Parsja Choekat – Balak 5780

Bemidbar/Numeri 19:1-25:9

Rabbi Sacks: Een volk dat alleen woont

Een van de meest diepgaande en meest invloedrijke opmerkingen, die ooit over de Joodse lotsbestemming zijn geuit, werd door de heidense profeet Bil’am gemaakt in de sidra van deze week:

Zoals ik ze zie vanaf de bergtoppen,

Hen aanschouw vanaf de hoogten,

Zie, het is een volk dat afgezonderd woont,

Zich niet rekent onder de volkeren. (Bemidbar – Num. 23:9)

Voor velen – zowel Joden als niet-Joden, bewonderaars en critici – lijkt dat de Joodse situatie te kenschetsen: een volk dat buiten de geschiedenis en de normale wetten die het lot van naties beheersen staat. Voor Joden was het een bron van trots. Voor niet-Joden was het maar al te vaak een bron van wrok en haat. Eeuwenlang werden Joden in christelijk Europa, in de woorden van Max Weber, behandeld als een “paria-volk.” Iedereen was het er echter over eens dat de Joden anders waren. De vraag is: hoe en waarom? Het Bijbelse antwoord is verrassend en diepgaand.

Het is niet zo dat alleen de Joden G-d kenden. Dat is duidelijk niet het geval. Bil’am – de profeet die juist deze woorden uitsprak – was geen Jood. Ook Awimelech of Lawan, aan wie G-d in het boek Bereesjiet verschijnt, waren dat niet . De tijdgenoot van Awraham, Malki Tsedek, koning van Sjaleem (de stad die later Jeroesjalaim werd), wordt beschreven als een priester van de allerhoogste G-d. Jitro, de schoonvader van Mosjé, was een Midjanietische hogepriester, toch draagt de sidra die het hoogtepunt van de Joodse geschiedenis is – de openbaring op de berg Sinaï – ​​zijn naam. Zelfs de farao die in de tijd van Joseef over Egypte regeerde, zei over hem: “Kunnen we ook maar iemand als deze man vinden, iemand in wie de geest van G-d is?”

G-d verschijnt niet alleen aan Joden, leden van het verbondsvolk. Evenmin beantwoordt Hij alleen maar Joodse gebeden. Bij de inwijding van de tempel deed koning Shlomo het volgende verzoek:

Wat betreft de buitenlander die niet tot Uw volk Israël behoort, maar vanwege Uw naam uit een ver land is gekomen – want mensen zullen horen van Uw grote naam en Uw machtige hand en Uw uitgestrekte arm – wanneer hij komt en bidt voor deze tempel, hoor dan vanuit de hemel, Uw woonplaats, en doe wat de buitenlander ook maar van U vraagt, zodat alle volken van de aarde Uw naam zullen kennen en U vrezen, zoals Uw eigen volk Israël, en mogen weten dat dit huis dat ik heb gebouwd ​Uw Naam draagt .

De wijzen zetten deze grote traditie voort toen ze zeiden dat “de rechtvaardigen van de volkeren van de wereld een aandeel hebben in de toekomstige wereld”. Jad Vasjem, het Holocaust-museum in Jeroesjalaim, bevat de namen van meer dan 20.000 rechtvaardige niet-Joden die tijdens de Holocaust-jaren levens hebben gered.

Het is ook niet zo dat G-ds verbond met de kinderen van Israël betekent dat ze rechtvaardiger zijn dan anderen.

Malachi, de laatste van de profeten, heeft opmerkelijke woorden over dit onderwerp te zeggen:

Van waar de zon opkomt tot waar hij ondergaat, wordt Mijn naam geëerd onder de naties, en overal wordt wierook en zuivere offergave aangeboden in Mijn naam, want Mijn naam wordt geëerd onder de volken, zegt de Eeuwige Tsevaot. Maar jullie ontheiligen hem. . . (Malachi 1:11-12)

Ook zagen de belangrijkste elementen van het Joodse denken de Joodse uitverkiezing nooit als een voorrecht. Het was en is een verantwoordelijkheid. Het sleutelvers hier is de beroemde profetie van Amos:

Alleen jullie heb Ik uitgekozen

Van alle families op de aarde –

Daarom zal Ik jullie ter verantwoording roepen

Voor al jullie ongerechtigheden. (Amos 3:2)

Waarin lag dan de Joodse bijzonderheid? De aanwijzing hiervoor ligt in Bil’ams zegen: “Zie, het is een volk dat alleen woont.” Want het was als volk dat G-d de nakomelingen van Awraham koos; als volk dat Hij met hen een verbond sloot op de berg Sinaï; als een volk dat Hij hen uit Egypte redde, hun wetten gaf en hun geschiedenis binnenging. “Jullie zullen voor Mij”, zei Hij bij de Sinaï, “een koninkrijk van priesters en een heilige natie zijn”. Het Jodendom is de enige religie die G-d centraal stelt in zijn zelfdefinitie als natie. Joden zijn het enige volk wiens identiteit geheel in religieuze termen wordt gedefinieerd.

