Een eerste stap

Joel Erwteman

Bemidbar/Numeri 25:10-30:1

In de wereldwijd geleerde daf yomi cyclus, leerden wij deze week Daf 119b en 120a van Massechet Shabbat. In deze dapim vertelt de gemara over een aantal redenen waarom de Bet HaMikdash verwoest is. De Gemara noemt: (i) omdat shema niet meer ‘s ochtends en ’s avonds werd gezegd, (ii) omdat kinderen geen Tora meer leerden, (iii) omdat mensen schaamteloos waren, (iv) omdat men de kwaliteiten van mensen niet langer onderkende, (v) omdat men elkaar niet bij de les hield, (vi) omdat men neerkeek op Tora-geleerden en (vii) omdat er geen betrouwbare mensen meer te vinden waren.

In zijn verklaring op deze passage wijst Rabbi Shmoe’eel Edels (de Maharsha, Polen 1555 – 1631) erop deze redenen ook in zijn tijd nog van toepassing zijn. Men vergeet, schrijft hij, shema door overmatig kroegbezoek, kinderen doen van alles behalve Tora leren, iedereen denkt van zichzelf dat hij de opperrabbijn is en men bezondigt zich aan allerhande oneerlijke praktijken. De Maharsha lijkt te zeggen: wij zijn de Mikdash evenmin waardig als de generatie die zijn verwoesting meemaakte.

Dit zijn ook verwijten die wij ons tegenwoordig kunnen aantrekken. Het is goed om hier even bij stil te staan – zeker in deze tijd van het jaar waarin de periode van de 3 weken, waarin wij denken aan de verwoesting van de tempel. Het is belangrijk om te beseffen dat we niet treuren omdat de tempel in het verleden verwoest is. We treuren omdat hij in onze dagen nog niet herbouwd is zoals de Talmoed Jeroesjami leert (TJ Joma 5:1):

כל דור שאינו נבנה בימיו מעלין עליו כאילו הוא החריבו

Elke generatie waarin de [Bet HaMikdash] niet herbouwd is, wordt beschouwd als een generatie die de [Bet HaMikdash] vernietigt

Elke Jood in elke generatie heeft de plicht om de oorzaken die ten grondslag lagen aan de verwoesting weg te nemen. De meest basale instructie van Tora is om onszelf en de wereld om ons heen te verbeteren. Zolang de wereld niet klaarmaken voor de herbouw van de Mikdash is het alsof we hem eigenhandig afbreken. Dat lijkt een onmogelijke taak: de problemen van onze tijd lijken vaak té groot. Hoe kan Tora van ieder van ons, maar één individu, verwachten dat we die oplossen?

De parasha van deze week wijst daarin de weg.

Parashat Pinchas begint met de naweeën van de laatste opstand tegen Moshe. Aan het eind van de parasha van vorige week lazen wij dat, nadat het Balak, de koning van Mo’aw niet gelukt is om het Joodse volk te laten vervloeken, hij, op advies van Bil’am, op een andere manier probeert om het morele karakter van het volk aan te tasten: door ze te verleiden tot prostitutie en afgoderij (een in die tijd en regio veel voorkomende combinatie). Die opzet slaagt– er ontstaat chaos en anarchie. G’d zegt tegen Moshe: verzamel de leiders van het volk en laat ze deze opstand de kop indrukken. Maar als Moshe deze opdracht doorgeeft aan de leiders van het volk, is er tenminste één van stamhoofden die publiekelijk de woorden van Moshe negeert. Moshe is aan grond genageld en weet niet wat hij hiermee aan moet.

Daarop neemt Pinchas – een achterneef van Moshe – het initiatief en doodt de opstandeling. Daarmee wordt de rust hersteld. In de parasha van deze week lezen we de beloning die Pinchas krijgt voor zijn optreden (BeMidbar 25:11-13):

פינחס בן־אלעזר בן־אהרן הכהן השיב את־חמתי מעל בני־ישראל בקנאו את־קנאתי בתוכם ולא־כליתי את־בני־ישראל בקנאתי. לכן אמר הנני נתן לו את־בריתי שלום. והיתה לו ולזרעו אחריו ברית כהנת עולם תחת אשר קנא לאלקיו ויכפר על־בני ישראל

Pinchas, de zoon van Elazar, zoon van Aharon de Koheen, heeft Mijn woede doen weggaan van het Joodse volk toen hij voor Mij wraak nam, zodat ik het Joodse volk in Mijn woede niet vernietigd heb. Zeg daarom tegen hem: hierbij geef Ik hem Mijn verbod van vrede. Het zal voor hem en zijn nageslacht een eeuwig verbond van priesterschap zijn, omdat hij opkwam voor zijn G’d en verzoening bracht voor het Joodse volk

Pinchas nam het initiatief, daar waar Moshe door omstandigheden overweldigd leek. Dit had een effect dat hij niet had kunnen voorzien. Hoewel zijn ingrijpen maar een moment duurde, waren de gevolgen daarvan voor altijd. Omdat Pinchas het volk nu redde van de woede van G’d, kon het blijven voortbestaan. En niet alleen dat: door zijn handelen konden Pinchas en zijn nakomelingen niet alleen nu verzoening brengen, maar als hogepriester elk jaar weer.

Het is moeilijk om de grote problemen die ons van alle kanten bedreigen aan te pakken en moedeloosheid ligt soms op de loer. Daarom leert de Parasha ons het initiatief te nemen, die dingen te doen die op ons pad komen en die gedaan moeten worden. Ook het herbouwen van de Mikdash zal moeten beginnen met de eerste steen.

Reacties zijn gesloten.