Parsja Chajee Sara 5781

Opperrabbijn mr. drs. R. Evers

Bereesjiet/Genesis 23:1-25:18

“En de leeftijd van Sara was 127 jaar; dit waren de levensjaren van Sara” (Bereesjiet 23:1)

Toen Sara hoorde dat haar zoon bijna geslacht werd, slaakte ze zes kreten, die nog steeds de basis vormen voor de zes (minimaal) verplichte sjofartonen op Rosj Hasjana. Sara was één van de zeven profetessen (Mirjam, Dewora, Channa, Awigaïl, Choelda en Esther kwamen na haar). Bij de hespeed (treurrede) sprak Awraham het Eesjet Chajiel (letterlijk: een geweldige vrouw) uit, dat wij nog steeds elke vrijdagavond zingen als loflied op moeder Israëls. Sara was inderdaad een heel bijzondere first lady geweest. Rasjie (op pasoek 24:67) legt uit, dat er de hele week in haar spirituele verdiensten lichten brandden in haar tent, de zegen in het deeg nooit stopte en er boven haar tent continu een wolk van G’ddelijke majesteit hing als teken van haar tsidkoet (oprechtheid). G’d had direct met haar gesproken en Awraham opdracht gegeven naar haar te luisteren. Zelfs Engelen luisterden naar haar. Toen zij geschaakt was door Farao, gaf zij opdracht het huishouden van Farao te slaan met builen, hetgeen ook direct gebeurde.

“Dat Efron mij zal geven de spelonk Machpela, die van hem is, die op het einde van zijn veld is” (23:9)  

Wat was deze Machpela? Volgens Rasjie (1040-1105) was het een huis met een verdieping erop (Machpela komt van de stamwoord dubbel – een dubbel huis dus). Dit betekent dat het land en de spelonk genoemd werden naar een belendend perceel, dat opvallend was. Maar een andere verklaring wil dat Machpela een dubbele begraafplaats was voor vier echtparen (Adam en Chawa en drie Aartsvaders en –moeders). Wat trok Awraham in deze spelonk? Toen hij voor zijn drie gasten een var (koe) wilde slachten, rende het dier weg en sprong het de Machpela in. Een heerlijke geur uit de Gan Eden vulde de ruimte. Awraham ontwaarde daar een licht en begreep dat daar de ingang tot het Paradijs was. Daarom wilde hij het als begraafplaats kopen.

“Voor het volle geld” (23:9)

De spelonk de Machpela kocht Awraham van Efron voor 400 grote sjekaliem. Awraham betaalde met de beste munten, die overal courant waren. Rasjie verwijst hierbij naar de plaats van het Beet Hamikdasj (Tempel), die uiteindelijk door koning David van Arawna, de Jebusiet, gekocht werd. Ook toen werd betaald met geld dat door alle handelaren geaccepteerd werd. Ja’akov kocht een veld bij Chewron voor 100 Kesjieta. Hoewel deze drie plaatsen – de Machpela, de Tempelberg en Chewron – duidelijk gedocumenteerd verworven werden, bestaat er tot op de dag van vandaag grote controverse over het eigendom. Chewron en de Tempelberg zijn grotendeels niet meer in onze handen (op de Har Habajiet mogen we overigens niet komen, omdat we allemaal onrein zijn, terwijl we de Tempelberg alleen maar mogen betreden als we rein zijn), de spelonk de Machpela is voor de helft in Joodse handen en voor de helft in Arabische handen. L’histoire se répète – we zijn weer geer wetosjav!

“En Awraham was oud, gekomen op dagen” (24:1)

Jitschak leek erg op zijn vader, omdat omstanders meenden dat Awraham en Sara op zo een hoge leeftijd geen kinderen meer konden krijgen. Daarom heeft  G’d Jitschak als twee druppels water laten lijken op Awraham. Maar dat had ook een nadeel. Wanneer Awraham en Jitschak ergens binnenkwamen, wist men niet wie wie was en stond men voor de verkeerde op. Toen vroeg Awraham aan G’d: “Laat mij oud worden, zodat mensen weten wie zij moeten respecteren.”  G’d willigde zijn verzoek in en Awraham werd als eerste in de menselijke geschiedenis oud. Dit was de enige reden. Awraham werd niet oud vanwege de normale ouderdom veroorzakende factoren, zoals angst, sores met kinderen, een onaardige vrouw of oorlog.

