De vrijheid verdedigen

Lord Jonathan Sacks, em. opperrabbijn

En je zult het je kind op die dag uitleggen: ‘Het is om hetgeen de Eeuwige voor mij gedaan heeft toen ik vrij heenging uit Egypte’.”

Dit was het ogenblik waarop zij hadden gewacht gedurende meer dan tweehonderd jaar. De Israëlieten, slaven in Egypte, stonden op het punt om vrij heen te gaan. Tien plagen hadden het land geteisterd. Het volk was het eerste om dit te begrijpen; Farao was de laatste. G-d stond aan de kant van de vrijheid en de menselijke waardigheid. Je kunt geen natie bouwen, hoe sterk je politie en leger ook zijn, om sommigen als slaaf te houden ten bate van anderen. De geschiedenis keert zich tegen je, zoals het dat heeft gedaan tegen iedere tirannie die de mensheid heeft gekend.

En nu was de tijd aangebroken. De Joden stonden op het punt van hun verlossing. Mosjé, hun leider, bracht ze tezamen en bereidde zich voor om zich tot hen te richten. Wat zou hij gaan zeggen bij deze kritieke situatie, de geboorte van een volk? Hij had over veel zaken kunnen spreken. Hij had kunnen spreken over vrijheid, het verbreken van hun ketens en het einde van de slavernij. Hij had kunnen spreken over de bestemming waar ze op het punt stonden om naar toe te reizen, het “land vloeiende van melk en honing”. Of hij had een somberder thema kunnen kiezen: de reis die voor hen lag, de gevaren die ze het hoofd zouden hebben te bieden: wat Nelson Mandela noemde “de lange mars naar de vrijheid”. Elk ervan had de rede kunnen zijn van een grote leider die een historisch moment voelt in de bestemming van Israël.

Mozes deed geen van deze dingen. In plaats daarvan sprak hij over kinderen en de verre toekomst en de plicht om de herinnering door te geven aan nog ongeboren generaties.

Drie keer wendt hij zich tot dit thema:


En als jullie kinderen jullie vragen: ‘Wat bedoelen jullie met deze rite?’ zul je zeggen… (Sjemot/Exodus 12:26-27)


En je zult het je kind op die dag uitleggen: ‘Het is om hetgeen de Eeuwige voor mij gedaan heeft toen ik vrij heenging uit Egypte’ (Sjemot/Exodus 13:8)


En wanneer je kind in de toekomst je dan zal vragen door te zeggen: ‘Wat betekent dit?’ dan zul je tegen hem zeggen… (Sjemot/Exodus 13:14)

Op het punt om hun vrijheid te verkrijgen werd tegen de Israëlieten gezegd dat zij een volk van onderwijzers moesten worden. Dat was het wat Mosjé niet slechts tot een groot leider maakte, maar tot een uniek iemand. Wat de Tora leert is dat vrijheid niet op het slagveld wordt gewonnen, noch in de politieke arena, noch in de rechtbanken, nationaal of internationaal, maar in de menselijke verbeelding en in de menselijke wil. Om een land te verdedigen heb je een leger nodig. Maar om een vrije maatschappij te verdedigen heb je scholen nodig. Je hebt gezinnen en een onderwijssysteem nodig, waarin idealen van de ene generatie aan de volgende worden doorgegeven en die nooit verloren gaan of waarvan de hoop wordt opgegeven of van zijn glans beroofd. Aldus werden Joden het volk waarvan de passie opvoeding was, scholen hun triomfbogen en leraren de echte helden.

Het resultaat was dat tegen de tijd dat de Tweede Tempel werd vernietigd de Joden ‘s werelds eerste systeem van een algemeen verplicht onderwijs hadden opgezet, hetgeen betaald werd uit openbare fondsen:

Herinner ten goede de man Jehosjoea ben Gamla, want zonder hem zou de Tora uit Israël vergeten zijn. Aanvankelijk werd een kind door zijn vader onderwezen en als gevolg daarvan bleven wezen zonder onderricht. Toen werd er besloten dat onderwijzers voor kinderen zouden worden aangesteld in Jeruzalem en een vader (die buiten de stad woonde) zou zijn kind daar naartoe brengen om hem te laten onderwijzen, maar de wees bleef nog steeds zonder onderricht. Toen werd er besloten om onderwijzers in elk district aan te stellen en jongens in de leeftijd van zestien en zeventien werden onder hun hoede geplaatst; maar wanneer de onderwijzer boos was op een leerling, ging hij rebelleren en verdween. Tenslotte kwam Jehosjoea ben Gamla die instelde dat onderwijzers in elke provincie en in elke stad zouden worden aangesteld, en kinderen in de leeftijd van zes of zeven onder hun hoede zouden worden geplaatst. (Baba Batra 21a)

Algemeen verplicht onderwijs werd in Engeland pas in 1870 en in Nederland pas in 1900 ingesteld, en dat als uitvloeisel van de industriële revolutie.

