Dewariem/Deuteronomium 16:18-21:19
“En de rechters zullen goed onderzoeken en zie, is de getuige een valse getuige, heeft hij valselijk tegen zijn broer getuigd, dan zult gij hem doen zoals hij van plan was zijn broeder te doen. Zo zult gij het kwade wegruimen uit uw midden. En de overigen zullen horen en vrezen en ze zullen niet nogmaals als deze slechte daad in uw midden doen” (Dewariem 19:18-20).
De onbegrijpelijke wet van de valse getuigen
De Tora heeft het in bovenstaand citaat over het geval van twee getuigen, die een misdrijf hebben zien plegen of getuige waren van een lening. Zij getuigen voor het Beet Dien, de Joodse rechtbank over de strafrechtelijke of civielrechtelijke daad. Daarna komt een ander paar getuigen, die beweren, dat de eerste getuigen het misdrijf of de lening nooit gezien kunnen hebben omdat de eerste getuigen op het moment van de getuigenis op een andere plaats aanwezig waren dan zij beweerden. De Tora bepaalt dan, dat de eerste getuigen tot hetzelfde veroordeeld worden als hetgeen zij de gedaagde wilden op laten leggen door het Beet Dien.
De regelgeving omtrent de ediem zommiem (valse getuigen) heeft vele pennen in beweging gezet. Normaliter wordt een verdachte vrijgelaten bij tegenstrijdige getuigenverklaringen. Maar het geval waar de Tora hier op doelt – zo wordt in de Talmoed Makkot uitgelegd – is anders. Het tweede paar getuigen spreekt niet over de misdaad. Zij verklaren alleen dat de eerste getuigen nooit op de plaats van het misdrijf aanwezig konden zijn omdat ze door het tweede paar getuigen op een andere plaats werden gezien op het (beweerde) moment van het aanschouwen van de handeling. Het eerste paar getuigen wordt dan als vals aangemerkt en krijgt de straf die ze hadden willen opleggen aan hun slachtoffer, de verdachte. Wanneer zij de gedaagde tot betaling van 1000 euro hadden willen laten veroordelen, moeten zij nu met z’n tweeën 1000 euro betalen aan de gedaagde. Daar dit niet goed uit te leggen is, wordt dit een decreet van de Tora genoemd (gezerat hakkatoev).
De bekende Tora-commentator Rasjie (1040-1105) verklaart op de pasoek ‘dan zult gij hem doen zoals hij van plan was zijn broer te doen’ het volgende: “Zoals hij van plan was te doen en niet zoals hij gedaan heeft. Op grond hiervan zeggen de Chagamiem (Wijzen): “Hebben ze met hun getuigenis veroorzaakt dat de straf reeds voltrokken werd, dan worden ze niet tot dezelfde straf veroordeeld. Maar indien een valse getuigenis was afgelegd en het vonnis was uitgesproken maar niet voltrokken werd, dan krijgen zij zelf de straf die ze hem hadden willen opleggen!”. Alleen een complot smeden was strafbaar!
Alleen de samenzwering bestraft
Een moeilijk te begrijpen regel! Toch blijkt de uitleg van Rasjie zeer duidelijk uit de Tora-tekst zelf. Er staat zonder meer: “Dan zult u hem doen, zoals hij van plan was zijn broeder te doen”. Dit betekent dat valse getuigen alleen gestraft worden voor het samenzweren. Ze krijgen geen straf wanneer hun getuigenis daadwerkelijk tot de straf leidde (B.T. Makkot 5b). Er zijn verschillende verklaringen voor dit moeilijk te begrijpen voorschrift.
Groot risico – dus geloofwaardig
Zeer opmerkelijk is de uitleg van Rabbi Ja’akov Zwi Mecklenburg (19e eeuw). Allereerst maakt hij ons bewust van het feit dat het tweede paar getuigen grote risico’s loopt met hun bewering dat de eerste getuigen in Amsterdam waren in plaats van op de plek van het misdrijf, Leeuwarden. Zouden ze niet de waarheid spreken, dan zou het gemakkelijk zijn om voor het eerste paar getuigen mensen te vinden die ze in Amsterdam hadden gezien op de bewuste dag. Bovendien mogen we niet vergeten dat het tweede paar, de beschuldigende getuigen, als eerste de executie (ingeval van een doodstraf) van de door hen tot vals bestempelde – de eerste – getuigen moeten uitvoeren. Met deze dreigingen in het achterhoofd zal het tweede paar getuigen zich wel twee maal bedenken voor zij zullen getuigen. Misschien is het daarom, dat dit tweede paar meer geloofd wordt dan het eerste paar getuigen. Rabbi Mecklenburg beschouwt dit voorschrift niet zozeer als een straf maar veel meer als een preventieve regel.
Vergelijking met andere voorbeelden van preventieve maatregelen
De eerder geciteerde Tora-tekst eindigt met de frase: “En de overigen zullen horen en vrezen en ze zullen niet nogmaals zoals deze slechte daad in hun midden doen” (Dewariem 19:20). De uitdrukking “ze zullen horen en vrezen” komt vaker voor in de Tora.
