Parsja Wajigasj 5780

WAJIGASJ (en toen naderde). Genesis 44:18 – 47:27. 11e sidra. Jehoeda stapt naar voren en houdt de langste redevoering in de Tora. Hij pleit krachtig voor de vrijlating van Benjamin en wil zelf als slaaf in Benjamins plaats fungeren, om hun oude vader het leed van het verlies van nog een zoon van de geliefde vrouw Racheel te besparen. Joseef begrijpt hieruit dat de broers werkelijk tesjoewa (inkeer) hebben gedaan over zijn verkoop en maakt zich bekend. De broers schrikken hevig maar Joseef troost hen want dit was kennelijk G’ds plan. Op Farao’s gezag stuurt Joseef de broers naar huis met de uitnodiging voor de hele familie in het land Gosjen te komen wonen. Ja’akov kan het allemaal niet geloven maar laat zich tenslotte overtuigen. De karavaan vertrekt. Ja’akov krijgt een nachtelijk visioen waarin G’d hem zegt, niet bang te zijn af te dalen naar Egypte, want G’d zal Ja’akov daar tot een groot volk maken. De geslachtslijst telt 70 personen die afdalen naar Egypte. Ja’akov wordt in grote vreugde herenigd met Joseef na 22 jaren. Joseef stelt Ja’akov en vijf broers aan Farao voor, na hen geïnstrueerd te hebben wat te zeggen. Ja’akov zegent Farao. Joseef zorgt goed voor zijn familie en wendt zich daarna tot het hongerende volk. Zij moeten alles verkopen in ruil voor graan, totdat ze zelf slaven van Farao zijn. Joseef verplaatst het volk naar andere delen van het land. Intussen breidt de familie van Ja’akov zich sterk uit.

Koheen, 44:18-30. Jehoeda riskeert zijn leven in zijn poging om Benjamin te redden.

Levi, 44:31-45:7. Joseef maakt zich bekend en legt uit waarom G’d hem vooruit gestuurd heeft.

Hoe moest Joseef het goede bericht overbrengen aan zijn vader Ja’akov, die meende dat hij verscheurd was door een wild dier, zonder zijn broers beschaamd te zetten? Nachmanides (1194-1270) meent dat Ja’akov nooit geweten heeft van de verkoop. De broers hebben uitgelegd, dat Joseef onderweg verdwaald geweest moet zijn en dat degenen, die hem gevonden hebben hem verkocht hebben als slaaf. Maar nu blijkt hij dus toch nog te leven, en nog wel als onderkoning!

Rasjbam (1085-1174) ziet dit aangeduid in het feit dat de broers “alle woorden van Joseef” aan Ja’akov overbrachten. Met “alle woorden van Joseef” wordt bedoeld dat zij Ja’akov mededeelden dat Joseef hen om de hals viel en broederlijk met hen omging. De wagens die Joseef stuurde, werden getrokken door ossen, die het land niet zonder toestemming van de koning of onderkoning mochten verlaten. Hierdoor wist Ja’akov dat er inderdaad iets heel bijzonders aan de hand was. Ja’akov viel flauw van het plotselinge bericht. Rabbi Owadja di Seforno (1475-1550) stelt, dat de broers daarom het goede bericht over Joseef vervolgden met een slecht bericht dat er “nog vijf jaar hongersnood zou zijn”. Hierdoor werd de simcha (vreugde) enigszins getemperd zodat Ja’akov zich niet volledig zou verliezen.

3e alija, 45:8-27. Joseef stuurt de broers terug om hun vader mee te nemen naar het land Gosjen waar ze verzorgd zullen worden gedurende de hongersnood.

“En Joseef gaf hun wagens” (45:21). Joseef stuurde wagens met voedsel om zijn vader ervan

overtuigen, dat hij inderdaad de verloren zoon was. Dit was een hint naar een detail, waarvan alleen vader en zoon op de hoogte waren. Het laatste onderwerp, dat zij met elkaar hadden “gelernd” was de vraag wat te doen indien ergens op een veld een slachtoffer van een anonieme moord gevonden wordt (het Hebreeuwse woord “wagen”=agala en de verzoeningsprocedure voor een onopgeloste moordzaak door het nekken van een kalf (=egla (aroefa)) lijken sterk op elkaar). De ouderen uit de dichtstbijzijnde plaats moesten dan een soort offer brengen en duidelijk maken, dat zij alles hadden gedaan om de veiligheid in hun omgeving te optimaliseren. Fundamenteel bij de egla aroefa is de aanname, dat alle mensen voor elkaar verantwoordelijk zijn. De hoogste trede van mijn spiritualiteit is te zorgen voor andermans gewone, alledaagse aardse behoeften. Toen Joseef zijn vader liet berichten, dat hij “door G’d naar Egypte gevoerd was tot behoud van de hele familie” begon Ja’akov inderdaad te geloven, dat zijn zoon nog steeds leefde, én dat hij in zijn geest doorleefde.

“En voor zijn vader stuurde hij tien ezels volgeladen met de heerlijkste lekkernijen van Egypte en tien ezelinnen volgeladen met graan en brood en ander voedsel” (45: 23).

