Parsja Wa-etchanan 5779

Dewariem/Deuteronomium 3:23-7:11

Midden in de Tien Geboden staat – bijna als een scharnier waarom zeer veel draait – het bekende gebod “Eer uw vader en uw moeder…opdat u lang zult leven en het u goed zal gaan op de aarde, die G’d u geeft” (Dewariem 5:16).

De voortschrijdende rationalisering van het leven laat weinig ruimte voor aandacht voor de oudere generatie: onze economiegeconcentreerde, prestatiegerichte opvoeding laat weinig heel van de praktische beleving van dit vijfde gebod dat non-productief lijkt en niet in termen van het Bruto Nationaal Product kan worden uitgedrukt. Toch raakt eerbied voor ouders de fundamenten van onze religie. Het confronteert ons met de boodschap van het verleden, de zin van onze traditie voor de toekomst. Veel van de educatieve problemen, waarvoor vele jonge ouders zich tegenwoordig gesteld zien, wortelen in een onjuiste interpretatie van dit gebod.

Centrale plaats: overgang

De wederzijdse verantwoordelijkheid tussen ouders en kinderen – samengevat in de hechte familieband, die het jodendom in de loop der eeuwen kenmerkte – heeft altijd centraal gestaan in de joodse ethiek. Het feit, dat dit opgenomen staat in de Tien Geboden getuigt van het eminente belang hiervan. De strategische positie binnen de Decaloog is opmerkelijk. Het vijfde gebod vormt de overgang tussen de eerste vier geboden, die de relatie tussen God en mens regelen en de laatste vijf geboden, die de intermenselijke relaties beheersen. De traditie leert ons, dat de eerste vijf geboden en de laatste vijf op aparte Tafelen beschreven stonden. Daarmee gaven de Wijzen aan, dat de Tien geboden twee verschillende systemen bevatten. Kibboed Aw waEem werd opgenomen in de eerste categorie. Dit is op het eerste gezicht onbegrijpelijk. Kibboed Aw waEem regelt bij uitstek een relatie tussen mensen; Kibboed Aw waEem overbrugt de generatiekloof, een aangelegenheid, die weinig verband houdt met de invulling van de relatie tot God.

Dankbaarheid de wetsgrond?

Wat vormt de achtergrond van het gebod van Kibboed Aw waEem? Heeft God dit alleen voorgeschreven aan de kinderen om hen hiermee te wijzen op de dankbaarheid, die zij hun ouders verschuldigd zijn voor de moeite, die zij zich getroosten om hen op de wereld te zetten en groot te brengen, te kleden en te voeden tot het moment waarop zij hun eigen vleugels kunnen uitslaan? Dankbaarheid is inderdaad een eigenschap, die binnen het jodendom hogelijk gewaardeerd wordt. Steun voor deze interpretatie van het gebod van Kibboed Aw waEem is te vinden binnen de joodse traditie. De midrasj benadert Kibboed Aw waEem in deze zin en schetst het beeld van een kind, dat zijn vader beledigt. De midrasj vervolgt met een terechtwijzing: `Besef je wel wie je beledigt? Je vernedert je vader! Hoeveel heeft hij niet aan je gewerkt, hoeveel moeite heeft hij niet in je geïnvesteerd?’.

Hoezeer deze uitleg ouders, die nachtenlang opzitten om hun zieke kinderen te verzorgen, moge aanspreken, niettemin vult deze uitleg slechts één aspect van het gebod van Kibboed Aw waEem in. Het kind zou kunnen tegenwerpen, dat hijzelf nooit om het leven gevraagd heeft. Rabbenoe Bachja ibn Pakoeda (11e eeuw) werpt nog meer tegenargumenten op: `de mate van dankbaarheid, die wij onze weldoeners verschuldigd zijn, is rechtstreeks afhankelijk van de intentie om ons te helpen…als ons iets goeds overkomt zonder dat de weldoener ons beoogt te bevoordelen, zijn wij hem geen dank verschuldigd’. Rabbenoe Bachja vervolgt met de stelling dat de motieven van de ouders bij het voortbrengen van nageslacht egoïstisch en egocentrisch zijn. Zelfs de bescherming en opvoeding die de ouders hun kinderen bieden ziet hij slechts als een uiting van een aangeboren ouderinstinct, waarbij dankbaarheid nu niet direct op zijn plaats is. Niemand heeft om het leven gevraagd en leven – als het eenmaal is geschonken – is een twijfelachtige gunst.

Relatieversterkend?

