Rabbi Sacks: Het geluid van de stilte
Bemidbar/Numeri 1:1- 4:20
Bemidbar wordt meestal gelezen op de Sjabbat vóór Sjawoeot. Daarom verbonden de wijzen beide. Sjawoeot is de tijd van het geven van de Tora. Bemibar betekent: “In de woestijn.” Wat is dan het verband tussen de woestijn en de Tora, de woestijn en G-ds woord?
De wijzen gaven diverse interpretaties. Volgens de Mechilta werd de Tora in het openbaar, openlijk en in een plaats die van niemand is, gegeven want zou ze in het land Israël zijn gegeven, dan zouden de Joden tegen de volkeren van de wereld hebben gezegd: “Jullie hebben er geen deel aan.” In plaats daarvan, wie ook wil komen en haar accepteren, laat ze komen en haar accepteren.[1]
Een andere verklaring: als de Tora in Israël was gegeven, zouden de volkeren van de wereld een excuus hebben gehad om die niet te accepteren. Dit volgt de rabbijnse traditie dat, voordat G-d de Tora aan de Israëlieten gaf, Hij deze aan alle andere naties aanbood en ieder van hen een reden vond om haar af te wijzen. [2]
Nog een andere: net zoals de wildernis gratis is – het kost niets om er binnen te gaan – zo is de Tora gratis. Het is een geschenk van G-d aan ons. [3]
Maar er is nog een andere, meer spirituele reden. De woestijn is een plaats van stilte. Er is niets dat je visueel afleidt en er is geen lawaai in de omgeving om geluid te onderdrukken. Weliswaar, toen de Joden de Tora ontvingen, was er donder en bliksem en het geluid van een sjofar. De aarde voelde alsof ze trilde op haar grondvesten. Maar in een latere eeuw, toen de profeet Elijahoe op dezelfde berg stond na zijn confrontatie met de Baäl-profeten, ontmoette hij G-d niet in de wervelwind of het vuur of de aardbeving, maar in de kol demamah dakkah, de stille, zachte stem, letterlijk “het geluid van een dunne stilte.” [4] Ik definieer dit als het geluid dat je alleen kunt horen als je luistert. In de stilte van de midbar, de woestijn, kun je de Medaber, de Spreker horen en de medoebar, datgene wat wordt gesproken. Om de stem van G-d te horen, heb je een luisterende stilte in de ziel nodig.
Vele jaren geleden produceerde de Britse televisie een documentaireserie, The Long Search, over ‘s werelds grote religies. [5] Als het om het Jodendom ging, leek presentator Ronald Eyre verrast door zijn bloeiende, roezemoezende spraakverwarring, vooral de luide, argumenterende stemmen in het Bet Midrasj, het studiehuis. Toen hij Elie Wiesel hierop opmerkzaam maakte, vroeg hij: “Bestaat er zoiets als stilte in het Jodendom?” Wiesel antwoordde: “Jodendom is vol van stiltes … maar we praten er niet over.”
Jodendom is een hele verbale cultuur, een religie van heilige woorden. Door woorden schiep G-d het universum: “En God zei: Laat er zijn … en er was.” Volgens de Targoem is ons vermogen om te spreken dat wat ons tot mens maakt. Hij vertaalt de uitdrukking “en de mens werd een levende ziel” (Bereesjiet – Gen. 2:7) als “en de mens werd een sprekende ziel”. Woorden creëren. Woorden communiceren. Onze relaties worden, ten goede of ten kwade, gevormd door de taal. Veel van het Jodendom gaat over de macht van woorden om werelden te maken of te breken.
Zo heeft stilte in Tenach vaak een negatieve connotatie. “Aharon zweeg”, zegt de Thora, na de dood van zijn twee zonen Nadav en Avihoe (Wajikra – Lev. 10:3). “De doden loven U niet”, zegt Psalm 115, “noch degenen die afdalen naar de stilte [van het graf].” Toen de vrienden van Ijov hem kwamen troosten na het verlies van zijn kinderen en andere kwellingen: “Toen gingen ze zeven dagen en zeven nachten met hem op de grond zitten, maar niemand sprak tot hem, want ze zagen dat zijn leed heel groot was.” (Ijov 2:13).
Maar niet alle stilte is triest. De Psalmen vertellen ons dat “stilte voor U een lofzang is” (Ps. 65:2). Als we werkelijk ontzag hebben voor de grootheid van G-d, de uitgestrektheid van het universum en de bijna oneindige hoeveelheid tijd, zullen onze diepste emoties inderdaad te diep liggen voor woorden. We zullen een stille relatie ervaren.
De wijzen waardeerden de stilte. Ze noemden het “een omheining voor wijsheid.” [6] Als woorden één munt waard zijn, is stilte er twee waard. [7] R. Sjimon ben Gamliel zei: “Al mijn dagen ben ik opgegroeid tussen de geleerden, en ik heb niets beters gevonden dan de stilte.” [8]
De dienst van de priesters in de tempel ging gepaard met stilte. De Levieten zongen in de voorhof, maar de priesters – in tegenstelling tot hun tegenhangers in andere oude religies – zongen noch spraken tijdens het brengen van de offers. Eén geleerde [9] heeft dienovereenkomstig gesproken over “de stilte van het heiligdom”. De Zohar (2a) spreekt van stilte als het medium waarin zowel het Heiligdom boven als het Heiligdom beneden zijn gemaakt.