Joseef liet zijn broers snel huiswaarts keren om vader Ja’akov op te halen. Hij stuurde ook voedsel mee. Met die tien ezels berichtte hij zijn vader symbolisch: “Vergeef mijn tien broers die schandelijke verkoop. Ze handelden als ezels!”. Een boodschap in code! Wat bedoelt de Tora met “de heerlijkste lekkernijen”? Volgens Rasjie stuurde Joseef oude wijn, waar bejaarden veel van houden en volgens een tweede verklaring zond hij fijngemalen bonen (B.T. Megilla 16b).

Waarom stuurde Joseef juist deze delicatessen? Joseef wist dat wanneer zijn broers Ja’akov zouden vertellen, dat “Joseef nog leeft”, dit grote vreugde zou betekenen. Maar Joseef voorzag ook grote problemen, omdat Ja’akov zou moeten ontdekken, dat Joseef door zijn broers als slaaf verkocht was.

Joseef probeerde dit verdriet wat te verzachten door hem fijngemalen bonen te sturen. Daarmee gaf hij aan, dat er sommige dingen in het leven zijn die alleen maar met veel moeite, inspanning, sweat en tears bereikt kunnen worden. Joseef gaf hiermee een hint aan zijn vader, dat hij alleen door scheiding van de familie,  zijn slavernij en verblijf in de gevangenis tot deze politieke hoogte had kunnen komen, waardoor hij nu in staat was om zijn hele familie te redden van de hongersnood.

Joseef stuurde ook oude wijn naar huis. Vlak voor zijn bekendmaking aan de broers had hij hen uitgenodigd voor een banket in zijn paleis. De Tora vertelt ons, dat de broers daar wijn dronken samen met Joseef. Rasjie legt uit dat zij vanaf de verkoop van Joseef nooit meer wijn hadden gedronken. Ook Joseef had geen wijn meer gedronken maar op die dag dronken ze samen wijn. Joseef realiseerde zich dat ook zijn vader Ja’akov 22 jaar geen wijn had aangeraakt. We kunnen ons de simche voorstellen die Ja’akov gevoeld moet hebben toen hij door Joseef zelf wijn kreeg aangeboden. Hij stuurde oude wijn om daarmee subtiel een hint te geven aan Ja’akov, dat al de jaren dat hij in Egypte was, hij nooit zijn hoop verloren had ooit weer herenigd te worden met zijn vader. Alhoewel hij nooit wijn had gedronken, had hij de wijn apart gezet, zó lang dat het oude wijn was geworden, zodat het weer gebruikt zou kunnen worden bij de uiteindelijke hereniging.

4e alija, 45:28- 46:7. Ja’akov daalt af naar Egypte. Ja’akov brengt offers in Be’er Sjewa. G’d verzekert hem dat Hij hem zal begeleiden.

“Hierop zei Hij: Ik ben de G’dheid, de G’d van uw vader; vrees niet om af te dalen naar Egypte want tot een groot volk zal ik u daar maken. Ik daal met u af naar Egypte en zal u ook terugbrengen”

(46:4). Rasjie legt hierbij uit: “Hij beloofde hem in deze woorden dat hij begraven zou worden in het Heilige Land”. Rasjie moet dit wel verklaren omdat HaSjeem (G’d) twee verschillende bewoordingen gebruikt bij Zijn belofte met hem naar Egypte af te dalen en hem terug te brengen. Er staat namelijk: “Ik daal met u af naar Egypte en Ik zal u ook terugbrengen”. Bij zijn afdaling naar Egypte ging Ja’akov op eigen kracht. Daarom stelt G’d dat Hij met hem zal afdalen. Maar over de terugweg zegt HaSjeem: “Ik zal je naar boven brengen”. Ja’akov zou dus niet op eigen kracht terugkeren naar Israël. G’d zou hem dus laten terugkeren om in Israël begraven te worden.

5e alija, 46:8-27.  70 mensen trokken naar Egypte.

6e alija, 46:28-47:10. Ja’akov stuurt Jehoeda vooruit. Joseef stuurt een koninklijke wagen voor zijn vader. Joseef stelt zijn vader en vijf broers voor aan Farao, die hen het beste van het land aanbiedt.  Ja’akov vertelt dat hij 130 bittere jaren heeft doorgemaakt.

“130 jaar en mijn dagen waren weinig en slecht” (47:8-9)

Ja’akov kwam naar Egypte. Farao vroeg hem hoe oud hij was. Ja’akovs antwoord getuigde van weinig tevredenheid. G’d nam hem dit kwalijk: “Omdat jij in 33 woorden over je lot hebt geklaagd, trek Ik 33 jaren van je leven af”. Jitschak, zijn vader, werd 180, Ja’akov slechts 147.

De oplettende lezer telt echter slechts 27 klaagwoorden en geen 33! De vraag van Farao wordt echter ook meegeteld! Waarom? De vraag van Farao was bizar! Zijn eerste begroeting van onze derde Aartsvader was “Hoe oud bent u?”. Ja’akov maakte een heel erg oude en ongelukkige indruk. Zelfs de manier, waarop Ja’akov overkwam op derden, werd hem kwalijk genomen door G’d. Wij moeten zowel geestelijk als fysiek een tevreden indruk maken: G’d zorgt goed voor ons!

7e alija, 47:11-27 Joseef deelt graan uit en koopt het volk als slaven voor Farao. De familie van Ja’akov breidt uit.

Reacties zijn gesloten.