Joods monument Amstelveen herstelt een historische omissie

Het monument ‘Nooit meer teruggekomen’ herstelt een historische omissie. Dat zei David Serphos, een van de twee projectleiders, bij de onthulling van het monument voor de 166 Joodse oorlogsslachtoffers. Het monument is onthuld op 24 september en staat in de bocht van de Amsterdamseweg en de Prinses Beatrixlaan in het noorden van Amstelveen.

Burgemeester Haspels
Serphos: “De wederopbouw stond voorop. Vrijwel niemand – behalve de Joden zelf – hield zich bezig met het lot van de teruggekeerde Joden en minder nog met de Joden die na uitsluiting uit de samenleving, vervolging en uiteindelijk deportatie waren vermoord. Het monument staat tegenover het toenmalige woonhuis van burgemeester Gerrit  Haspels. Serphos: “Burgemeester Haspels had op 10 mei 1945 zijn plek weer ingenomen in het raadhuis. Drie jaar eerder, in 1942, was hij door de bezetter ontslagen vanwege zijn verzet tegen de deportatie van Joden. Dezelfde Joden die in de toespraken in de jaren na de oorlog en in de annalen van onze gemeente zo pijnlijk ongenoemd zijn gebleven.

26 moedige Amstelveners
Toen eind 1945 werd besloten tot de oprichting van een herdenkingsmonument voor de Amstelveense slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog, werd in het Amstelveens Weekblad van 3 mei 1946 gesproken over “hen die vrijwillig hun leven geofferd hebben voor de goede en rechtvaardige zaak des vaderlands… ónze doden… die óf in de vierdaagse strijd van mei 1940 óf in het vijfjarig verzet hun leven voor ons allen hebben gegeven.” De 166 Amstelveense Joden bleven onvermeld. Op het monument, dat in 1950 werd onthuld werden 26 namen van gesneuvelde, moedige Amstelveners gegraveerd.”

Toedekken
Ook aan het einde van de jaren ’80 bleven de Joodse slachtoffers uit Amstelveen vergeten. Serphos: “Het gemeentebestuur van Amstelveen verstrekte een onderzoeksopdracht om – en ik citeer burgemeester Otto van Diepen – “het zwarte gat in de geschiedschrijving van Amstelveen te vullen”. Dit leidde tot een meer dan 600 pagina’s tellend boek: Jaren van Verduistering; De bezettingstijd in Amstelveen. Wie daarin zoekt naar een redelijke beschrijving van de lotgevallen van de Amstelveense Joden tijdens die bezettingstijd kan lang zoeken. De lezer wordt er niets wijzer van. Het toedekken van die zwarte bladzijde duurde tot 2015, toen burgemeester Mirjam van ‘t Veld tijdens een bijeenkomst met bestuursleden van de Stichting Amstelveen Oranje een prangende vraag stelde over de vermoorde Joodse buren in haar gemeente. Het leidde tot het project ‘Nooit Meer Teruggekomen’ en uiteindelijk, vijf jaar later, tot het monument met de gelijkluidende naam officieel werd onthuld. 75 jaar na dato.”

Buren dus
Het monument herdenkt Amstelveners, stadsgenoten, buren dus, die zijn vermoord, in concentratiekampen werden vergast. Serphos: “Die harde werkelijkheid moeten we ons goed realiseren. Maar vooral dat die gruwelijke genocide, die moordmachine die werd ingezet tegen Joden omdat zij Joden waren, niet van de ene dag op de andere een feit was. Zoals Koning Willem-Alexander op 4 mei van dit jaar zo treffend zei: “Sobibor begon in het Vondelpark; met een bordje ‘Voor Joden verboden’.”

Uit deze gemeente werden 166 buren vermoord. Ze woonden aan de Amsterdamseweg, aan de Bos en Vaartlaan, de Handweg, de Keizer Karelweg, de Randwijcklaan, het Catharina van Clevepark, de Van der Hooplaan en al die straten, wegen en pleinen waar we vandaag nog langs lopen, fietsen en rijden. Buren die vertrokken om nooit meer terug te komen. Vermoord.

