Rabbijn Adin Steinsaltz z.l., de Talmoed-vertaler

De Talmoed is het hart van de Joods-rabbijnse literatuur. Tegelijkertijd is het moeilijk te bestuderen. Het is een zeer omvangrijk boek van duizenden pagina’s geschreven in het Aramees, een taal die verder nauwelijks wordt gehanteerd en op een wijze geredigeerd dat de tekst voor de ongeoefende qua structuur moeilijk is te doorgronden. Adin Steinsaltz, de rabbijn die van de zomer in Israel overleed, heeft er zijn levenswerk van gemaakt om de Talmoed van een toelichtende vertaling te voorzien in modern Hebreeuws. Voor het eerst werd daarmee de inhoud van de Talmoed ontsloten voor een breed publiek.

Door rabbijn Lody B. van de Kamp (BEd.)

Op 7 augustus jl., 17 Menachem Aw, overleed in Jeruzalem rabbijn Adin (Even-Israel) Steinsalz. Rabbijn Steinsaltz werd vooral beroemd vanwege zijn magnum opus, de vertaling van de volledige Babylonische Talmoed in Modern-Hebreeuws. Later volgden ook vertalingen in het Engels, Frans, Russisch en Spaans. Maar door hem alleen als vertaler van dit monumentale werk te zien zouden wij hem ernstig te kort doen. Als een trouwe volgeling van de Lubavitcher Rebbe, rabbi Menachem Schneerson z.l., gaat hij de geschiedenis in als een rabbijn zowel binnen de Chabad-gemeenschap als daarbuiten, als kenner van het Chassidisme, docent, filosoof, schrijver, spreker en publicist.

Van zijn hand verschenen behalve de Steinsaltz-Talmoed, een zestigtal andere werken op het gebied van Talmoedica, mystiek, filosofie, Joodse geschiedenis en al die andere vakgebieden waar hij heel erg in thuis was. In 1980 verscheen zijn klassieke werk over de Kabbala ‘De dertienbladige roos’ dat in acht talen waaronder het Nederlands is vertaald.

Tijdens zijn leven ontving Steinsalz in 1988 de prestigieuze ‘Israel Prize for Jewish Studies’. Daarna volgde in 2012 uit de hand van de president van de Staat Israel Shimon Peres, de ‘Presidents Prize’.  Nog vele andere erkenningen zouden volgen. Adin Steinsaltz is 83 jaar geworden.

De Talmoed
In 1965 zette hij zich aan het vertalen en becommentariëren van de Aramese tekst van de Babylonische Talmoed. Bijna een halve eeuw later, in 2010, verscheen het laatste deel.
Al direct aan het begin van deze taak kreeg de toen nog jonge rabbijn Steinsaltz te maken met ingewikkelde vraagstukken.  Allereerst de vraag hoe zijn Talmoed er uit zou moeten zien. Hij moest op elke pagina, de Talmoed-tekst geplaatst zien te krijgen, de gangbare commentaren van Rasjie en de Tosafisten[1] die bij deze pagina horen, enkele van de gangbare sub-commentaren en dan natuurlijk zijn vertaling en de toelichting op de vertaling.
Om dit mogelijk te maken, met de toch nog wat beperkte drukmogelijkheden die de rabbijn toen ter beschikking stonden, was hij gedwongen afscheid te nemen van de originele bladspiegel van de traditionele uitgaven van de Talmoed met haar specifieke paginanummering en pagina-indeling. De traditionele Talmoed-uitgaven hanteren een bladspiegel van de uitgave die ooit werd gedrukt in Vilnius in de periode 1870-1880.
Deze afwijking  kwam hem meteen  op forse kritiek te staan vanuit een deel van die gemeenschap waar Talmoedstudie tot de dagelijkse bezigheden werd beschouwd. Deze afkeuringen en negatieve beoordelingen weerhielden hem echter niet. Rabbijn Steinsaltz was niet alleen een volgeling van de Lubavitcher Rebbe, hij had ook een hechte band met de Rebbe. Deze stond hem met raad en daad bij over hoe om te gaan met de kritiek en gaf hem ook de praktische aanwijzingen over het invullen van de veranderde bladspiegel [2].

Vertalen
Het was 1965. Het laten verschijnen van een nieuwe soort uitgave van een Talmoed was een progressieve gedachte die zeker binnen de Tora-wereld geen grote bijval kreeg. Ook met de steun van de Rebbe bleef de kritiek aanhouden. Soms leek het of het aloude conflict tussen de wereld van het Chassidisme en de Mitnagdim, de traditionele tegenstanders van die stroming, over de rug van rabbijn Steinsaltz nieuw leven werd ingeblazen. Maar dat was niet het enige.

In datzelfde jaar waarin rabbijn Steinsaltz zich aan zijn levenswerk zette bevond ik mij in een van de Litouwse Talmoedscholen in Groot-Brittannië. Daar, zo herinner ik mijn heel goed, golden twee strenge regels. De eerste regel was dat binnen het Beth Hamidrash, de studiezaal, vertalingen van de Tenach, de Mishna, de Talmoed en al die andere onderdelen van de klassiek-Joodse bibliotheek op geen enkele wijze werden getolereerd. Dit voorschrift bestond niet omdat er werd getwijfeld aan de juistheid van de vertalingen. Het nauwlettend naleven van deze regelgeving was bedoeld om ons, jonge studenten, te dwingen de nodige kennis zelf eigen te maken door op de originele teksten te ploeteren in plaats van gemakkelijk toegankelijke vertalingen te gebruiken. Zo vergaarde je kennis!

