We hebben de feestdagen achter de rug. De vreugde, de euforie is voorbij. We gaan de gewone wereld weer in – voor zover de Corona-pandemie het toelaat om ons in de wereld te bewegen. In ieder geval gaan we ons vooral weer met het alledaagse bezighouden en laten we de sfeer van de feestdagen achter ons. Dan hebben we de neiging om terug te kijken. Maar pas op… terugkijken is een gedraging met valkuilen. Daarover, over terugkijken, spreekt het boek Kohelet (Prediker) dat we op Sjemini Chag Ha’atseret hebben gelezen, aan het einde van de feestdagen-cyclus.
Ruben Vis
In het boek Kohelet lezen we: Al tomar, meh haja sjehajamiem harisjonim hajoe tovim me’eele, kie lo meechochma sja’alta al ze – zeg niet: wat in vroegere dagen gebeurde, is beter dan nu; zoiets vraag je niet uit wijsheid.
Chochma, wijsheid, daar wordt in Kohelet mee bedoeld de waarheid te zoeken. Zie bijvoorbeeld zin 13 van het eerste hoofdstuk: venatati et libie lidrosj velatoer bachochma – ik nam mij voor om te zoeken en te onderzoeken (latoer, zoals de verspieders, daar komt voor het woord ‘latoer’) bachochma – in wijsheid.
Dus als je zegt: meh haja sjehajamiem harisjonim hajoe tovim me’eele – wat in vroegere dagen gebeurde, is beter dan nu, dan ben je niet echt op zoek naar het antwoord hoe het komt dat alles vroeger beter was. Je bent gewoon aan het klagen. Kie lo meechochma sja’alta – wat je dan zegt, wat je je dan afvraagt, dat zeg je niet meechochma, uit wijsheid. Vroeger was alles beter, althans dat beweer je, dat denk je wellicht echt. Maar is het ook zo?
Rabbiner Samson Raphael Hirsch, de negentiende-eeuwse leider van de Duitse Trennungsorthodoxie, leidt de betekenis van de feestdag Sjemini Atseret af uit het woord atseret, ‘verzamelen’ of ‘opslaan’. Dienovereenkomstig moeten we op deze extra laatste feestdag, de gevoelens van dankbaarheid en toewijding opslaan die we tijdens de hele periode van feestdagen hebben verworven; er gaan bijna twee maanden voorbij voordat we weer een feestdag vieren: Chanoeka. Opslaan, je gevoelens opslaan, dat is wat Rabbiner Hirsch zegt. En dat is wat aansluit op wat we in Kohelet lezen. Niet terugkijken en zeggen dat het vroeger allemaal beter was. Had je toen je gevoelens waarachtig op kunnen slaan, dan had je nu deze bewering niet gedaan.
De Tora geeft ons daar ook een voorbeeld van. We herinneren ons de vis die we aten in Egypte, de komkommers, de meloenen, het look – wat dat dan ook mag zijn geweest, de uien en de knoflook. (Bemidbar 11:5). Hebben de Joodse slaven dat werkelijk te eten gekregen in Egypte. Ze aten toch matzes – Lechem Onie?! Wat kregen ze al? Ze kregen zelfs geen stro om er de tichelstenen mee te maken lezen we in Sjemot (5:16). De Joden in de woestijn schilderden de geschiedenis veel mooier voor dan dat die in werkelijkheid is geweest. Ze keken klagend terug.
Kohelet, een boek vol levenslessen, geeft ons hier een les in terugkijken. Als je omkijkt, probeer dan de werkelijkheid te zien en niet ten onrechte te mopperen over het heden omdat het verleden zo mooi is geweest.
Dit is een universele les en daarmee zeker ook een les voor ons vandaag. We zaten in de Tisjrie-feestdagen in een veel sterkere Joodse bubbel dan gedurende de rest van het jaar. Nadat de feestdagen voorbij zijn, stappen we weer uit die bubbel het gewone, dagelijkse, universele leven in. We zijn allemaal geneigd om te mopperen over hoe we het hebben en terug te kijken op betere tijden van voorheen. Maar Kohelet zegt: kijk terug naar de werkelijkheid en probeer verstandig te zijn.
Verstandig zijn is niet gemakkelijk, maar een moeilijke bezigheid die G’d de mensen heeft gegeven. Kohelet: inyan ra natan Elo-k- iem livenee adam la’anot bo – Een slechte of moeilijke zaak, een moeilijke opdracht, is het die G’d aan de mensen heeft gegeven om aan te voldoen. Toch is dat wat van ons wordt gevraagd. Nu de feestdagen voorbij zijn, weer met het volle verstand de komende periode in, minder mopperen, minder klagen – een gezonde winter gewenst.