Rabbi Sacks: Verbondspolitiek
Dewariem/Deuteronomium 29:9-31:30
Aan het einde van zijn leven gaf Mosje het volk het voorlaatste gebod – het 612de van de 613 die de Tora bevat. Het was een gebod met verreikende betekenis. De Joden stonden op het punt de Jordaan over te steken en het beloofde land binnen te gaan en in bezit te nemen. Daar zouden ze hun leven beginnen als een zelfbesturende natie onder de soevereiniteit van G-d.
Dat zou niet makkelijk zijn. Met zijn profetische oog gericht op de verste horizon van de toekomst, had Mosje in heel Dewariem gewaarschuwd dat de echte gevaren de gevaren zouden zijn die ze het minst vermoedden. Het zouden geen oorlog, hongersnood, armoede of natuurrampen zijn. Het zouden gemak, overvloed, vrijheid en welvaart zijn.
Op dat moment dreigt een natie haar verleden en haar missie te vergeten. Ze wordt zelfgenoegzaam; ze kan corrupt worden. De rijken negeren de armen. Degenen die aan de macht zijn, kwellen de machtelozen. De mensen beginnen te denken dat wat ze hebben bereikt, ze voor en door zichzelf hebben bereikt. Ze vergeten hun afhankelijkheid van G-d. Op het hoogtepunt van haar macht zou de Joodse samenleving breuklijnen ontwikkelen die uiteindelijk tot een ramp zouden leiden.
Niemand heeft de overlevingsvoorwaarden van een beschaving duidelijker uiteengezet dan Mosje in Dewariem. Volken beginnen van binnenuit te sterven. Overvloed leidt tot overmoed, wat leidt tot vergeetachtigheid, wat leidt tot decadentie, wat leidt tot een gebrek aan sociale solidariteit, wat uiteindelijk leidt tot demoralisatie – de voorbode voor een nederlaag. Het loutere bestaan van Israël, zei Mosje, zou afhangen van het geheugen, de missie en de moraal – zich herinneren waar het vandaan kwam, waartoe het geroepen is om te doen en hoe het dit moest doen. Vandaar het belangrijke 612de gebod, bekend als Hakheel, of nationale vergadering:
Aan het einde van elke zeven jaar, in het jaar voor het kwijtschelden van schulden, tijdens Soekot, wanneer heel Bne Jisrael komt om voor de Eeuwige, jullie G-d, te verschijnen op de plaats die Hij zal kiezen, zul je deze wet ten aanhoren van hen voorlezen. Verzamel de mensen – mannen, vrouwen en kinderen en de vreemdelingen die in jullie steden wonen – zodat ze kunnen luisteren en leren om de Eeuwige, jullie G-d, te vrezen en zorgvuldig alle woorden van deze wet te volgen. Hun kinderen, die deze wet niet kennen, moeten het horen en leren de Eeuwige, jullie G-d, te vrezen, zolang jullie in het land leven waarvoor jullie de Jordaan oversteken om in bezit te nemen. (Dewariem – Deut. 31:10-13)
Eens in de zeven jaar, op de tweede dag van Soekot in het jaar na het sjabbatjaar, zou de koning het volk bijeenbrengen op de binnenplaats van de tempel en hen voorlezen uit de Tora – met name selecties uit Dewariem zelf (de details zijn uiteengezet in Rambam, Hilchot Chagigah, hoofdstuk 3). Hakheel was een vernieuwing van de verbondsceremonie op de berg Sinaï (Rambam t.a.p. 3:6). Het was bedoeld om mensen te herinneren aan hun geschiedenis, de wetten die ze moeten naleven en de principes waaraan ze zich moeten houden. Het zou een ceremonie zijn van nationale herinwijding – een vernieuwing van hun overgeërfde en gekozen bestemming, een herinnering aan de plichten die ze aan hun voorouders, hun nog niet geboren nakomelingen en vooral aan G-d Zelf verschuldigd waren.