Amstelveen joods monument

Ingetogen en indrukwekkend
Hun namen zijn voortaan te zien zijn op het ingetogen en tegelijkertijd indrukwekkende monument, ontworpen door stadgenoot Piet Cohen, die zelf de oorlogsjaren als kind in de onderduik doorbracht. Bij de onthulling was namens het Nederlands-Israëlitisch Kerkgenootschap voorzitter Joop Elzas aanwezig. Ook de rabbijn van Amstelveen Hans Groenewoudt, en zijn voorganger rabbijn Ies Vorst uit Amstelveen, Fred Kijl, voorzitter van het sjoel Amstelveen-bestuur en rabbinaatssecretaris Shmuel Katz woonden de onthulling bij. Er waren ook Joodse overlevenden uit Amstelveen en enkele nabestaanden van Amstelveens-Joodse slachtoffers bij de onthulling aanwezig. Een van degenen die de namen voorlas was Joodse jongere Jara Zurr, voorheen kinderburgemeester van Amstelveen. Het herdenkingsgebed werd voorgedragen door chazzan Sacha van Ravenswade.

Serphos: “75 jaar na dato wordt met dit monument een deel van het door burgemeester Van Diepen genoemde zwarte gat in de geschiedschrijving van Amstelveen alsnog gevuld. En wordt de nagedachtenis van 166 stadsgenoten recht gedaan. U, burgemeester, heeft met deze onthulling vandaag een historische omissie hersteld. Dank daarvoor.”

Serphos riep op om jaarlijks op Jom Hasjoá – de Dag van de Holocaust – bij dít monument ‘Nooit Meer Teruggekomen’ bijeen te komen om de slachtoffers te herdenken van de Jodenvervolging, in Amstelveen, elders in dit land en in Europa.

Burgemeester: ‘ze speelden samen op straat’
“De mensen die uit Amstelveen, toen nog Nieuwe-Amstel, werden gedeporteerd en vermoord in de concentratiekampen waren namelijk buurtgenoten, mensen die bij u en bij mij in de straat hadden kunnen wonen. Hun kinderen zaten in de klas bij andere kinderen uit de buurt, ze speelden samen op straat. Tot zij stap voor stap, steeds meer, uit het openbare leven werden geweerd. Tot zij er opeens niet meer waren.” Dat zei burgemeester Tjapko Poppens voordat hij het Joodse oorlogsmonument onthulde. “Het vond zo dichtbij plaats, op klaarlichte dag, onder onze neus, in onze eigen straat. Uit Amstelveen werden 166 Joodse mensen weggevoerd. Zij kwamen nooit meer terug.” Poppens stelde de vraag hoe dit heeft kunnen gebeuren? “Wat was onze rol hierin? Het zijn moeilijke en pijnlijke vragen.” Poppens: “Misschien moesten er een paar generaties over heen gaan voordat we deze vragen durfden te stellen.” Net zo goed als er een paar generaties overheen zijn gegaan voordat Amstelveen behoorlijk aandacht is gaan besteden aan het feit dat jaar Joden uit het midden van de Amstelveense samenleving zijn weggerukt en nooit zijn herdacht.

Weinig aandacht
Poppens constateerde “In het na-oorlogse Amstelveen was er, net als in de rest van Nederland, weinig aandacht voor de Joodse oorlogsslachtoffers. Dat veranderde pas in 2015, toen de toenmalige burgemeester Mirjam van ’t Veld samen met stichting Amstelveen Oranje, het project ‘Nooit meer teruggekomen’ startte.” Daarbij moet wel worden opgemerkt dat elders in Nederland het proces om de lokale Joden ook lokaal expliciet te gedenken veelal vele jaren eerder dan 2015 op gang is gekomen. Dat dit in Amstelveen zo lang heeft moeten duren is des te pijnlijker nu het de enige gemeente van Nederland is waar de Joodse bevolking in aantal zo sterk is gegroeid. Daar heeft Poppens duidelijk oog voor bleek uit zijn slotwoord: “In Amstelveen woont anno 2020 een grote, diverse Joodse gemeenschap. Het is belangrijk dat zij zich veilig en onderdeel voelen van onze stad. Daarom moeten wij het verhaal van de Jodenvervolging en de Holocaust blijven vertellen. Aan alle Amstelveners, want het ging om je buurman of buurvrouw, het jongetje op de hoek dat je beste vriendje was. Het ging om inwoners van Amstelveen, net als u. Het was zo angstaanjagend dichtbij.”

Reacties zijn gesloten.