret, de achtste dag, die eigenlijk alleen voor het volk Israël bedoeld is. Maar bestaat er wel zoiets als een exclusieve religie, uitverkorenheid? G’d is universeel en schiep het heelal. Vele mensen proberen op een of andere manier contact te maken met het `Al’ van de kosmos. Margaret Mead heeft crosscultureel antropologisch onderzoek gedaan, waaruit bleek dat het overgrote deel van de mensheid religieuze gevoelens koestert. Het lijkt paradoxaal maar Soekot heft alle tegenstrijdigheden op. Tijdens Soekot zijn er twee belangrijke, speciale mitswot, geboden:

  1. het schudden van de vier soorten planten en
  2. het wonen in de Soeka.

Gedurende het Loofhuttenfeest nemen we vier plantsoorten,

  1. de loelav, de palmtak, die niet geurt maar wel smaakt;
  2. de etrog, de citrusvrucht, die smaakt en geurt;
  3. hadassiem, myrthetakken, die alleen lekker ruiken en
  4. arawot, beekwilgetakken, die niet lekker smaken en geen goede geur hebben.

De Tora kent twee helden: de Tora-geleerden en de mensen, die veel goede daden verrichten. Sommigen doen beide, anderen doen beide niet. Andere groepen doen één van beide. Goede daden zijn duidelijk herkenbaar en worden daarom vergeleken met geur, terwijl smaak een heel persoonlijke ervaring is. Daarom wordt smaak vergeleken met Tora-leren en – kennis.

Op Soekot worden alle vier soorten samengenomen, waarmee we duidelijk maken dat allen, van heilig tot totaal los van G’d, onderdeel uitmaken van het Joodse geheel.

 Vereniging in de Soeka

Dezelfde gedachte van vereniging komt tot uitdrukking in de soeka. De muren mogen van alle soorten materiaal worden gemaakt, van metaal tot plastic, ook als dit toema, onreinheid kan aannemen. Alleen het dak moet van loof zijn, iets dat nooit ritueel onrein kan worden, omdat het pure natuur is, materiaal, dat niet door de mens gevormd is. Ook in de soeka werken dus allerlei verschillende niveau’s van gehechtheid aan G’d samen. Dit is het ideaal van de soeka.

Huid van de Leviatan

Rabbi Levi Jitschak van Berditsjev had altijd de gewoonte om iedereen uit te nodigen in de soeka, de meest afzichtelijke bedelaars incluis. De gezeten burgerij voelde zich nooit zo thuis in zijn soeka. Rabbi Levi Jitschak placht altijd uit te leggen dat in de Olam Haba, de toekomstige wereld, de heiligste Joden in de soeka zullen zitten, die gemaakt was van de huid van de Leviatan. Mosje zal Tora voorleren, Aaron zal het ritueel uitvoeren en koning David zal de liederen leiden. Rabbi Levi Jitschak zei, dat hij, wanneer hij in de wereld der waarheid komt, ook zou willen deelnemen aan dit grootse banket in de soeka van de huid van de Leviatan: ‘Wanneer men dan zal vragen op grond van welke verdienste ik binnen wil komen, zal ik zeggen, dat ik in mijn soeka ook altijd de verworpenen der aarde ontving’.

Heiligheid van de allesomvattende stilte

We zitten in een hut. We belanden midden in de natuur. Het dak van de soeka is van puur natuur. Het dak is een beetje open. Als we naar boven kijken, zien we de sterren. Hier heerst de heiligheid van de allesomvattende stilte. De spirituele, eeuwige band tussen alle aspecten van elk schepsel in dit universum heet de heiligheid van de stilte. Universalisme en particularisme botsen vaak. Dit kan niet anders, tenzij we ons concentreren op de heiligheid van de stilte. De universele grootheid kan afdalen in een heel simpel ritueel, in een woord van gebed of Tora. In zelfs de kleinste details van de Joodse wet kan die G’ddelijke grootheid gecomprimeerd worden, in een minuscuul fenomeen als een vlekje op een etrog, aldus onze Wijzen. De Tora omvat ieder wezen, iedere emotie, iedere gedachte, ieder geluid, alles in de schepping. Dit is de werkelijke vreugde van de Tora, de Tora van Soekot, waarin er ruimte is voor rein en onrein, goed en minder goed, voor Israël en de volkeren, voor de etrog (de geleerden) en de beekwilg (de simpelen), voor de sterren en voor de aarde hier beneden.

De soeka leert, dat de Tora het universele en het particuliere wonderlijk verenigt. Door de specifieke structuur van het soeka-gebouwtje en de ruimte die het sechach (bedekking van de loofhut) openlaat, kunnen wij de sterren bereiken!