We weten niet hoe dit gebod in de praktijk werd uitgevoerd. Toch is één ding uit het bijbelverslag duidelijk. Dat is wat de leiders van de natie deden op kritieke momenten in hun geschiedenis. Jehosjoea deed dat aan het einde van zijn leven (Jehosjoea 24). Koning Josjijahoe deed dat toen de Tora werd herontdekt tijdens een herstel van de tempel:
Toen riep de koning alle oudsten van Jehoeda en Jeroesjalaim bijeen. Hij ging naar de tempel van de Eeuwige met de mannen van Jehoeda, het volk van Jeroesjalaim, de priesters en de profeten, alle mensen van de minste tot de belangrijkste. Hij las bij hun bijeenkomst alle woorden van het Boek van het Verbond, dat in de tempel van de Eeuwige was gevonden. De koning stond bij de pilaar en hernieuwde het verbond in tegenwoordigheid van de Eeuwige – om de Eeuwige te volgen en Zijn geboden, voorschriften en besluiten met heel zijn hart en heel zijn ziel te onderhouden, en aldus de woorden van het verbond, geschreven in dit boek te bevestigen. Vervolgens sloten alle mensen zich aan bij het verbond. (Malachim II 23:1-3)
Ezra deed hetzelfde voor de generatie die de terugkeer van de ballingen uit Babylon zag:
Op de eerste dag van de zevende maand legde Ezra, de priester, de Wet voor aan de vergadering, die bestond uit mannen en vrouwen en allen die deze konden begrijpen. Hij las deze hardop voor van het aanbreken van de dag tot de middag terwijl hij naar het plein voor de Waterpoort keek in het bijzijn van de mannen, vrouwen en anderen die het konden begrijpen. En alle mensen luisterden aandachtig naar het boek van de wet. (Nechemia 8:2-3)
Hakheel heeft een betekenis die veel verder gaat dan de specifieke details. Het behoort tot een unieke vorm van politiek – verbondspolitiek. Philip Selznick legt in zijn The Moral Commonwealth uit: “Het verbond creëert een zelfbewuste morele orde. Het meest levendig bij de Sinaï is de overeenkomst met G-d, een overeenkomst om een code van verantwoordelijk gedrag te handhaven. G-ds geboden worden nageleefd door het nakomen van verplichtingen jegens familie en gemeenschap; een sociale ethiek is de hoeksteen van het verbond” (t.a.p., 478-9). Verbondspolitiek is morele politiek; het gaat om ideeën over plicht en verplichting. Ze zijn ook verweven met een bepaalde kijk op de geschiedenis van de natie, wier lot wordt gezien als een weerspiegeling van het succes of de mislukking ervan bij het respecteren van de voorwaarden die door de oprichters zijn gesteld.
Slechts één volk in de moderne tijd heeft zijn politiek geconstrueerd in termen van een verbond, namelijk de Verenigde Staten, waarvan de Puriteinse stichters onder de indruk waren door de ideeën van Dewariem, en die zich tot op de dag van vandaag in deze termen blijven zien. Enkele jaren geleden deed ik bij het schrijven van mijn commentaar op de Haggada een opmerkelijke ontdekking (geholpen door de inzichten van de Amerikaanse socioloog Robert Bellah: zie zijn Beyond Belief en The Broken Covenant). Zoiets als Hakheel bestaat nog steeds. Het wordt een Amerikaanse Presidentiële Inaugurele Toespraak genoemd.
Wat een Amerikaanse president in een Inaugurele Toespraak doet, is herkenbaar in de traditie van Josjijahoe en Ezra in bijbelse tijden. Hij vat de geschiedenis van de natie samen. Hij spreekt over de principes en idealen waarop het is gebaseerd (meest beroemd natuurlijk in een rede die geen Inaugurele Toespraak was, Lincoln’s Gettysburg Address: “Zevenentachtig jaar geleden brachten onze vaders op dit continent, een nieuwe natie voort, geformuleerd in Vrijheid, en toegewijd aan de stelling dat alle mensen gelijk geschapen zijn”). Hij bespreekt de uitdagingen waarmee de natie wordt geconfronteerd als het trouw wil blijven aan die idealen. En ongeacht of de president nu persoonlijk religieus is of niet, zal de toespraak religieus van toon zijn, bijbels van taal en expliciet of impliciet een verwijzing naar G-d bevatten.