Kijk naar het geval van de opstandige raadsheer (zakeen mamree). Wanneer een lid van de Hoge Raad (Sanhedrien) een halachische psak (beslissing) geeft tegen de gevestigde mening van de Hoge Raad der Joden in, dan wordt hij zwaar veroordeeld, waarbij de Tora schrijft: “Al het volk zal horen en vrezen en ze zullen niet meer opzettelijk zondigen” (Dewariem 17:13). Dezelfde tekst treffen we aan bij de rebellerende zoon, die een veelvraat en een dronkaard is. Deze puber is nog onder de barmitswa-leeftijd en heeft in feite geen misdrijf begaan waarop de doodstraf zou staan. Desondanks wordt hij zwaar gestraft met het oog op de toekomst, als preventieve maatregel (enigszins vergelijkbaar met de glijdende schaal waarin een zware drugsverslaafde terechtkomt). Ook daar stelt de Tora: “En u zult het kwaad uit uw midden verwijderen. Heel Israël zal horen en zij zullen vrezen” (Dewariem 21:21).
Boodschap aan de rest van het volk
Noch de opstandige zoon, noch de rebellerende ouderling hebben werkelijk een misdrijf begaan. De hele gemeente zal horen van hun lot en vrezen omdat het niet werkelijk een strafmaatregel is. De Tora geeft over de hoofden van de slachtoffers heen een boodschap aan de gemeente.
Bij de opstandige zoon wil de Tora aangeven dat verslaving tot de meest gruwelijke misdrijven kan leiden. Het aantasten van de halachische autoriteit van het centrale wetsgezag in het Jodendom is eveneens een ernstige bedreiging voor de stabiliteit van de samenleving. Getuigen zullen zich wel meerdere malen bedenken voordat zij vals zullen getuigen en een deuk in de rechtsorde veroorzaken. Het gaat hierbij niet zozeer om een strafmaatregel. Daarom legt de Tora zoveel nadruk op het feit dat de gedaagde nog niet veroordeeld is. Alleen dan heeft het zin om preventief in te grijpen. Getuigenissen zijn gevoelige materie en erg subjectief. Daarom moet hiermee zeer zorgvuldig worden omgegaan. Dat is hetgeen de Tora werkelijk wil benadrukken. Een belangrijk gegeven in onze tijd nu veel vonnissen van de Nederlandse rechterlijke macht achteraf onjuist bleken door ondeugdelijk bewijs!
“En zij zullen aanheffen en zeggen: onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben niet gezien. Schenk verzoening aan Uw volk Israel…”(Dewariem 21:7-8)
Verantwoordelijkheid voor moord
Wanneer ergens op het veld een dode wordt aangetroffen en de doodsoorzaak onbekend is, wordt direct het centrale Sanhedrien – het Hooggerechtshof te Jeruzalem – ingelicht. Vijf leden van dit college komen dan naar de plaats des onheils en meten de afstand van het lijk naar de dichtstbijzijnde gemeente. Deze wordt de schuld aan deze tragedie symbolisch in de schoenen geschoven. Was er een grotere stad in de buurt – hoewel niet het meest nabij – dan werd deze aangewezen en niet de meest nabijgelegen kleinere stad omdat de kans, dat de `trouble’ uit de grotere stad voort was gekomen groter was. Het hoogste gerechtshof van de aangewezen stad moest de dode begraven en een kalf van onder de twee jaar brengen naar een onbewerkte vallei. Dit kalf mocht nog nooit een juk hebben gedragen. Het dier kreeg dan een nekslag en de ouderen wasten daarna hun handen in onschuld onder het uitspreken van bovengeciteerde zin:”Onze handen hebben dit bloed niet vergoten en onze ogen hebben niet gezien…”.
Alles gedaan om tragedies te voorkomen
De vallei mocht na deze procedure nooit meer bewerkt of bezaaid worden omdat de Rabbijnen stelden:”Laat een kalf gedood worden, dat nog geen vruchten heeft voortgebracht op een plaats, die nog nooit vruchten heeft voortgebracht om verzoening te doen voor de dood van deze man, die niet de gelegenheid heeft gekregen zich voort te planten”. Rasjie (1040-1105) vraagt zich af of er enig zinnig mens bestaat, die zou menen, dat de dood de schuld van de leden van het Sanhedrien was geweest zodat zij zich zouden moeten `verontschuldigen en hun handen in onschuld zouden moeten wassen’. Natuurlijk niet! De Geleerden van het Sanhedrien bedoelden alleen te zeggen, dat zij al het mogelijk hadden gedaan om dergelijke tragedies te voorkomen.”Wij hebben deze vreemdeling niet verwaarloosd door hem zonder voedsel de stad te laten verlaten en hem onbeschermd te laten vertrekken”. Wat een morele les! Het stadbestuur is verplicht om ook zorg te dragen voor het welzijn van vreemdelingen tijdens het vervolg van hun reis!
Publieke verantwoordelijkheid
Met een betere begeleiding onderweg had de moord of dood voorkomen kunnen worden. Maar hoe had het meegeven van proviand voor onderweg de dood kunnen voorkomen?