Hij nam van de kamelen van zijn heer” (24:10)

Rasjie (1040-1105) legt uit dat de kamelen van Awraham herkenbaar waren aan het feit dat ze gemuilkorfd werden. Awraham wilde niet dat ze zouden grazen in de velden van anderen en zo het verbod van diefstal zouden overtreden. In de Talmoed wordt regelmatig gesproken over het feit, dat dieren van Tsaddiekiem (rechtvaardigen) vanzelf niet van andermans velden grazen. Waarom moest Awraham zijn dieren dan muilkorven? Awraham was een man van chessed (liefde). Hij wilde, dat iedereen de zeven Noachidische geboden in acht zou nemen. Hij toonde dus aan anderen dat men zeer oppassend moet zijn om niet te stelen. Daarom muilkorfde hij zijn dieren. Hij wilde dat iedereen zag hoe zwaar het verbod van ĝezel (diefstal) is.

“Het was zo dat hij nog niet uitgesproken was en Riwka kwam naar buiten” (24:15)

De Tora vertelt uitgebreid over de ontmoeting tussen Eliëzer en Riwka en geeft aan hoe de Hasjĝacha (Voorzienigheid) werkt. G’ds wereldleiding is verborgen. Velen stellen hierbij vragen, alsof er ‘geen leider voor de wereld’ zou zijn. Toch zijn er verschillende levensgebieden waar men nog steeds een duidelijke sturing van Boven voelt. De Talmoed (B.T. Ta’aniet 4a) stelt, dat drie mensen HaSjeem a.h.w. uitgedaagd hebben op een wijze, die G’d eigenlijk niet welgevallig was. Eliëzer stelde eigenlijk een onbetamelijk ultimatum aan G’d: ”En het zal zijn: het meisje tot wie ik zeggen zal: neig toch uw kruik, opdat ik drinke en die zeggen zal: drink en ook uw kamelen zal ik te drinken geven – haar hebt U bestemd voor uw dienaar Jitschak” (24:14). Stel, dat het meisje om welke reden dan ook geen gunst had gevonden in de ogen van Jitschak. Toch honoreerde G’d Eliëzers verzoek – omdat een meisje, dat geheel vrijwillig voor een totaal vreemde zo’n 400 liter water schept wel iets heel bijzonders moet zijn. Riwka verscheen op het wereldtoneel; zij was inderdaad de perfecte sjiddoech.

Koning Sja’oel beloofde iedereen, die Goliat zou verslaan de hand van zijn dochter Michal. De held had ook een rasja kunnen zijn. Maar Sja’oel besefte, dat de overwinnaar zodanig grote zechoejot (verdiensten) moest hebben, dat hij dit risicoloos kon toezeggen.

Alleen Jiftach raakte in de problemen toen hij – na afloop van de oorlog met de Ammoniet – beloofde `het eerste, dat uit zijn huis zou komen” te offeren. Hij had er rekening mee moeten houden, dat er ook een chazzer (varken) uit zijn huis had kunnen  komen (bij een gelofte eist de halacha – Joodse wet – dat men zeer oppassend is). Daarom werd Jiftach onaangenaam verrast toen zijn dochter het eerst zijn huis uitstapte!

Met de Brisker Rav kan men ook een iets andere nuance benadrukken, dat Eliëzer niet op wonderen wilde vertrouwen maar door zulke hoge eisen te stellen precies wilde nagaan of dit de geschikte partner was voor Jitschak. De Brisker Rav leidt hieruit af dat men bij een sjiddoech (verloving, aanstaande partner) niet op tekenen uit de Hemel vertrouwt. Zelfs wanneer er duidelijke wonderen gebeuren is dit geen aanwijzing dat dit de toekomstige partner is. Men moet de zaak tot op de bodem onderzoeken.

“Gouden neusring, een bèka was zijn gewicht” (24:22)


Rasjie legt uit dat Eliezer hiermee een hint gaf aan Riwka over de toekomstige sjekaliem (munten) die de Joden zouden geven, per persoon één bèka. Waarom wordt hier bij het huwelijk van Riwka en Jitschak een aanduiding gegeven over de halve sjekel die de Joden later in de woestijn zouden geven ter financiering van de gemeente-offers? Het antwoord luidt dat de halve sjekel door iedereen gelijk werd gegeven. Arm en rijk gaven ieder even veel. Hiermee is duidelijk dat deze mitswa voor alle mensen gelijk was. Waar het bij de halve sjekel met name om ging, was de overgave waarmee het gegeven werd. De vreugde, liefde, devotie en het enthousiasme waarmee de halve sjekel geschonken werd, dát was bepalend voor de waarde ervan. In de emotie is iedereen verschillend en afhankelijk van ons religieus niveau is ook onze simche, vreugde. Eliëzer gaf aan Riwka prachtige cadeaus van zilver en wilde daarmee aangeven, dat de objecten zelf niet de hoofdzaak waren. Waar het met name om ging was het spirituele gedeelte van het geschenk. Juist de geestelijke aspecten van onze aardse handelingen bepalen ons niveau.