Maar waarop is eerbied voor ouders dan wel gebaseerd? Werd dit gebod gegeven als stabilisator voor de relaties binnen het gezin? Dient het wellicht uiteindelijk om de stabiliteit van de maatschappij te bevorderen omdat wij ervan uitgaan, dat het gezin of de familie de bouwstenen vormen van een evenwichtige maatschappij? Deze visie op eerbied voor ouders sluit inderdaad aan op de uitleg van onze middeleeuwse commentatoren en lijkt zelfs direct aangeduid te worden in het vers: `Eer uw vader en uw moeder opdat U lang zult wonen in het land Israël…’

Maimonides (1135-1204, Egypte) lijkt deze denktrant te volgen in zijn rubricering van de geboden. `Sommige geboden – zo stelt hij in zijn commentaar op de Misjna – zijn gericht op het bestendigen van de band tussen mens en medemens, zoals de verboden tegen diefstal, bedrog, haat, wraak, het gebod de naaste lief te hebben en het eren van de ouders’. Uit zijn woorden klinkt het maatschappelijk belang van een hechte band tussen ouders en kinderen. In zijn `Gids voor de verdoolden’ zegt hij dit ook expliciet: `Hij die zijn vader of moeder slaat, ondermijnt de familiesamenhang, het fundament van de staat’. Staatsmacht staat en valt met onderwerping aan autoriteit en het eerste leren-aanvaarden van autoriteit vindt plaats binnen het gezin. Maar ook deze interpretatie belicht slechts één kant van de medaille.

Behoud van de traditie

Een volledig beeld van de implicaties van Kibboed Aw waEem krijgt men pas na raadpleging van de opvattingen van andere commentatoren, die zich over deze problematiek hebben gebogen. Deze aanvulling kan men vinden in de interpretaties van de veertiende-eeuwse Rabbi Levi ben Gersjom en de vijftiende-eeuwse Hofrabbijn Don Jitschak Abarbanel. Beiden focussen hun interpretatie van Kibboed Aw waEem op het behoud van het traditionele jodendom. Kibboed Aw waEem wordt zo meer een middel dan een doel. Rabbi Levi Ben Gersjom zegt letterlijk, dat `respect voor de ouders ons ervan verzekert, dat de opeenvolgende generaties de lessen van hun voorouders zullen overnemen en zo de Tora in ere zullen houden’.

Abarbanel geeft het verband aan tussen de ouderlijke autoriteit en de aanhankelijkheid aan de traditie: `Kibboed Aw waEem is bedoeld om het aanzien van de joodse traditie, die de ouders zich hebben eigengemaakt, te verhogen zodat de kinderen erin zullen geloven en erop zullen vertrouwen. En daarom bevindt Kibboed Aw waEem zich binnen het kader van de eerste vijf geboden, die de relatie tussen mens en God regelen’. Respect voor de ouders, de primaire overdragers van het geloof, versterkt het respect voor de traditie, die zij uitdragen. Uiteindelijk wekt het een sfeer van gehechtheid aan de autoriteit van de traditie op. Kibboed Aw waEem vormt de bron voor generalisatie van een houding, die nodig is voor het behoud van de traditie. Het is een delen van waarden, het samenbeleven van een `Weltanschauung’, die de jongere generatie niet uit zichzelf kan genereren. De samenloop in onze moderne maatschappij van het verwerpen van de ouderlijke autoriteit en het ontstaan van allerlei nieuwe cultuurvormen is zeker niet toevallig.

Drie compagnons

Zo kunnen we ons ook inleven in een problematische Talmoed-passage (B.T. Kiddoesjien 30b): `Onze Wijzen hebben voorgeleerd: Drie compagnons werken samen bij de mens: God, de vader en de moeder. Wanneer iemand zijn ouders eert, zegt God: `Ik reken het hen aan alsof Ik tussen hen woon en zij Mij eren’ en wanneer een kind zijn ouders verdriet doet, zegt God: `Ik heb er goed aan gedaan niet tussen hen te wonen, want zou Ik dit wel gedaan hebben dan zouden zij ook Mij verdriet hebben gedaan’.

Een moeilijk te bevatten uitspraak: dat de mens zijn fysieke bestaan te danken heeft aan zijn ouders en zijn spirituele leven aan God moge duidelijk zijn. Maar wat betekent de frase `als iemand zijn ouders eert, reken Ik het aan alsof Ik tussen hen woon en zij Mij eren’? Wie zijn die `zij’ in het meervoud? Hiervoor werd slechts gesproken over een kind in het enkelvoud. En wat betekent het, dat God opeens met terugwerkende kracht niet meer bij de ouders gewoond heeft indien blijkt, dat het kind zijn ouders verdriet aandoet?