Hier is bijvoorbeeld John F Kennedy in 1961:
De wereld is nu geheel anders. Want de mens houdt in zijn dodelijke handen de macht om alle vormen van menselijke armoede en alle vormen van menselijk leven te verwijderen. En toch zijn dezelfde revolutionaire overtuigingen waarvoor onze voorouders vochten nog steeds overal ter wereld aan de orde – de overtuiging dat de rechten van de mens niet komen uit de vrijgevigheid van de staat, maar uit de hand van G-d.
En dit, Lyndon Baines Johnson in 1965:
Ze kwamen hier – de balling en de vreemdeling, dapper maar bang – om een plek te vinden waar iemand zichzelf kon zijn. Ze sloten een verbond met dit land. Ontworpen in gerechtigheid, geschreven in vrijheid, verbonden in eenheid, was het op een dag bedoeld om de verwachtingen van de hele mensheid te inspireren; en het bindt ons nog steeds. Als we ons aan zijn voorwaarden houden, zullen we floreren.
Hier is Ronald Reagan, in 1985:
Geschiedenis is een lint, dat zich altijd ontrold; geschiedenis is een reis. En terwijl we onze reis voortzetten, denken we aan degenen die voor ons reisden. . . Want al onze problemen, onze verschillen, zijn we samen als vanouds, terwijl we onze stem verheffen tot de G-d die de Auteur is van deze meest tedere muziek. En moge Hij ons blijven vasthouden terwijl we de wereld vullen met ons geluid – geluid in eenheid, genegenheid en liefde – één volk onder G-d, toegewijd aan de droom van vrijheid die Hij in het menselijk hart heeft geplaatst, nu een beroep doend om die droom door te geven aan een wachtende en hoopvolle wereld.
En dit, George W. Bush in 2005:
Amerika’s vitale belangen en onze diepste overtuigingen zijn nu één. Vanaf de dag van onze Oprichting hebben we verkondigd dat elke man en vrouw op deze aarde rechten, waardigheid en ongeëvenaarde waarde heeft, omdat ze het beeld dragen van de Maker van hemel en aarde. Van generatie op generatie hebben we de noodzaak van zelfbestuur verkondigd, omdat niemand geschikt is om een meester te zijn, en niemand verdient het om een slaaf te zijn. Het bevorderen van deze idealen is de missie die onze natie heeft gecreëerd. . . De geschiedenis kent een eb en vloed van gerechtigheid, maar de geschiedenis kent ook een zichtbare richting, bepaald door vrijheid en de Auteur van de Vrijheid.
In geen enkel ander land spreken politieke leiders in deze termen (degene die het dichtst bijkwam was Václav Havel, president van de Tsjechische Republiek). Amerikaanse presidentiële inaugurele redes vanaf 1789 tot nu worden het best begrepen als een voortgezet commentaar op het boek Dewariem, en als een seculiere tegenhanger van het gebod van Hakheel.
Wat Mosje zo duidelijk begreep, is dat een natie die haar doel van waar het om gaat verliest, niet kan overleven. Het doel komt niet uit het niets. Het wordt gevormd door historici en profeten; onderwezen in scholen en huizen; herhaald in gebed; symbolisch uitgevoerd in rituelen; en periodiek herleefd in Hakheel-achtige momenten. Het is in wezen religieus, want zo niet, dan wordt het (zoals wijlen Jesjajahoe Leibowitz niet naliet ons eraan te herinneren) afgoderij – een natie die zichzelf aanbidt. Het klinkt misschien vreemd, toch geloof ik echt dat het vinden van een eigentijds equivalent van Hakheel onze meest dringende taak is om vrije samenlevingen te laten overleven.