Een te hoge soeka

De Talmoed legt naar aanleiding van de pasoek (vers): „Opdat jullie (toekomsti­ge) generaties zullen weten dat Ik de Israëlieten in Soekot (hutten) heb laten wonen toen Ik hen uitvoerde uit Egypte” (Lev. 23:43) uit, dat alleen iemand die in een soeka (loofhut) zit die lager is dan 20 el (10 meter) zijn mitswa (plicht) vervult maar wanneer men in een soeka zit die hoger is dan 20 el (10 meter) men zijn mitswa niet vervult. Maar waarom niet? We kunnen moeilijk menen, dat wanneer men in een te hoge soeka zit, wij niet weten, dat wij in een soeka zitten!

 Extra dimensie

Kennelijk gaat het om een extra dimensie van bewustzijn. Wanneer het sechach (de loofbedekking) buiten ons gezichtsveld valt, missen wij de extra dimensie van het fysieke zien.

Hetzelfde geldt voor de pasoek (vers) “U zult het vandaag weten en het u ter harte nemen dat HaSjeem (G’d) in de Hemel boven is en op aarde beneden” (Deut. 4:39). Ook hier wordt de term `weten’ gebruikt voor ons bewustzijn. Onze Wijzen (Chazal) leggen ons uit, dat het hier om een zeer sterk besef gaat, dat gelijk staat aan fysiek waarnemen. Dit heet in de traditionele literatuur `emoena choesjiet’, een tastbaar geloof.

Hoewel iedere wereldburger geacht wordt in G’d te geloven – dit is een van de zeven universele Noachidische geboden – geldt voor Am Jisraeel, dat ons geloof zo sterk is, dat we als het ware constant met het Opperwezen in gesprek zijn. Het is het gevoel werkelijk direct voor G’d te staan in elk woord, dat wij uiten. Wanneer wij de beracha `asjer jatsar’ zeggen moeten wij doordrongen raken van het feit, dat Hasjeem ons assisteert in al onze lichamelijke functies. Wij beseffen, dat HaSjeem ieder moment       bij ons aanwezig is.

De Soeka is uniek in het feit, dat het een van de weinige mitswot (geboden) is waar de hele mens ingaat. Het symboliseert het besef, dat Hasjeem onze dagelijkse partner is. Deze harde overtuiging ligt aangeduid in een meningsverschil in traktaat Soeka (11b). Rabbi Elië­zer zegt dat het woord soekot (loofhutten) de wolken zijn van de G-ddelijke Heerlijkheid, waarmee HaSjeem onze voorvaderen in de woestijn omhulde, zodat zij be­schermd waren tegen de hitte en de zon.

Maar Rabbi Akiwa meent dat het echte hutten waren die de Joden voor zichzelf maakten ter bescherming tegen de zon, wanneer zij zich ergens legerden.

De halacha (Joodse wet) volgt de mening van Rabbi Elië­zer. De wolken van de G-ddelijke Majesteit begeleiden ons feitelijk altijd en overal, 24/7 !

 Jaarlijkse reiniging leidt tot flexibiliteit en duurzaamheid

De louterende werking van de Sjechina rondom leidt tot de grote vreugde van Soekot, zeman simchatenoe, de tijd van onze vreugde. De extra vreugde is een vervolg op de kwijtschelding van onze zonden gedurende de Hoge Feestdagen (vgl. Soeka 53a en Rambam Loelav 8:12).

Er bestaat geen grotere vreugde dan niet te kort te schieten of eenmaal tekort geschoten hiervoor vergeven te worden. Mark Twain verbaasde zich over de eeuwigheid van Am Jisraeël. Die wordt veroorzaakt door onze jaarlijkse reiniging tijdens Rosj Hasjana en Jom kippoer.

Maar er is meer nodig voor de ware Simchat Tora, de echte Vreugde met de Wet. Op Simchat Tora lezen we de Tora uit. We lezen de laatste stukken van het vijfde boek van de Tora, Dewariem (Deuteronomium) voor.

Aan het einde van het boek Dewariem dankte G’d Mosje voor het breken van de Loechot, de stenen Tafelen. Hasjeem (G’d) gaf hem een sjkoich (dank) voor iets dat erg moeilijk was voor Mosje. Misschien was dit wel de aller moeilijkste opgave voor Mosje Rabbenoe: het breken van de Stenen Tafelen. Maar juist door de Tafelen te breken ontsteeg hij al zijn aardse beperkingen en toonde hij wat het Jodendom werkelijk voor hem betekende. Ook voor ons is dit een les. Mosje besloot: “Afgoderij is volslagen verkeerd!”. Mosje was bereid om zijn grote levensproject, de Tora aan gruzelementen te gooien en volledig opnieuw te beginnen.