Voortzetters van de traditie

Tegen de achtergrond van de inzichten van Rabbi Levi ben Gersjom en Abarbanel wordt de bedoeling van deze Rabbijnse uitspraak duidelijk. Als ouders hun rol als overbrengers van de traditie naar de letter en de geest van de Tora vervullen, zal het kind respect kunnen opbrengen zowel voor de inhoud van de boodschap als voor de dragers van de traditie. Falen de ouders hierin en verwerpt het kind de traditie – en dit is het grootste verdriet voor zijn gelovige ouders – dan blijkt met terugwerkende kracht dat zijn ouders op de een of andere manier wellicht laks, nalatig of onverschillig waren ten aanzien van de essentiële en cruciale rol, die de Tora hun heeft toebedeeld. Dan kan God met recht verklaren, dat het hele gezin – de ouders inclusief – Hem verworpen heeft; niet alleen nu, wanneer het kind groot is geworden en zijn eigen weg gekozen blijkt te hebben maar reeds eerder, toen hij klein was. Want nu blijkt, dat zij zich reeds toen niet optimaal hebben ingezet. `Wonen’ betekent regelmatig aanwezig zijn. Nu het kind de verkeerde kant opgaat, blijkt God in het desbetreffende gezin nooit werkelijk gewoond te hebben!

Waardencontinuüm

Ouders zijn aan God gebonden in een waardencontinuüm, dat het gezinsleven de waardigheid, die het toekomt, verschaft. Ouders en God zijn inderdaad compagnons in de mens. De Talmoed stelt niet, dat er medewerking van drie kanten nodig is voor een gezonde baby; dat is een algemeen bekend feit. De Talmoed is hier niet beschrijvend doch normatief aan het woord: een mens is pas een ‘Mensch’ wanneer de goddelijke traditie in hem doorwerkt via zijn ouders. De Talmoed spreekt niet op fysiek niveau doch op spiritueel niveau; de Wijzen zagen de formatie van de mens niet als een eenmalige gebeurtenis maar als een constante doordringing van de drie componenten, die zijn leven bepalen.

Zo wordt ook een opmerking uit de midrasj duidelijk: de Tora vertelt hoe de vrouw van Potifar haar dienaar Joseef probeert te verleiden. Joseef wijst haar af maar zijn weerstand brokkelt af. Op een bepaald moment dreigt hij te zwichten voor de wensen van de vrouw van zijn baas; op dat moment, zo vertelt de midrasj, ziet hij het gezicht van zijn vader – en volgens een andere versie het gelaat van zijn ingetogen moeder Racheel – en weet hij zich te bedwingen. Hoe kon Joseef zo plotseling van gedachten veranderen en niet toegeven aan zijn gevoelens? Was hij bang voor een pak slaag van zijn vader? Zeker niet! Ja’akov kon zijn vaderrol ook op afstand in tijd en plaats waarmaken omdat hij te allen tijde het levende voorbeeld van een waarachtig jodendom was geweest en dit op geen enkel moment had verzaakt. Respect voor de tradent en respect voor de traditie gaan hand in hand!

Traditieversterkend

Vanuit deze optiek worden verschillende parameters van de mitswa – het gebod – van Kibboed Aw waEem veel begrijpelijker. Met name in onze tijd vragen velen zich af hoe zij Kibboed Aw waEem moeten opvatten bij een conflict tussen ouderlijke wensen en Tora-geboden. De halacha is hierin zeer duidelijk: de imperatieven van de Tora gaan voor. Een extreem voorbeeld: de ouders willen dat hun zoon in synagoge A dawwent (bidt) maar hij vindt dat hij in synagoge B zich beter kan concentreren. De zoon mag kiezen voor synagoge B, tegen de zin van zijn ouders in.