Er waren Joden die stilte cultiveerden als een spirituele discipline. Bratslav Chassidiem mediteren in de velden. Er zijn Joden die ta’aniet dibboer, een “vasten van woorden” beoefenen . Ons meest intense gebed, het in privé zeggen van de Amidah, wordt tefillah be-lachasj genoemd, het “stille gebed.” Het wordt gebaseerd op het precedent van Channah, biddend voor een kind. “Ze sprak vanuit haar gemoed. Haar lippen bewogen, maar haar stem werd niet gehoord” (1 Shmuel – Sam. 1:13).
G-d hoort onze stille roep. In het pijnlijke verhaal over hoe Sarah Awraham vertelde Hagar en haar zoon weg te sturen, vertelt de Tora ons dat toen hun water op was en de jonge Jisjmaëel op het punt van sterven was, huilde Hagar, maar G-d hoorde “de stem van het kind” (Bereesjiet – Gen. 21:16-17). Eerder, toen de engelen Awraham kwamen bezoeken en hem vertelden dat Sarah een kind zou krijgen, lachte Sarah in zichzelf, dat wil zeggen, in stilte, maar toch werd ze door G-d gehoord (Bereesjiet – Gen. 18:12-13). G-d hoort onze gedachten, zelfs als ze niet in woorden worden uitgedrukt.
De stilte die telt, is in het Jodendom dus een luisterende stilte – en luisteren is de hoogste religieuze kunst. Luisteren betekent ruimte maken voor anderen om te spreken en gehoord te worden. Zoals ik in mijn commentaar op de Siddoer opmerk, is er geen Engels woord dat in de verste verte overeenkomt met het Hebreeuwse werkwoord sj-m-a in zijn brede scala van betekenissen: luisteren, horen, opletten, begrijpen, internaliseren en daadwerkelijk gehoor geven.
Dit was een van de belangrijkste elementen van het Sinaï-verbond, toen de Israëlieten, nadat ze al twee keer hadden gezegd: “Alles wat G-d zegt zullen we doen”, vervolgens zeiden: “Alles wat G-d zegt zullen we doen en zullen we horen [we-nisjma]” (Sjemot – Ex. 24:7). Het is het nisjma – luisteren, horen, acht slaan op, reageren – dat de belangrijkste religieuze handeling is.
Het Jodendom is dus niet alleen een religie van doen-en-praten; het is ook een religie van luisteren. Geloof is het vermogen om de muziek te horen onder het lawaai. Er is de stille muziek van de sferen, waarover Psalm 19 spreekt:
De hemelen verkondigen de glorie van G-d
Het firmament prijst het werk van Zijn handen.
Van dag tot dag brengen ze klanken voort,
Nacht aan nacht communiceren ze kennis.
Er is geen
spraak, er zijn geen woorden,
Hun stem wordt niet gehoord.
Toch omspant hun muziek de hele aarde.
Er is de stem van de geschiedenis die door de profeten werd gehoord. En er is de commanderende stem van de Sinaï die tot ons blijft spreken over de peilloze diepte van de tijd. Ik denk soms dat mensen in de moderne tijd het concept “Tora vanuit de hemel” problematisch hebben gevonden, niet vanwege een nieuwe archeologische ontdekking maar omdat we de gewoonte hebben verloren om te luisteren naar het geluid van transcendentie, een stem buiten het louter menselijke.
Het is fascinerend dat Sigmund Freud, ondanks zijn vaak verbroken relatie met het Jodendom, in de psychoanalyse een diepgaande Joodse vorm van genezing heeft gecreëerd. Hijzelf noemde het de “sprekende genezing”, maar het is eigenlijk een luisterende genezing. Bijna alle effectieve vormen van psychotherapie omvatten intens luisteren.
Wordt er tegenwoordig genoeg geluisterd in de Joodse wereld? Luisteren we in het huwelijk echt naar onze echtgenoten? Luisteren wij als ouders echt naar onze kinderen? Horen wij als leiders de onuitgesproken angsten van degenen die wij proberen te leiden? Maken wij ons het gevoel eigen van mensen die zich buitengesloten voelen van de gemeenschap? Kunnen we echt beweren te luisteren naar de stem van G-d als we niet luisteren naar de stemmen van onze medemensen?
In zijn gedicht ‘Ter herinnering aan W B Yeats’ schreef W H Auden:
In the deserts of the heart
Let the healing fountain start.
Van tijd tot tijd moeten we een stapje terug doen van het lawaai en de drukte van de maatschappelijke wereld en in ons hart de stilte van de woestijn scheppen, waar we in de stilte de kol demamah dakkah, de stille, zachte stem van G-d kunnen horen, die ons vertelt dat we geliefd zijn, dat we worden gehoord, dat we worden omhelsd door G-ds eeuwige armen, dat we niet alleen zijn.
[1] Mechilta, Jitro, Bachodesj, 1.
[2] Ibid., 5.
[3] Ibid.
[4] 1 Melachim – Koningen 19:9-12.
[5] BBC-televisie, voor het eerst getoond in 1977.
[6] Avot 3:13.
[7] Megillah 18a.
[8] Avot 1:17.
[9] Israel Knohl.