Wat was er gebeurd?

Snelle daling

Mosje brak de Tafelen toen het volk voor het gouden kalf danste. Hoe was het mogelijk, dat het volk zo vlak na de grote wonderen bij de uittocht uit Egypte weer zo snel kon vervallen tot afgoderij? Kennelijk kunnen zelfs de grootste wonderen de menselijke natuur niet veranderen. Het kost veel tijd en inspanning om oude gewoonten en bijgeloofjes af te leren en nieuwe gedragsvormen en – normen te laten inslijten. Terwijl Rasjie meent dat het gouden kalf werkelijk afgoderij was, stellen de meeste verklaarders echter dat dit niet het geval was. Dit verklaart waarom er relatief maar zo weinig slachtoffers vielen. Maar wat was er dan wel aan de hand? Rav J. Nachsjoni geeft verschillende ideeën.

 Focuspunt

Volgens Rabbi Jehoeda Hallevi (13e eeuw) was het gouden kalf niet werkelijk afgoderij. Het volk zocht eigenlijk meer een punt om zichzelf op te concentreren. De gebeden en offers zouden op G’d gericht blijven maar men zocht hierbij een aardse verankering, een fysieke focus om zich op te concentreren. Het volk kon zich alleen op een bepaalde plaats of bij een concrete vorm concentreren, omdat het G’ddelijke in de wereld hen te abstract was. Daarom meenden de makers van het gouden kalf dat ze iets tastbaars moesten hebben om hun gevoelens op te richten. Tegenwoordig spreekt deze wens ons niet meer zo aan, omdat ons begrippenapparaat veranderd is. Toch zijn wij ook tegenwoordig nog niet helemaal vergeestelijkt. Ook wij richten onze gebeden op de Hemel terwijl het uitspansel slechts een materieel fenomeen is.

 Beeldverbod

Het gouden kalf was niet zozeer een opstand tegen G’d maar eerder ongehoorzaamheid aan het beeldverbod. De joden wisten van de Cherubijnen op de Aron haKodesj – de Heilige Arke – in het Allerheiligste vertrek van de Misjkan (Tabernakel) en meenden daarom, dat het ook geoorloofd was om zelf een beeld te maken. Aharon leek een beetje toe te geven aan de wens van het volk. Niet omdat hij bang was om zich te verzetten en desnoods te sterven voor het geloof – afgoderij is nu eenmaal één van de drie hoofdzonden waarvoor men het leven moet geven – maar omdat hij de volkswens om de godsdienst te concretiseren en meer grijpbaar te maken niet als een halszaak ervoer. Hun hart en intentie bleef immers gericht op G’d. Daarom zei Aharon ook: “Morgen is er een feest voor HaSjeem!”. Inhoudelijk zou het jodendom gelijk blijven.

Volgens de Ibn Ezra (12e eeuw) lag de fout voornamelijk hierin, dat zo de deur werd opengezet voor zwakkelingen, die het verschil tussen vorm en inhoud niet aankonden. Het beeld zou zo tot god worden. Het gevaar lag in de verdinglijking van de religie, in de verbeelding van het G’ddelijke.

Een belangrijke les voor onze tijd. Ook wij neigen ertoe om te veel waarde te hechten aan allerlei uiterlijkheden – alsof het ware jodendom daarvan afhankelijk is. G’d wil het hart – hoewel er bepaalde voorschriften met duidelijke vormen voorgeschreven blijven. Combinatie van vorm en inhoud, dat is het jodendom!

 Dank voor Mosje

Volgens de Mesjech Chogma wilde Mosjé Rabbenoe met het breken van de Stenen Tafelen duidelijk maken dat geen enkel voorwerp uit de materiele wereld onvoorwaardelijk heilig is. Hoewel de Stenen Tafelen waren gegraveerd met G’ddelijk schrift kenden ook zij geen authentieke, intrinsieke kedoesja. De Stenen Tafelen waren slechts heilig omdat dit een gave G’ds was om het Joodse volk te verheffen. Maar toen zij ontrouw werden vlak na de Tora-wetgeving en een gouden kalf maakten, bleek hun niveau van kedoesja maar zeer gering. De Stenen Tafelen ontleenden hun heiligheid aan de G’ddelijke opdracht die bedoeld was voor de mens.

Wanneer de mens niet voldoet aan de opdracht, verliest ook het geschenk uit de Hemel – de Stenen Tafelen – zijn gewijde status. Toen Mosjé dicht bij het kamp kwam en zag dat het volk rond het gouden kalf danste, zag hij in, dat hun begrip van de interactie tussen G’d en de wereld dusdanig verkeerd was, dat hij de Stenen Tafelen uit zijn handen op de grond gooide en brak.