Waarom? Omdat bidden – zo legt Rabbi Chaïm Brisker (19e eeuw) uit – staat en valt met de aandacht, die men heeft. Omdat Kibboed Aw waEem alleen gegeven is om de jodendomsbeleving te versterken, vervalt het dwingende karakter hiervan in het geschetste geval. Een ander, veel voorkomend conflict speelt in de huwelijkssfeer: de zoon wil een vrouw trouwen, die de ouders om puur persoonlijke redenen totaal niet wensen. De befaamde dertiende-eeuwse Rabbi Sjlomo ben Adret staat een dergelijk huwelijk expliciet toe. Hij verwerpt zelfs het argument, dat de ouders niet tegen de vervulling van het gebod van huwen per se zijn maar alleen tegen deze huwelijkskandidaat met het tegenargument, dat uit de Talmoed blijkt dat echtelieden voor elkaar door de Hemel bestemd zijn. Nu de ‘natuurlijke gang van zaken’ deze mensen bij elkaar heeft gebracht, past het ouders niet hierin tussenbeide te komen. De vijftiende eeuwse Rabbi Joseef Kolon gaat hierin nog verder: in zijn visie is het gebod om te huwen en kinderen groot te brengen meer dan alleen een fysieke handeling; hij citeert de Talmoed, waarin een man wordt aangespoord alleen een vrouw te huwen tot wie hij zich aangetrokken voelt.

Nog een kort voorbeeld van en veelvoorkomend gewetensconflict voor kinderen: de ouders zijn niet ‘on speaking terms’ met een oom of tante. Hun dochter besluit op een gegeven moment de familiebanden aan te halen. Haar ouders verbieden haar dit. Rabbenoe Asjeer (1250-1327) stelt dan: `Een vader, die zijn kinderen opdraagt iemand te haten, heeft niet het recht de Tora-wet te schenden’.

Binnen de context

Kibboed Aw waEem fungeert dus slechts binnen de context, waarin het gegeven is. Uit zijn context gerukt, betekent het misbruik van ouderlijke macht. De door de Tora erkende bevoegdheden mogen nooit tegen de Tora-wet zelf aangewend worden. De Tora formuleert gewenst gedrag bijna altijd in termen van verplichtingen en vrijwel nooit in termen van rechten. De plicht de ouders te eren vormt de keerzijde van de plicht voor de ouders het authentieke jodendom onveranderd en zonder compromissen door te geven. De technische term hiervoor is chinoeg, dat wij plegen te vertalen als opvoeding. Deze vertaling is onvolledig, dus onjuist en verwarrend. Want er bestaat een hemelsbreed verschil tussen opvoeding in het seculiere begrippenkader en chinoeg binnen de joodse gedachtenwereld. Chinoeg heeft een totaal andere connotatie. Bij dit onderscheid maak ik mij schuldig aan oversimplificatie. Ik doe dit bewust omdat ik de tegenstellingen zo duidelijk mogelijk wil aangeven.

Religieuze versus profane opvoeding

Opvoeding in een seculiere wereld is in principe egocentrisch en maatschappijgericht. De belangrijkste opdracht voor de ouders luidt hierbij: `hoe zorgen we ervoor, dat ons kind een gerespecteerde plaats in de maatschappij verovert?’. Kinderen moeten goede manieren leren, met mes en vork eten, niet vloeken, met twee woorden spreken, zich niet vies maken, zich netjes gedragen tegenover ouderen, sociaal kunnen omgaan met hun leeftijdgenootjes en goede cijfers halen op school. Later moeten de kinderen een goede en bij voorkeur lucratieve baan kunnen krijgen en zoveel sociale vaardigheden hebben verworven, dat ze gerespecteerd zullen worden door hun medemensen. Het is egocentrisch omdat het er hierbij voornamelijk gaat om de vraag `Hoe lukt het mijn kind om zoveel mogelijk voordeel aan de wereld te ontlenen’. Chinoeg echter is voornamelijk theocentrisch, religieus en Godgericht en in onze seculiere omgeving eerder gericht tegen de maatschappij dan op de maatschappij. Chinoeg richt zich voornamelijk op ons wezen en niet op maatschappelijk succes. Het gaat in eerste instantie om de individuele religieuze ontplooiing.

Serieuze toewijding staat hierbij centraal. En hieraan schort het nogal eens bij bijzonder veel ouders. Voordat men zijn kinderen kan opvoeden, moet men eerst zichzelf opvoeden. Zichzelf opvoeden betekent zichzelf constant observeren en rectificeren. Dat impliceert groeien in de religie, kwantitatief en kwalitatief. Welke ouders kunnen van zichzelf zeggen dat hun religieuze beleving van maand tot maand groeit en bloeit? Groeien veronderstelt veranderen. Wie durft zijn levensstijl te wijzigen? Na de adolescentie ligt het levenspatroon bij de meesten vast. Stilstand is achteruitgang en dat geldt met name binnen de religie. De grootste misdaad in de opvoeding is oppervlakkigheid.

Reacties zijn gesloten.