“En Awraham nam nogmaals een vrouw, wier naam Ketoera was” (25:1)

Deze Ketoera was eigenlijk Hagar. Maar ze wordt Ketoera (van ketoret – wierook) genoemd omdat zij zo goed was en haar daden zo aangenaam waren als wierook. Nadat zij bij Awraham was weggestuurd, was ze nooit hertrouwd. Het is een mitswa (voorschrift) om te proberen te hertrouwen met een vrouw, waarvan men eerder gescheiden was (machzier geroesjato). Toen Eliëzer in opdracht van Awraham op reis ging om voor Jitschak een vrouw te zoeken, ging Jitschak op reis om voor Awraham een vrouw te zoeken omdat hij het ongepast vond, dat zijn vader ongehuwd zou blijven terwijl hij binnenkort zelf zou trouwen. Het is bovendien een mitswa om – ook op oudere leeftijd (Awraham was toen 140 jaar) – nog te trouwen en kinderen te krijgen. Men kan namelijk nooit weten welke kinderen `beter’ zullen zijn, de eerdere of de latere. Ook moet men altijd blijven leren. Men weet nooit welk `lernen’ beter is, het eerdere of het latere. Rabbi Akiva ervoer dit aan den lijve: zijn eerste 24.000 leerlingen stierven allemaal in de Omertijd, tussen Pesach en Sjawoe’ot. Later leidde hij nog zeven talmidiem op – Rabbi Meir, Rabbi Jehoeda, Rabbi Jose, Rabbi Sjimon, Rabbi Elazar ben Azarja, Rabbi Jochanan haSandlar en Rabbi Eliezer ben Ja’akov. Deze grote Rebbes zorgden ervoor, dat de Tora in die moeilijke tijd van de Romeinse overheersing verspreid werd onder Israel.

“Aan de kinderen van de bijvrouwen van Awraham gaf Awraham geschenken mee” (25:6)

In B.T. Sanhedrin 91 stellen onze Wijzen, dat Awraham de zonen die hij naar het oosten wegstuurde de naam van onreinheid  (zwarte magie) meegaf. Omdat zwarte magie – en alles wat daarmee in verband staat – verboden is, is het onbegrijpelijk dat Awraham deze kennis aan zijn kinderen meegaf. Toch had Awraham hierbij een zeer religieuze bedoeling. Hij stuurde zijn zonen naar het oosten (sommigen zeggen dat de Brahmanen afstammen van deze kinderen van Abraham), een plaats van afgodendienaren. Daar gebruikte men allerlei occulte namen, om wonderen te verrichten en deze op het conto van een afgod te schrijven. Op deze manier lieten zij de mensen geloven in afgoderij. Daarom heeft Awraham hen de occulte namen en technieken meegegeven. Iedereen moest weten dat er geen G’ddelijke kracht achter afgoderij zit maar dat de afgodenpriesters gebruik maakten van duistere, occulte krachten in de Schepping, waarmee men ook bovennatuurlijke wonderen kan verrichten.

“En toen begroeven Jitschak en Jisjmaëel zijn zoons hem (Awraham)” (25:9).

Op grond van deze volgorde (Jitschak voorop, hoewel hij de jongste was) leiden onze Chagamiem af, dat Jisjmaëel tot inkeer was gekomen en Jitschak voor liet gaan. Dit is de goede ouderdom die aan Awraham werd toegezegd. Toch is moeilijk te begrijpen hoe men enkel uit de volgorde kan afleiden, dat Jisjmaëel tesjoewa heeft gedaan en zijn slechte pad verlaten heeft.

Jisjmaëel eerde Jitschak door hem voor te laten gaan. Een werkelijke rasja (slechtaard) haat een Tsaddiek (rechtschapene). Een echte rasja zou Jitschak nooit hebben laten voorgaan. Het feit dat Jisjmaëel – ondanks het leeftijdsverschil – Jitschak toch liet voorgaan, betekende dat hij in Jitschak zijn meerdere erkende en dat hij dus zijn leven gebeterd had. Toen Jitschak nog klein was, probeerde Jisjmaëel hem zelfs te doden, omdat hij zijn erfenis dreigde weg te nemen. Een rasja minacht een Tsaddiek en zou hem nooit hebben laten voorgaan. Uit het feit dat men de Tsaddikiem eert, vindt men het bewijs dat zij geen resjaiem zijn.

Reacties zijn gesloten.