Wanneer Mosjé de Stenen Tafelen in die vernederende situatie toch zou hebben overhandigd aan het Joodse volk, hadden ze Stenen Tafelen in plaats van een gouden kalf aangenomen maar hun fundamentele denkfout zouden ze niet hebben opgemerkt. Verdinglijking van heiligheid is niet de Joodse benadering. Toen Mosjé de Stenen Tafelen brak, beseften zij hoe ver ze nog verwijderd waren van het werkelijke doel van de Tora.

 Audiovisuele les

Hasjeem was Mosjé dankbaar voor deze keiharde audiovisuele les. G’d bekrachtigde het oordeel van Mosjé, dat dit noodzakelijk was, en hij zei hem: “Sjkoich – Hartelijk dank Mosjé, dat jij de Stenen Tafelen kapot gegooid hebt” (B.T. Jewamot 62a). De Talmoed (B.T. Sjabbat 87a) zegt dat Mosjé als volgt redeneerde: ‘Als de Tora al over het Pesach-offer zegt dat een afvallige er niet van eten mag, terwijl het Pesach-offer slechts één van de 613 geboden is, dan mag het Joodse volk, dat nu – door de afgoderij – de hele Tora ontkent, toch zeker niet de hele Tora – samengevat in de Tien Geboden – aangereikt krijgen’.

Discussie met Aharon en de ouderen

Het verbrijzelen van de Stenen Tafelen was overigens geen sinecure. Het lijkt erop, dat Mosjé Rabbenoe ze gewoon op de grond gooide uit woede maar niets is minder waar. Volgens de Midrasj ging hier een hele discussie en een handgemeen aan vooraf: Mosjé Rabbenoe aan de ene kant en Aharon en de zekeniem (ouderen) aan de andere kant. De discussie verliep heftig. Mosjé claimde dat de Joden als aanbidders van een gouden kalf de Tora niet waard waren. Maar Aharon, zijn broer, en de zeventig oudsten waren het daar totaal niet mee eens. Hun onenigheid ging zelfs zo ver, dat zij hem vast pakten en probeerden te voorkomen dat hij de Stenen Tafelen op de grond zou gooien.  Mosjé was echter sterker, zowel geestelijk als lichamelijk. Mosjé’s vastbeslotenheid is moeilijk te begrijpen.

Natuurlijk hadden Aharon en de oudsten gelijk. De Tafelen waren het handschrift van G’d Zelf! Hoe reageren wij als een Sefer Tora, waarvan er – baroech HaSjeem – honderdduizenden zijn, dreigt te vallen? Aharon en de oudsten protesteerden: “Oké, de Joden zijn fout met dat buigen voor het Gouden Kalf. Maar daarvoor hoef je de Tafelen nog niet kapot te slaan. Eenmaal een fout betekent niet altijd verkeerd. Misschien doen zij Tesjoewa en hebben ze spijt van deze afgoderij!

Aharon en de oudsten lijken gelijk te hebben. Door de Tora kunnen ze juist gemotiveerd worden om tot inkeer te komen. Zeker tegenwoordig zijn we getuige van vele mensen, die uiteindelijk terugkeren naar het Jodendom hoewel ze er totaal niet mee opgevoed zijn. Kon die kans de Joden in de woestijn ook niet geboden worden? Waarom dacht Mosjé dat de Joden niet door ‘het licht van de Tora’ zouden kunnen terugkeren tot het ware monotheïsme?

Mosjé meende dat dit onhaalbaar was. Toen de Joden over het Gouden Kalf zeiden ‘dit is uw G’d, o Israël’, knapte er iets bij Mosjé. Wanneer men afgoderij Jodendom noemt, meende Mosjé, is er geen weg terug meer. Dit was een totale perversie van de Tora. Mosjé nam een drastische stap en G’d accordeerde zijn destructieve daad. De Talmoed leidt hier uit af dat soms een drastische stap nodig is om het volk weer op het rechte pad te krijgen.

Dit is de ware Simchat Tora. De Tora is revolutionair. Soms moeten we ons hele leven omgooien en weer een nieuwe start maken. De meeste mensen kunnen geen fouten toegeven en veranderen. Zeker niet wanneer het gaat om hun life-style. Maar dat is wel de ware Tora…

Ik wens u allen een gut jom tov!

(gebaseerd op Rav Wolbe on Chumash van Rabbi Yitzchak Catan, een Derasha van Rav Frand in Amsterdam en Hagot Beparsjiot HaTora van Rav J. Nachsjoni)

Reacties zijn gesloten.