Er waren veel landen in de oudheid die nationale goden hadden. Er waren andere religies – de twee dochtergeloven van het Jodendom, het christendom en de islam – die in een universele G-d en een universele religie geloofden. Alleen het Jodendom geloofde en gelooft nog steeds in een universele G-d die voor iedereen toegankelijk is, maar die zich op bijzondere wijze manifesteert in de levenswijze, het lot en de bestemming van een enkel en bijzonder volk:

Jullie zijn Mijn getuigen, zegt de Eeuwige en Mijn dienstknecht die Ik heb uitgekozen. . .

Jullie zijn Mijn getuigen, zegt de Eeuwige, dat Ik G-d ben. (Jesjajahoe 43:10-12)

Israël zou in zijn geschiedenis en wetten G-ds getuige zijn. Het zou getuigen van iets groters dan zichzelf. Dat bleek inderdaad zo te zijn. De historicus Barbara Tuchman schreef:

De geschiedenis van de Joden is. . . bijzonder eigenaardig vanwege het feit dat deze de westerse wereld haar concept van oorsprong en monotheïsme, haar ethische tradities en de grondlegger van haar heersende religie heeft gegeven, maar toch onderhevig was aan verstrooiing, staatloosheid en onophoudelijke vervolging, en ten slotte in onze tijd van een bijna succesvolle genocide, dramatisch  gevolgd door de vervulling van de nooit opgegeven droom van terugkeer naar hun thuisland. Als we deze vreemde en bijzondere geschiedenis bekijken, kan men zich niet aan de indruk onttrekken dat dit een speciale betekenis moet hebben voor de geschiedenis van de mensheid, dat op een of andere manier, of men nu gelooft in een G-ddelijk doel of een ondoorgrondelijke omstandigheid, de Joden zijn uitgekozen om het verhaal van het menselijk lot te dragen.

Waarom zou Hij, als G-d de G-d van het universum is, toegankelijk voor ieder mens, één natie kiezen om te getuigen van Zijn aanwezigheid in de menselijke arena? Dit is een diepgaande vraag. Er is geen kort antwoord. Maar volgens mij is dit tenminste een deel van het antwoord. G-d is geheel de Andere. Daarom koos Hij een volk dat de ‘andere’ van de mensheid zou zijn. Dat is wat de Joden waren – buitenstaanders, anders, onderscheidend, een volk dat tegen de stroom inzwom en de afgoden van die tijd uitdaagde. Het Jodendom is de tegenstem in het gesprek van de mensheid.

Tijdens de tweeduizend jaar van verstrooiing waren Joden de enige mensen die als groep weigerden zich te assimileren aan de dominante cultuur of zich te bekeren tot het dominante geloof. Ze leden dientengevolge – maar wat hun werd geleerd was niet alleen voor henzelf. Ze hebben laten zien dat een natie niet machtig of groot hoeft te zijn om G-ds gunst te winnen. Ze hebben aangetoond dat een natie al het andere kan verliezen – land, macht, rechten, een thuis – en toch de hoop niet verliest. Ze lieten zien dat G-d niet noodzakelijkerwijs aan de kant staat van grote rijken of grote bataljons. Ze hebben laten zien dat een natie gehaat, vervolgd, beschimpt en nog steeds door G-d bemind kan zijn. Ze hebben aangetoond dat er voor elke wet in de geschiedenis een uitzondering is en dat wat de meerderheid op een bepaald moment gelooft niet noodzakelijkerwijs waar is. Het Jodendom is G-ds vraagteken tegen de conventionele wijsheid van de eeuw.

Het is niet een gemakkelijk en ook geen prettig lot om ​”een ​volk te zijn dat alleen woont”, maar het is een uitdaging en inspirerend.

Reacties zijn gesloten.