Regel twee was dat wij ons tot in het uiterste moesten concentreren op de bestaande bladspiegel van zowel de hoofdtekst van de Talmoed als op de begeleidende teksten van de commentaren en sub-commentaren op de pagina. Tijdens de wekelijkse overhoringen werd ons uit het hoofd gevraagd naar de derde regel van het commentaar van Rasjie op de bladzijde of wat de inhoud van het commentaar van Tosefot rechts in het midden van de pagina inhield. Tot en met vandaag ben ik dankbaar dat wij op deze wijze getraind werden. De kennis die wij zonder beschikbare vertaling opdeden was zelf vergaarde kennis en bleef dus ook veel langer bij. En de bladspiegel werd ons op deze manier in het hoofd geprent, om eigenlijk nooit weer te vergeten.
Dit was de derech, de weg, in onze Jesjiva, de Talmoedschool.

Andere vergelijkbare instituten en richtingen binnen het orthodoxe Jodendom, niet minder zwaar in kaliber, richten zich er echter veel meer op om de Joodse gemeenschap die wat verder afstond van de klassieke Talmoedstudie de mogelijkheid te bieden zich Joodse kennis eigen te maken. Rabbijn Steinsaltz, geïnspireerd door de Lubavitcher Rebbe, probeerde dan ook juist die gemeenschap te faciliteren met zijn nieuwe uitgave die veel toegankelijker bleek dan de gangbare edities. En dat is rabbijn Steinsaltz heel goed gelukt. Ook wanneer dit ten koste moest gaan van de bestaande bladspiegel die het al honderd jaar had uitgehouden.

Gaandeweg het tot stand komen van de Steinsaltz-Talmoed werd zijn uitgave ingehaald door een nieuw initiatief. En dat is de uitgave die wereldwijd mogelijk meer bekendheid is gaan genieten dan de ‘Steinsaltz’ ooit heeft gekregen. Het is de Artscroll Talmoed. Ook met een vertaling en uitleg daarop. Maar, anders dan de Steinzaltz, heeft zij geen concessie hoeven te doen aan het zichtbaar houden van de traditionele bladspiegel. Door een ingenieus systeem heeft de lezer op elk moment van studie de originele bladspiegel voor zich.

Rabbijn Steinsaltz klaagt al in 1965 dat de drukmethodiek nog zo primitief is dat hij geen mogelijkheid ziet om het klassieke model van de Talmoed in combinatie met zijn vertaling ernaast te handhaven. Zo was hij een kind van zijn tijd en zo werd de Artscroll het product van haar tijd. Wat Steinsaltz niet lukte, lukte Artscroll in 1990, dus 25 jaar later, wel.

Terugdenkend aan het stringente gezag van mijn rebbe in mijn Talmoedschool met betrekking tot de vertalingen en de bladspiegel-kennis ben ik er wel van overtuigd dat de Steinsalz editie haar weg nooit had kunnen vinden naar onze studiezaal. Maar datzelfde lot zou ook de Artscroll beschoren zijn geweest. Geen vertaling in huis is geen vertaling in huis. We leven nu in andere tijden. De situatie van kennis in de wat wijdere Joodse gemeenschap is er ook de afgelopen decennia niet beter op geworden. Daarom, juist door het verschijnen van werken die de toegankelijkheid vergroten, blijkt inderdaad dat Talmoedstudie niet langer alleen maar beschikbaar is voor diegenen die hun tijd kunnen doorbrengen binnen de muren van de leerhuizen. Ook ver daar buiten buigt de gemeenschap zich steeds meer over de oude Joodse wijsheden. Het is de pioniersverdienste van rabbijn Steinsaltz die dit voor dat brede publiek in eerste instantie weer mogelijk heeft gemaakt.

Natuurlijk bestonden er al eerdere vertalingen. De vooroorlogse Duitse vertaling van rabbijn Lazarus Goldschmidt en de Engelse Soncino-vertaling van rabbijn Isidore Epstein gingen Steinsaltz lang voor. Maar daarbij gaat het om werken van ‘alleen maar’ de vertaling, zonder de noodzakelijk uitleg en verklaringen.

Advies
Rabbijn Adin  Steinsaltz was op velerlei gebied een genie. Maar hij kende momenten dat hij het moeilijk had. Te veel werk lag er op zijn schouders te midden van de oppositie die het hem lang niet altijd makkelijk maakte. Tijdens een van die momenten wendde hij zich tot de Rebbe. Hij wilde toch wel iets van zijn dagelijkse bezigheden laten vallen. Maar welke? Zijn inspirerende voordrachten? Het schrijven van zijn waardevolle artikelen? Het publiceren van zijn volgende boek? Zijn vertaalwerk van de Talmoed? De Rebbe, rabbijn Menachem Mendel Schneerson, had zijn klassieke antwoord klaar voor de man die zo ontzettend veel kon bereiken “Ga verder met alles waar je nu mee bezig bent en probeer nog wat meer te doen”. Als trouw volgeling van de Rebbe nam hij ook deze raad ter harte.  En daarvan plukken zijn generatie en al die generaties die er nog zullen komen de zoete en bezielende vruchten.

Moge zijn ziel gebundeld worden in de bundel van het Eeuwige leven.

Eerder geplaats in Joods Actueel.


[1] De klassieke commentaren op de Talmoedtekst

[2] Here’s my story 2020, Jewish Educational Media

Reacties zijn gesloten.