De ernst die de geleerden aan onderwijs hechtten kan afgemeten worden aan de volgende twee passages:

Indien een stad geen voorziening heeft gemaakt voor onderwijs aan de jongeren dan worden zijn inwoners onder een ban geplaatst, totdat er onderwijzers in dienst zijn genomen. Indien zij deze plicht blijvend verwaarlozen wordt de stad geëxcommuniceerd, want de wereld overleeft alleen maar door de verdienste van de adem [uit de mond] van schoolkinderen.

(Maimonides, Hilchot Talmoed Thora 2:1)

Rabbi Jehoeda haNasi zond R. Chiya, R. Issi en R. Ami op een missie door de steden van Israël om in elke plaats leerkrachten aan te stellen. Zij kwamen bij een stad waar geen leraren waren. Ze zeiden tegen de inwoners: “Breng ons de verdedigers van de stad.” Ze brachten hen de militaire wacht. De rabbijnen zeiden: “Dit zijn niet de beschermers van de stad maar zijn vernietigers.” “Wie zijn dan de beschermers?” vroegen de inwoners. Zij antwoordden: “De leraren.” (Jeroesjalmi Chagiga 1:6)

Geen ander geloof heeft een grotere waarde aan het leren gehecht. Niemand heeft het een hogere positie gegeven op de schaal van gemeenschappelijke prioriteiten. Vanaf het begin wist Israël dat vrijheid niet gecreëerd kan worden door wetgeving, noch kan het geschraagd worden door politieke structuren alleen. Zoals de Amerikaanse rechter Judge Learned Hand (1872-1961) het stelde: “Vrijheid bevindt zich in de harten van mannen en vrouwen; wanneer het daar sterft kan geen grondwet, geen wet, geen rechtbank het redden.” Dat is de waarheid uitgedrukt in een opmerkelijke exegese die door de wijzen werd gegeven. Zij baseerden het op de volgende pasoek inzake de Stenen Tafelen die Mosjé op de berg Sinai ontving:

De platen waren het werk van G-d; het schrift was het schrift van G-d, ingegrift [charoet] op de platen (Exodus 32:16)

Zij herinterpreteerden het als volgt:

Lees niet charoet, ingegrift, maar cheroet, vrijheid, want niemand is zo vrij als degene die zich bezig houdt met de studie van de Tora (Misjna Awot 6:2)

Wat zij bedoelden was dat indien de wet gegrift is in de harten van de mensen, dan hoeft zij niet afgedwongen te worden door de politie. Ware vrijdom – cheroet – is de mogelijkheid om zichzelf in de hand te houden zonder door anderen daartoe gedwongen te worden. Zonder het vrijwillig accepteren van een morele code en ethische beperkingen wordt vrijheid losbandigheid en de maatschappij zelf een slagveld van tegenstrijdige instincten en verlangens.

Dit idee, beslissend in zijn implicaties, werd voor het eerst verwoord door Mosjé in zijn boodschap aan de verzamelde Joden. Hij vertelde ze dat vrijheid meer is dan een ogenblik van politieke triomf. Het is een voortdurende poging, door de eeuwen heen, om diegenen die na ons komen te leren over de strijd die onze voorouders streden en waarom, zodat mijn vrijheid nooit ten koste gaat van die van jou of ten koste van iemand anders. Dat is waarom we tot op heden op Pesach matzes eten, het ongezuurde brood der ellende, en maror, de bittere kruiden van de slavernij, om de scherpe smaak van de pijn te herinneren en om nooit verleid te worden om anderen pijn te doen.

Het oudste en meest tragische verschijnsel in de geschiedenis is dat imperia die eens over de smalle wereld stapten als een kolos uiteindelijk verschrompelen en verdwijnen. Vrijheid wordt individualisme (“iedereen deed wat in zijn eigen ogen goed was”, Richteren 21:25), individualisme wordt chaos, chaos wordt de zoektocht naar orde en de zoektocht naar orde wordt een nieuwe tirannie die zijn wil oplegt door het gebruik van macht. Wat dankzij de Tora Joden nooit vergaten is dat vrijheid een nooit eindigende inspanning is van onderricht, waarin ouders, leraren, huizen en scholen allemaal partners zijn in de dialoog tussen de generaties. Het leren, talmoed Tora, is juist het fundament van het Jodendom, de behoeder van onze erfenis en hoop. Dat is waarom de traditie aan Mosjé de grootste eer bewees, toen ze hem niet ‘onze held’, ‘onze profeet’ of ‘onze koning’ noemde. Zij noemde hem eenvoudig Mosjé Rabbenoe, Mozes onze leraar. Want het is in de arena van het onderwijs dat de strijd voor de goede maatschappij wordt verloren of gewonnen.

Reacties zijn gesloten.