Wanneer wij mensen zonder middelen van bestaan maar laten voortmodderen, is de kans groot, dat zij gaan stelen en anderen aanvallen om aan hun dagelijks brood te komen. Daarom verklaarden de leden van het Sanhedrien, dat zij het slachtoffer niet hadden laten vertrekken zonder eten en drinken. Toch loopt er nog ergens een onbestrafte dader rond waarvoor de kohaniem (priesters) verzoening moeten vragen:”Schenk verzoening aan Uw volk Israel”. En dit ging in feite het hele volk aan omdat een perfecte maatschappij geen moordenaar had voortgebracht. Daarom, stelt Rabbi Awraham ibn Ezra (1092-1167), is dit een zaak, die iedereen aangaat:”Schenk verzoening aan Uw volk Israel”. De Awi Ezer (19e eeuw, Posen) gaat hierop in. Het is de taak van de leiders van een gemeenschap er op toe te zien, dat de morele standaarden gehandhaafd blijven. Niet alleen de financiele welvaart maar juist het spirituele niveau moet bovenaan ons prioriteitenlijstje staan. Volgens Rabbi Mosje Alsjiech (16e eeuw, Tsefat) ligt hierin ook de betekenis van de meetprocedure naar de dichtstbijzijnde stad. Deze diende om aan te geven waar de verantwoordelijken naar alle waarschijnlijkheid gefaald hadden.
Drie andere benaderingen
Maimonides (12e eeuw), Nachmanides (13e eeuw) en Don Jitschak Abarbanel (15e eeuw) benaderen de materie op een geheel andere en eigen wijze. Volgens Maimonides zijn het opnemen van de afstand, de verklaring van onschuld en het breken van het nek van het kalf alle procedures bedoeld om een crisissfeer in de stad te creëren, zodat de opsporing van de dader vereenvoudigd wordt. Omdat de halacha – de Joodse wet – voorschrijft, dat het land waar het lijk gevonden werd, niet beploegd mag worden zolang de dader niet gevonden is, zal dit een stimulans vormen voor de landeigenaar om de intensiteit van de zoektocht stevig op te voeren. Dit vormt een zeer rationele uitleg van de bepalingen van de egla aroefa, die dan ook prompt door Nachmanides verworpen wordt. Deze laatste Geleerde ziet in de voorgeschreven procedures geen opsporingsmethode en stelt, dat G’ds voorschriften uiteindelijk onverklaarbaar zijn. Dit is ook logisch. Het G’ddelijk Intellect kan nooit door het menselijk zelfs maar benaderd worden. G’ds wegen blijven ondoorgrondelijk, hoe logisch ze ook klinken.
De visie van Rabbi Jitschak Abarbanel
Rabbi Jitschak Abarbanel slaat een heel andere weg in. De symboliek van de gebroken nek van het kalf is gebrek aan moed en oprechtheid. Alles gebeurde achter de rug van het slachtoffer om. Degene, die het kalf nekt, gaat geen directe confrontatie aan met het dier. Dit was ook de achtergrond van het misdrijf. Het slachtoffer heeft geen eerlijk proces gekregen zodat hij – ‘recht voor zijn raap’ – duidelijk geconfronteerd kon worden met bewijzen, die zijn straf hadden kunnen rechtvaardigen. Hij werd stiekum gedood – van achteren als het ware.
De procedure was bedoeld om het publieke geweten wakker te schudden en de algemene verontwaardiging te mobiliseren. Gelukkig gebeurt dit af en toe ook in Nederland. Bij excessen van zinloos geweld komt het volk los in een stille tocht, herdenking of een emotionele demonstratie. Dit is nodig omdat we anders apatisch worden voor moord en doodslag. Eigenlijk overkomt het ons bijna dagelijks. Onze media staan bol van het internationale geweld, waar wij nauwelijks meer de schouders over ophalen, laat staan even bij stilstaan. Moreel raken we verlamd. We worden niet eens meer boos of verontwaardigd. We worden totaal ongevoelig voor de gruwelijkste dingen, die om ons heen gebeuren. Eén dode is triest maar duizend doden ontstijgen het menselijk voorstellingsvermogen, leiden niet meer tot algehele verontwaardiging en verworden tot statistiek. Het spreekt niet meer tot de emoties. Het nekken van een kalf maakt de gevoelens en sensitivity weer los. Anders dooft het licht…
Openbare excuus: een goede cultuur
De egla
aroefa – de kalfnek-procedure met de openbare excuus-cultuur van vooraanstaande
personen uit de gemeente geven een shock-effect. Wij blijven even stil staan
bij deze tragedie en worden gevoelig gemaakt: de waarde van het menselijke
leven wordt weer geactiveerd. Het publiek wordt symbolisch opgeroepen om van
zijn verontwaardiging blijk te geven. De aandacht wordt weer even voor de
publieke mores gevraagd. Een belangrijke gedachte niet alleen in het oude
Israel maar ook tegenwoordig in het Nederlandse klimaat.